ECLI:NL:RBAMS:2009:BJ6496
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Schorsing van overleveringsdetentie na geweld door Poolse politie
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 24 augustus 2009 uitspraak gedaan over de schorsing van de overleveringsdetentie van een opgeëiste persoon, die sinds 27 februari 2009 in detentie was na toestemming voor overlevering aan Polen. De feitelijke overlevering was gepland op 6 maart 2009, maar de opgeëiste persoon verzette zich tegen zijn overlevering naar Warschau. Tijdens deze poging tot overlevering heeft de Poolse politie buitensporig geweld gebruikt, wat leidde tot ernstige verwondingen van de opgeëiste persoon. Dit geweld werd gedocumenteerd in een notitie van het Bureau voorbereiding Uitzettingen en Info, waarin werd vermeld dat de opgeëiste persoon, die geboeid was, door Poolse agenten werd geslagen en getrapt.
De rechtbank overwoog dat de schorsing van de overleveringsdetentie alleen mogelijk is zolang er geen rechterlijke beslissing is genomen over de overlevering, tenzij er sprake is van een dreigende schending van de rechten van de opgeëiste persoon volgens artikel 5 van het EVRM. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende aanwijzingen waren voor een dreigende schending van de veiligheid van de opgeëiste persoon bij of na zijn overlevering aan de Poolse autoriteiten. Echter, de rechtbank erkende dat de feitelijke belemmering voor de overlevering voortkwam uit het buitensporige geweld dat de opgeëiste persoon had ondergaan.
Na bijna zes maanden in detentie te hebben gezeten, oordeelde de rechtbank dat de belangen van de opgeëiste persoon om het verdere verloop van zijn overlevering in vrijheid af te wachten, zwaarder wogen dan het belang van de Poolse autoriteiten om hem in detentie te houden. De rechtbank besloot daarom de overleveringsdetentie van de opgeëiste persoon te schorsen, met inachtneming van de bijzondere omstandigheden van de zaak.