ECLI:NL:RBAMS:2009:BJ8502

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/1736 REINR
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanslag huishoudelijk afval en bewijslastverdeling in Amsterdam-Noord

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 3 september 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, wonende te [plaats], en de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam. De zaak betreft een incidentele aanslag van € 75,- voor het afhalen van huishoudelijk afval, opgelegd aan eiseres. De heffingsambtenaar stelde dat het aangetroffen huisvuil afkomstig was van het perceel van eiseres, ondanks haar afwezigheid van 14 oktober tot 15 december 2007. Eiseres betwistte de aanslag en voerde aan dat zij niet verantwoordelijk was voor het aangetroffen afval, omdat zij in het buitenland verbleef en haar post door een derde werd beheerd.

De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar terecht had aangenomen dat het aangetroffen huisvuil afkomstig was van het perceel van eiseres. De rechtbank baseerde haar oordeel op de verklaring van de heffingsambtenaar dat de vuilniszak naast de afvalcontainer was aangetroffen, met daarin een adresdrager gericht aan eiseres. De rechtbank concludeerde dat eiseres, ondanks haar afwezigheid, feitelijk gebruik bleef maken van haar perceel, omdat zij een regeling had getroffen voor haar postontvangst. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres gegrond, vernietigde de bestreden uitspraak op bezwaar, maar verklaarde het bezwaar van eiseres alsnog ongegrond. Eiseres werd verplicht de aanslag te betalen, maar kreeg wel het betaalde griffierecht vergoed.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van bewoners voor het afval dat op hun perceel wordt aangetroffen, zelfs als zij tijdelijk afwezig zijn. De rechtbank bevestigde dat de bewijslast voor de heffingsambtenaar is om aan te tonen dat het afval afkomstig is van het perceel van de belastingplichtige, en dat de omstandigheden van het feitelijk gebruik van het perceel hierbij van belang zijn.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Bestuursrecht
Zaaknummer: 08/1736 REINR
Uitspraak van de enkelvoudige kamer
in de zaak van:
[naam],
wonende te [plaats],
eiseres,
tegen
de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam,
verweerder.
Ontstaan en loop van de zaak
Op 26 november 2007 heeft verweerder eiseres een aanslag van € 75,- opgelegd voor het incidenteel aan de openbare weg afhalen van daar aangetroffen huishoudelijk afval.
Het hiertegen door eiseres gemaakte bezwaar heeft verweerder bij uitspraak op bezwaar van 23 mei 2008 niet-ontvankelijk verklaard. Tegen deze uitspraak heeft eiseres beroep ingesteld bij brief van 1 juni 2008.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 juni 2009, waar eiseres niet is verschenen, en verweerder is verschenen in de persoon van mr. W.A.H. Bänziger.
Motivering
1. Allereerst moet de rechtbank beoordelen of verweerder het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
1.1. In zijn verweerschrift heeft verweerder verklaard alsnog te willen aannemen dat namens eiseres tijdig bezwaar is gemaakt. Gezien de consistente verklaringen van eiseres hierover en de daarbij overgelegde stukken deelt de rechtbank het standpunt van verweerder. Dit betekent dat verweerder het bezwaar bij zijn uitspraak op bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard en ten onrechte geen inhoudelijke beslissing heeft genomen.
1.2. Het beroep is daarom gegrond en de rechtbank zal de bestreden uitspraak op bezwaar vernietigen.
2. Hiermee heeft de rechtbank de vraag of verweerder de aanslag voor het incidenteel afhalen van afval mocht opleggen nog niet beantwoord. Nu eiseres en verweerder, in respectievelijk haar beroepschrift en zijn verweerschrift, hun standpunten over de aanslag hebben toegelicht en de rechtbank tot een definitieve beslissing over het geschil tussen partijen wenst te komen, zal zij de opgelegde aanslag inhoudelijk beoordelen.
