Parketnummer: 13/997118-05
RK: 08/3532, 08/3533
Op de verzoeken ex artikel 89 en 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van
[verzoeker],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1957,
voor deze verzoeken woonplaats kiezende op het kantooradres van zijn raadsvrouw mr. N.W.A. Dekens, Willem de Zwijgerlaan 205, 1056 JP Amsterdam,
De beide verzoeken zijn op 1 juli 2008 ter griffie van deze recht¬bank ontvangen.
De officier van justitie heeft op 20 februari 2009 een conclusie ingediend, waarna de raadsvrouw van verzoeker, mr. N.W.A. Dekens, op 18 mei 2009 een aanvullend verzoek ex artikel 89 en 591 e.a. (de rechtbank begrijpt: 591a). Sv heeft ingediend en de officier van justitie een conclusie van dupliek d.d. 22 juni 2009.
De rechtbank heeft op 29 juni 2009 verzoeker, diens raadsvrouw en de officier van justitie in openbare raadkamer gehoord.
Inhoud van de verzoekschriften
Het verzoek op grond van artikel 89 Sv, zoals beperkt in het aanvullend verzoek van 18 mei 2009, strekt tot het toekennen van € 5.625,- voor schade die verzoeker door ondergane verzekering en voorlopige hechtenis stelt te hebben geleden.
Het verzoek op grond van artikel 591a Sv strekt tot het toekennen van een vergoeding van € 16.038,23 voor de kosten van de raadsman mr. [M]. Dit verzoek, zoals aangevuld op 18 mei 2009, strekt voorts, primair, tot een volledige vergoeding van de al gemaakte en nog te maken kosten van de verzoekschriftprocedure, dan wel subsidiair tot vergoeding van een hoger bedrag dan de standaardvergoeding, gelet op de redelijkheid en billijkheid.
De officier van justitie heeft zich primair op het standpunt gesteld dat indien de rechtbank de vordering tot onttrekking aan het verkeer van de onder verzoeker in beslag genomen goederen toewijst, verzoeker niet-ontvankelijk dient te worden ver-klaard in zijn verzoek, omdat in dat geval niet langer sprake is van een zaak waarin geen straf of maatregel is opgelegd als bedoeld in artikel 89 en 591a Sv. Mocht de rechtbank de vordering afwijzen, dan heeft de officier van justitie subsidiair naar voren gebracht dat er geen gronden van billijkheid zijn om schadevergoeding toe te kennen omdat, kort samengevat, verzoeker de voorlopige hechtenis aan zichzelf heeft te wijten, nu hij zich op zijn zwijgrecht heeft beroepen of geen aannemelijke verkla-ring heeft afgelegd over de bestaande gegronde verdenkingen tegen hem. De kosten van de raadsman [M] komen niet voor vergoeding in aanmerking, omdat geen sprake is van een gekozen raadsman in de zin van artikel 591a Sv. De officier van justitie heeft ter onderbouwing van dat standpunt verwezen naar stukken aangaande de toevoeging van mr. Kaaij aan verzoeker, waaruit naar de mening van de officier van justitie volgt dat de toevoeging van mr. Kaaij in stand is gebleven. Mocht de rechtbank van oordeel zijn dat artikel 591a Sv wel van toepassing is, dan verzoekt het Openbaar Ministerie alsnog om schriftelijke bewijsstukken waaruit blijkt dat de kosten daadwerkelijk door verzoeker zijn betaald, nu gelet op het bestaan van een Defencefund bij de Hells Angels niet vaststaat dat de kosten van de raadsman door verzoeker zelf zijn betaald.
De raadsvrouw van verzoeker brengt het standpunt van verzoeker naar voren. De raadsvrouw legt hiertoe haar pleitnotities aan de rechtbank over, welke aan deze beschikking zijn gehecht en waarvan de inhoud als hier ingevoegd geldt.
De rechtbank overweegt het volgende.
