ECLI:NL:RBAMS:2009:BJ6496

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 augustus 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13.497015-09
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van overleveringsdetentie na geweld door Poolse politie

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 24 augustus 2009 uitspraak gedaan over de schorsing van de overleveringsdetentie van een opgeëiste persoon, die sinds 27 februari 2009 in detentie was na toestemming voor overlevering aan Polen. De feitelijke overlevering was gepland op 6 maart 2009, maar de opgeëiste persoon verzette zich tegen zijn overlevering naar Warschau. Tijdens deze poging tot overlevering heeft de Poolse politie buitensporig geweld gebruikt, wat leidde tot ernstige verwondingen van de opgeëiste persoon. Dit geweld werd gedocumenteerd in een notitie van het Bureau voorbereiding Uitzettingen en Info, waarin werd vermeld dat de opgeëiste persoon, die geboeid was, door Poolse agenten werd geslagen en getrapt.

De rechtbank overwoog dat de schorsing van de overleveringsdetentie alleen mogelijk is zolang er geen rechterlijke beslissing is genomen over de overlevering, tenzij er sprake is van een dreigende schending van de rechten van de opgeëiste persoon volgens artikel 5 van het EVRM. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende aanwijzingen waren voor een dreigende schending van de veiligheid van de opgeëiste persoon bij of na zijn overlevering aan de Poolse autoriteiten. Echter, de rechtbank erkende dat de feitelijke belemmering voor de overlevering voortkwam uit het buitensporige geweld dat de opgeëiste persoon had ondergaan.

Na bijna zes maanden in detentie te hebben gezeten, oordeelde de rechtbank dat de belangen van de opgeëiste persoon om het verdere verloop van zijn overlevering in vrijheid af te wachten, zwaarder wogen dan het belang van de Poolse autoriteiten om hem in detentie te houden. De rechtbank besloot daarom de overleveringsdetentie van de opgeëiste persoon te schorsen, met inachtneming van de bijzondere omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER VAN
DE RECHTBANK AMSTERDAM
MOTIVERING BEORENDE BIJ HET BEVEL VERLENGING GEVANGENHOUDING
EN
SCHORSING VAN DE GEVANGENHOUDING D.D. 20 AUGUSTUS 2009
Parketnummer: 13.497015-09.
[opgeëiste persoon],
geboren op [geboortedatum] 1986 te [geboorteplaats],
van Poolse nationaliteit,
thans gedetineerd in het H.v.B. “Zwaag” te Zwaag
hierna te noemen: de opgeëiste persoon.
MOTIVERING
Opgeëiste persoon bevindt zich sinds de uitspraak van deze rechtbank van 27 februari 2009, waarbij de overlevering van hem aan Polen is toegestaan, in detentie ter fine van feitelijke overlevering.
De feitelijke overlevering van opgeëiste persoon was voorzien op 6 maart 2009. Opgeëiste persoon heeft zich die avond verzet tegen zijn overlevering naar Warschau (Polen). In een notitie van het Bureau voorbereiding Uitzettingen en Info wordt vermeld dat de Poolse politiemensen buitensporig veel geweld hebben toegepast door opgeëiste persoon – die geboeid was - naar de grond te werken en hem meerdere malen te trappen en op het gezicht te slaan. Ook tijdens de rit naar het vliegtuig en nadat de gezagvoerder geweigerd had opgeëiste persoon mee te nemen is opgeëiste persoon door een Poolse agent geslagen. Door de Nederlandse politie zijn de Poolse agenten er op gewezen dat het niet de bedoeling was opgeëiste persoon te slaan en te trappen en is één van de Poolse agenten meerdere keren weggeduwd bij opgeëiste persoon. Na overleg met de medische dienst van de luchthaven is opgeëiste persoon voor behandeling naar het VU ziekenhuis gebracht.
Sedert 6 maart 2009 is de gevangenhouding van opgeëiste persoon steeds verlengd omdat de feitelijke overlevering niet plaats kon vinden. In eerste instantie achtte het Openbaar Ministerie de informatie uit Polen – kort gezegd - ongenoegzaam voor een verantwoorde overdracht van opgeëiste persoon aan Polen. Thans is overlevering feitelijk niet mogelijk omdat opgeëiste persoon, in verband met hetgeen op 6 maart 2009 is voorgevallen, een asielaanvraag heeft gedaan. Volgens informatie van de raadsman valt een afgeronde asielprocedure in het geval van opgeëiste persoon niet te verwachten vóór januari of februari 2010.
In het algemeen geldt dat schorsing van de overleveringsdetentie alleen mogelijk is zolang geen rechterlijke beslissing is genomen omtrent het toestaan van de overlevering van de opgeëiste persoon, behoudens in uitzonderlijke gevallen, waarbij sprake is van een dreigende schending van de rechten neergelegd in artikel 5 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM). Zie het arrest van 14 mei 2008 van het Gerechtshof Amsterdam (zaak-[naam 1]). Het eerste lid van artikel 5 EVRM bepaalt onder meer dat een ieder recht heeft op vrijheid en veiligheid van zijn persoon. Dat de veiligheid van personen die zich in detentie bevinden bij uitstek dient te worden gewaarborgd door de verantwoordelijke overheid behoeft geen toelichting.
Voor een dreigende – nieuwe - schending van de veiligheid van de opgeëiste persoon bij of na zijn overlevering aan de Poolse autoriteiten zijn thans onvoldoende aanwijzingen. Niettemin ziet de rechtbank aanknopingspunten om aan te sluiten bij voormeld arrest van het Gerechtshof.
Bij de vraag of de vrijheidsbeneming in overleveringsdetentie van opgeëiste persoon dient te worden geschorst, kan er rechtens niet aan worden voorbijgezien dat de feitelijke belemmering voor de overlevering van opgeëiste persoon haar oorsprong vindt in het bovenomschreven buitensporige geweld dat jegens hem, en – zoals het er thans voor moet worden gehouden - in strijd met de waarborgen die hem ingevolge artikel 5 EVRM toekomen, werd toegepast door Poolse politieagenten. Die zeer bijzondere omstandigheid gaat zwaarder wegen bij de beoordeling of opgeëiste persoon moet worden geschorst naarmate deze zich langer in detentie bevindt. Dat opgeëiste persoon – die geboeid was – zich tegen zijn overlevering verzette doet daaraan niet af, evenmin als de omstandigheid dat een opgeëiste persoon in een situatie als de onderhavige rechtsmiddelen aanwendt, zoals een asielprocedure, om zijn feitelijke overlevering te verhinderen.
Opgeëiste persoon bevindt zich sinds de uitspraak van de rechtbank van 27 februari 2009 bijna zes maanden in detentie. Thans is sprake van een omslagpunt. Mede gelet op het feit dat op korte termijn geen zicht bestaat op feitelijke overlevering van opgeëiste persoon aan Polen, wegen zijn belangen om het verdere verloop van zijn (feitelijke) overlevering in vrijheid af te wachten thans zwaarder dan het belang van de uitvaardigende lidstaat om hem in overleveringsdetentie te houden totdat feitelijke overlevering mogelijk zal zijn.
Aldus gedaan op 24 augustus 2009 in raadkamer van deze rechtbank en kamer door:
mr. M.F.J.M.de Werd, voorzitter,
mrs. A.J. Dondorp en A.D. Belcheva, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.R. Eijsten griffier.