3. Eiseres heeft gesteld dat zij niet verantwoordelijk is voor het aangetroffen afval omdat ze van 14 oktober 3007 tot 15 december 2007 in het buitenland was. Er was niemand in haar woning. Degene die over haar post ging heeft alle post naar haar huis gebracht en weet niets af van een huisvuilzak met afval. Bij navraag is eiseres gebleken dat ze een pakje met planten had ontvangen dat door de buurvrouw, die veronderstelde dat eiseres spoedig terug zou keren, onder de trap is neergelegd. Het kan volgens eiseres dus zijn dat degene die het portiek schoonmaakt het vuil in een zak heeft gedaan en die niet correct heeft weggezet.
4. Verweerder heeft verklaard dat in stadsdeel Amsterdam-Noord het huishoudelijk afval alleen in de daarvoor bestemde inzamelvoorzieningen, onder andere de ondergrondse afvalcontainers, mag worden aangeboden. Bewoners kunnen deze containers openen met een “afvalpas”.
Verweerder heeft verder verklaard dat als huisvuilzakken door controleurs “irregulier” worden aangetroffen, deze worden opengemaakt om te zoeken naar indicaties voor het perceel van herkomst. Er wordt onder andere gezocht naar adresdragers van post. Gevonden adresdragers worden als bewijsmiddel gearchiveerd. De hele zak wordt onderzocht en er is alleen voldoende bewijs voor een aanslag als er een indicatie voor slechts één adres is gevonden.
Verweerder heeft gesteld dat de betrokken vuilniszak is aangetroffen naast de afvalcontainer in de buurt van de woning van eiseres. Daarin is een stuk brief of kaart gevonden, gericht aan eiseres op haar adres. De door eiseres gesuggereerde gang van zaken vindt verweerder niet aannemelijk. Hij gaat ervan uit dat het gevonden poststuk is bezorgd op het adres van eiseres en dat het huishoudelijk afval in haar perceel is ontstaan. Dat is volgens verweerder maatgevend, niet of eiseres de vuilniszak zelf buiten heeft gezet.
5. Ingevolge artikel 4 van de Verordening afvalstoffenheffing en reinigingsrecht bedrijfsvuil Stadsdeel Amsterdam Noord 2007 (de Verordening) is belastingplichtig voor de afvalstoffenheffing degene die naar de omstandigheden beoordeeld feitelijk gebruik maakt van een perceel.
Ingevolge artikel 5, derde lid, van de Verordening is voor het incidenteel aan de openbare weg afhalen van huishoudelijke afvalstoffen die daar worden aangetroffen per collo (dit is een eenheid afval met een maximale inhoud/omvang van 0,4 hl) een tarief van € 75,- verschuldigd.
6. Voor de beoordeling van het geschil heeft de rechtbank aan de gedingstukken en het verhandelde ter zitting de volgende feiten ontleend.
6.1. Eiseres is op 14 oktober 2007 vertrokken naar Suriname en op 15 december 2007 teruggekomen. Tijdens haar afwezigheid heeft op haar verzoek een derde, de rechtbank begrijpt de nicht van eiseres, de post op het adres van eiseres verzameld en meegenomen.
6.2. Op het door verweerder overgelegde formulier “Constatering Belastbaar Feit” is vermeld dat op 7 november 2007 bij [adres] “niet in container” huisvuil is aangetroffen. Verweerder heeft ook een kopie van een afgescheurd stuk papier overgelegd met de naam en het adres van eiseres erop. Van de afzender zijn slechts enkele letters leesbaar.
7. De rechtbank stelt voorop dat nu eiseres tijdens haar afwezigheid haar woning ter beschikking heeft gehouden en haar nicht heeft gevraagd haar post te verzorgen, eiseres ook tijdens haar afwezigheid, naar de omstandigheden beoordeeld, feitelijk gebruik is blijven maken van haar perceel. Het “postbeheer” van haar nicht moet ook worden gerekend tot het feitelijk gebruik door eiseres van haar perceel.