Ontvankelijkheid van de verzoeken
De rechtbank stelt voorop dat aan de vervolging van verzoeker in de zaak met par-ketnummer 13/997118-05 een einde is gekomen door de intrekking van het hoger beroep door het Openbaar Ministerie. De rechtbank constateert verder dat, in de zaak met voornoemd parketnummer, bij beschikking van heden, de rechtbank een busje traangas heeft onttrokken aan het verkeer. De rechtbank overweegt voorts dat het begrip ‘zaak’, zoals dat wordt gebruikt in artikel 591a Sv overeenkomstig vaste ju-risprudentie, de betekenis heeft van al datgene waarop het rechtsgeding betrekking heeft Naar het oordeel van de rechtbank dient deze uitleg ook te gelden voor het be-grip ‘zaak’ in artikel 89, lid 1, Sv. Om die reden dient de onttrekkingsprocedure – anders dan de raadsvrouw heeft betoogd - dan ook niet te worden beschouwd als een aparte zaak.
De rechtbank deelt het standpunt van de officier van justitie, dat gelet op het voor-gaande er geen sprake is van een zaak die geëindigd is zonder het opleggen van een straf of maatregel
Verzoeken tot schadevergoeding vanwege ondergane voorlopige hechtenis ex artikel 89 Sv en tot vergoeding van kosten ex artikel 591a Sv zijn in beginsel alleen ontvan-kelijk als is voldaan aan de voorwaarde dat de zaak is geëindigd zonder straf of maatregel. Slechts in zeer bijzondere omstandigheden zou dit naar het oordeel van de rechtbank anders kunnen zijn, zoals wanneer een verdachte afstand wilde doen van een in beslaggenomen voorwerp, maar daarvoor ten onrechte niet de kans heeft ge-kregen. In geval een verdachte heeft verklaard dat het voorwerp hem toebehoort en hij afstand wilde doen maar daartoe de gelegenheid niet heeft gekregen, kan immers worden betoogd dat het Openbaar Ministerie daarmee zich de mogelijkheid heeft ontnomen om met toepassing van artikel 116, lid 2, Sv te gelasten dat met de in beslaggenomen voorwerpen wordt gehandeld als waren zij onttrokken aan het verkeer. Het zou in een dergelijke situatie onbillijk kunnen zijn dat de alsdan noodzakelijk uit te spreken maatregel tot onttrekking in de weg staat aan de ontvankelijkheid van een verzoek tot schadevergoeding.
Naar het oordeel van de rechtbank kan aan het Openbaar Ministerie in dit geval ech-ter niet worden verweten dat niet is gevraagd of verzoeker afstand wilde doen. Daartoe is redengevend dat verzoeker als verdachte niets heeft willen verklaren over het in zijn zaak in beslaggenomen traangasbusje. Daar komt bij dat verzoeker in plaats van afstand te doen, juist om teruggave van alle in beslaggenomen voorwerpen heeft gevraagd. In dit geval is er dan ook geen sprake van een situatie dat verzoeker ten onrechte niet de kans heeft gekregen om afstand te doen.
Een en ander brengt mee dat verzoeker niet-ontvankelijk zal worden verklaard in zijn verzoeken ex artikel 89 en artikel 591a Sv.
Gelet hierop behoeft hetgeen verder door partijen naar voren is gebracht, geen
bespreking.
De rechtbank komt tot de volgende beslissing.
Verklaart verzoeker NIET-ONTVANKELIJK.
Deze beslissing is gegeven op 28 augustus 2009 door
mr. J.M.J. Lommen-van Alphen, voorzitter,
mrs. A.R.P.J. Davids en A.A. Spoel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A. Buijs, griffier.
De griffier is buiten staat te tekenen.
Tegen de beslissing staat voor verzoeker hoger beroep open, in te stellen ter griffie van deze rechtbank, binnen een maand na betekening van deze beschikking.