Parketnummer: 13/400356-09 (PROMIS)
Datum uitspraak: 17 juli 2009
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres], gedetineerd in het Huis van Bewaring “Havenstraat” te Amsterdam.
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 juli 2009.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie R.A. Kloos en van hetgeen door de raadsman van verdachte, mr. M.W.R. Koch, advocaat te Amsterdam, en door verdachte naar voren is gebracht.
Aan verdachte is telastegelegd dat
hij op of omstreeks 03 maart 2009 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (Apple Iphone), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met
geweld tegen die [naam 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- die [naam 1] heeft/hebben gefouilleerd en/of
- met de hand(en) in een of meer zak(ken) van die [naam 1] heeft/hebben gezeten
- die [naam 1] op het (achter)hoofd heeft/hebben gestompt en/of geslagen en/of getrapt en/of geschopt en/of
- een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp aan die [naam 1] heeft/hebben getoond en/of ter hand heeft/hebben genomen;
(artikel 312 Wetboek van Strafrecht)
hij op of omstreeks 03 maart 2009 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een zonnebril, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij ,verdachte en/of zijn mededader(s) (nadat hij/zij die zonnebril van het hoofd van die [naam 2]
had(den) gepakt en/of in een jaszak van die [naam 2] had(den) gezeten) die [naam 2] een klap in het gezicht heeft/hebben gegeven;
(artikel 312 Wetboek van Strafrecht)
hij op of omstreeks 03 maart 2009 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een mobiele telefoon en/of een portemonnee en/of een of meer andere goed(eren) van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [naam 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam 3], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan dat misdrijf de vlucht mogelijk te
maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, zich naar die [naam 3] heeft/hebben begeven, waarna hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- een of meer (broek)zak(ken) van die [naam 3] heeft/hebben doorzocht en/of die [naam 3] heeft/hebben gefouilleerd en/of
- tegen/op een oor en/of tegen/op het hoofd van die [naam 3] heeft geslagen en/of gestompt en/of de mobiele telefoon van die [naam 3] uit zijn hand(en) heeft/hebben geslagen;
(artikel 312 juncto 45 Wetboek van Strafrecht)
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Waardering van het bewijs
3.1. Ten aanzien van het onder 2, eerste en tweede cumulatief, telastegelegde
De officier heeft zich op het standpunt gesteld dat het eerste en tweede cumulatief telastegelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen en dat de verdachte van dit feit dient te worden vrijgesproken.
Met de officier van justitie en de raadsman acht rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 2, eerste en tweede cumulatief, is telastegelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
3.2. Ten aanzien van het onder 1 telastegelegde
3.2.1. Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft kort weergegeven aangevoerd dat de telastegelegde diefstal met geweld op grond van de aangifte van [naam 1] en de verklaring die verdachte ter zitting heeft afgelegd kan worden bewezen. Hieruit blijkt namelijk dat verdachte de telefoon na een worsteling heeft ontvreemd.
3.2.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat het telastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen daar verdachte heeft bekend dat hij de telefoon van [naam 1] heeft weggenomen.
3.2.3. Het oordeel van de rechtbank
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden af.
Op maart 2009 loopt [naam 1] via het Spui naar het Rokin te Amsterdam, aldaar wordt hij beroofd. Bij de beroving zijn drie daders betrokken. Hij ziet en voelt dat de dader met de witte capuchon met zijn handen in zijn zakken zit. Hij ziet dat deze jongen zijn telefoon, een Apple iPhone, pakt. [naam 1] wil naar de jongen toe lopen omdat hij zijn telefoon terug wil.
[naam 1] voelt dat hij op zijn achterhoofd een klap of een trap krijgt. Hij draait zich om en ziet dat één van de andere jongens een mes in zijn hand heeft. Met zijn andere telefoon belt hij de politie.i
Verdachte heeft verklaard dat hij samen met medeverdachte [medeverdachte] en een derde jongen bij de straatroof was betrokken. Verdachte was de enige persoon met een witte capuchon. Hij is in de zakken van aangever gegaan en heeft de telefoon van aangever weggenomen. Hij is, nadat hij was aangehouden, gevlucht en hij heeft de telefoon weggegooid in de buurt van de Haarlemmerstraat. Hij heeft geen klap, trap of mes waargenomen.ii
De beoordeling van de bewijsmiddelen
Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 telastegelegde heeft gepleegd.
4.1. Ten aanzien van het onder 1 telastegelegde
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 03 maart 2009 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (Apple Iphone), toebehorende aan [naam 1], welke diefstal werd gevolgd van geweld en bedreiging met
geweld tegen die [naam 1], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan andere deelnemers aan voormeld misdrijf het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden, dat hij, verdachte en zijn mededaders
- die [naam 1] op het achterhoofd hebben geslagen of getrapt en
- een mes aan die [naam 1] hebben getoond.