8. In de regel mag worden aangenomen dat geadresseerde post aankomt bij de geadresseerde. Nu eiseres een regeling had getroffen voor postontvangst tijdens haar afwezigheid, mag daarom op gelijke wijze worden aangenomen dat aan haar geadresseerde post ook toen is aangekomen op haar adres - in de termen van de Verordening: op haar perceel.
Hiervan uitgaande mocht verweerder aannemen, zoals hij heeft gedaan, dat het aangetroffen huisvuil afkomstig is van het perceel van eiseres toen zij daar feitelijk gebruik van maakte en haar de bestreden aanslag opleggen, tenzij eiseres alsnog voldoende aannemelijk maakt dat hier toch geen sprake is geweest van van haar perceel afkomstig huisvuil of aan haar toe te rekenen feitelijk gebruik.
8.1. Eiseres heeft in haar beroepschrift het volgende geschreven:
“Degene die over mijn post ging heeft alle post op datum en in een tas van mijn huis uit naar haar huis gebracht en weet ook niets af van een huisvuilzak met afval. Bij navraag bleek dat ik een pakje met planten had ontvangen die door de buurvrouw onder de trap is neergelegd. Zij was in de veronderstelling dat ik even weg was en spoedig terug zou keren.
Het kan dus zijn dat degene die de portiek schoonmaakt het vuil in een zak gedaan heeft en die dan niet correct heeft weggezet.”
8.2. De rechtbank begrijpt hieruit dat eiseres suggereert dat een derde een compleet aan haar geadresseerd postpakket heeft weggegooid. Dit terwijl het postpakket in het juiste portiek is bezorgd en eiseres had geregeld dat haar nicht haar post zou verzamelen. Met dit veronderstellende betoog heeft eiseres naar het oordeel van de rechtbank niet voldoende aannemelijk gemaakt dat derden aan haar gerichte post als huisvuil hebben weggegooid. Zij heeft hiervoor geen concrete, controleerbare onderbouwing gegeven. Zo heeft zij bijvoorbeeld niet de naam van de afzender van het postpakket genoemd, opdat die vergeleken zou kunnen worden met de enkele letters van de afzender die nog leesbaar zijn op het in het huisvuil aangetroffen papier met naam en adres van eiseres erop. Zij is evenmin ter zitting verschenen om een toelichting te geven of vragen te beantwoorden.
8.3. De rechtbank neemt daarom aan dat het bedoelde postpakket is aangekomen op het perceel van eiseres. Deze aanname geldt ook voor alle overige, aan eiseres geadresseerde post die tijdens haar afwezigheid is bezorgd. Hiervan uitgaande mocht verweerder aannemen dat het aangetroffen huisvuil afkomstig was van het perceel van eiseres en haar daarvoor deze aanslag opleggen.
9. Uit het voorgaande volgt dat het bezwaar van eiseres tegen de haar opgelegde aanslag alsnog ongegrond verklaard dient te worden. De rechtbank zal die uitspraak met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht zelf doen en bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar. Verweerder hoeft dus geen nieuwe uitspraak meer te doen op het bezwaar van eiseres.
De rechtbank wijst eiseres er voor alle duidelijkheid op dat, hoewel haar beroep om formele redenen gegrond wordt verklaard, zij dus geen gelijk krijgt; zij dient de opgelegde aanslag te betalen.
10. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling nu niet is gebleken dat eiseres kosten heeft gemaakt die daarvoor in aanmerking komen. Wel dient verweerder eiseres het betaalde griffierecht te vergoeden.
Beslissing
De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de bestreden uitspraak op bezwaar van 23 mei 2008;
- verklaart het bezwaar van eiseres alsnog ongegrond;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- bepaalt dat verweerder eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 39,- moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan op 3 september 2009 door mr. M. Kraefft, rechter, in tegenwoordigheid van R. van der Vecht, griffier.
griffier rechter
Tegen deze uitspraak kunnen partijen hoger beroep instellen. Hoger beroep wordt ingesteld door binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak een brief (beroepschrift) en een kopie van deze uitspraak te zenden aan het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.