Voor zover in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
5. De strafbaarheid van het feit
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7. Motivering van de straffen en maatregelen
7.1. Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het door hem onder 1 bewezengeachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 4 (vier) maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee) jaren.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [naam 1] heeft de officier van justitie de schadepost ‘Apple iPhone 3G’ niet toewijsbaar geacht, aangezien de benadeelde partij zijn telefoon heeft teruggekregen. De officier van justitie heeft de schadepost immateriële schade toewijsbaar geacht tot een bedrag van 350,00 euro.
7.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman vindt de strafeis van de officier van justitie te hoog. Verdachte heeft spijt betuigd van zijn daad en verdient een kans om te bewijzen dat hij niet in herhaling zal vallen. Verdachte is nooit eerder voor een dergelijk delict veroordeeld. Verdachte wil in september 2009 aan een opleiding beginnen. De verdediging heeft aangevoerd dat het aandeel van verdachte hierin bestond dat hij de telefoon heeft weggenomen. Verdachte heeft geen geweld gebruikt. Gezien het voorgaande zou een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van het voorarrest met daarbij nog een voorwaardelijk deel hier op zijn plaats zijn.
Wat betreft de vordering van de benadeelde partij is de verdediging van mening dat het door de officier van justitie voorgestelde bedrag van 350,00 euro niet onredelijk is en dat verdachte bereid is om dit bedrag te betalen.
7.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een diefstal met geweld, die ’s avonds laat plaatsvond in het uitgaansgebied van Amsterdam. Het slachtoffer is uit het niets en met gebruikmaking van geweld en bedreiging met geweld van zijn telefoon beroofd. Het is algemeen bekend dat slachtoffers van dergelijke feiten daar nog lange tijd negatieve gevolgen van ondervinden, zoals angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid. Dat verdachte zelf geen geweld heeft gebruikt maakt dit niet anders. De rechtbank rekent dit verdachte aan en acht een gevangenisstraf van enige duur passend en geboden.
De rechtbank heeft bij de vaststelling van de duur van de gevangenisstraf het oriëntatiepunt behorende bij een eenvoudige tasjesroof en welke is vastgesteld door het Landelijk Overleg Voorzitters Strafsector, als uitgangspunt genomen. In strafverzwarende zin heeft de rechtbank meegewogen dat het feit op de openbare weg en in vereniging is gepleegd. Voorts weegt de rechtbank in strafverzwarende zin mee dat bij de diefstal geweld is gebruikt en er een mes is getoond. In matigende zin houdt de rechtbank rekening met de jeugdige leeftijd van verdachte alsmede met het feit dat verdachte niet eerder strafbare feiten heeft gepleegd waarvoor hij een gevangenisstraf opgelegd heeft gekregen. Een deel van de gevangenisstraf zal daarom in voorwaardelijke vorm worden opgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat om bij de straftoemeting af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd.
Ten aanzien van de benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat een deel van de vordering van de benadeelde partij [naam 1], van zo eenvoudige aard is dat dit zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit, rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank acht een deel van de vordering te weten een deel van de schadepost: immateriële schade, toewijsbaar en waardeert deze op een bedrag van € 350,00 (driehonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
Het overige deel van de vordering van de benadeelde partij, te weten het overige deel van de schadepost: immateriële schade en de schadepost: ‘Apple iPhone 3G’, is niet van zo eenvoudige aard dat dit zich leent voor behandeling in dit strafgeding. De rechtbank overweegt hiertoe dat uit het dossier is gebleken dat de benadeelde partij zijn iPhone inmiddels heeft teruggekregen. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk is. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
In het belang van [naam 1] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 2, eerste en tweede cumulatief, telastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 telastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 2 (twee) maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [naam 1], te weten een deel van de schadepost: immateriële schade, toe tot een bedrag van € 350,00 (driehonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [naam 1] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voorzover deze vordering reeds door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige, te weten het overige deel van de schadepost: immateriële schade en de schadepost: ‘Apple iPhone 3G’, niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam 1], te betalen de som van € 350,00 (driehonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, behoudens voorzover deze vordering reeds door of namens een ander is betaald bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 7 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voorzover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.W. Moors, voorzitter,
mrs. F.P. Geelhoed en G.W.A. Lamsvelt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. Verkaik, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 juli 2009.
i Een proces-verbaal van aangifte met nummer 2009058478-1 van 3 maart 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar] (doorgenummerde pag. 1 e.v.), inhoudende de verklaring van [naam 1].
ii De verklaring die verdachte ter terechtzitting van 3 juli 2009 heeft afgelegd.
Vonnis (Promis) inzake: [verdachte]
Parketnummer: 13/400356-09