beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Kanton
Zaaknummer: 1058444 EA VERZ 09-3794
Beschikking van: 14 augustus 2009
F.no.: 646
Beschikking van de kantonrechter
CHRISTELIJKE SPORTVERENIGING DOOR VRIENDSCHAP VERENIGD AMSTERDAM
gevestigd te Amsterdam
verzoekster
nader te noemen DVVA
gemachtigde: mr. L.T. den Hollander
[verweerder]
wonende te [woonplaats]
verweerder
nader te noemen [verweerder]
gemachtigde: mr. A. Mooiweer
HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
DVVA heeft op 22 juni 2009 een verzoek ingediend, met producties, dat strekt tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
[verweerder] heeft op 10 augustus 2009 een verweerschrift ingediend, met producties. Vervolgens heeft DVVA op 12 augustus 2009 nadere producties ingebracht.
Het verzoek is behandeld ter terechtzitting van 13 augustus 2009. DVVA is verschenen vertegenwoordigd door de heren [vertegenwoordiger 1 verzoekster], [vertegenwoordiger 2 verzoekster] en [vertegenwoordiger 3 verzoekster] en bijgestaan door haar gemachtigde. [verweerder] is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.
BEOORDELING VAN HET VERZOEK
Als gesteld en niet dan wel onvoldoende weersproken kan van het volgende worden uitgegaan.
1. [verweerder], geboren op 2 april 1968, is per 1 augustus 2008 op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, tot 1 juni 2010, in dienst getreden bij DVVA, in de functie van oefenmeester. Zijn vaste salaris bedraagt EUR 900,- netto per maand. Dit salaris wordt betaald in de vorm van een brutosalaris van EUR 938,20 bruto, en een netto onkostenvergoeding van EUR 150,-. [verweerder] is verantwoordelijk voor de herenselectie. De herenselectie speelt momenteel 2e klasse KNVB.
2. In de arbeidsovereenkomst is in art. 1b bepaald: “Deze overeenkomst eindigt van rechtswege, zonder dat hiervoor opzegging door de Oefenmeester of D.V.V.A. is vereist, op één juni tweeduizend tien”. In art. 1c is bepaald: “In afwijking van het gestelde in lid b van dit artikel kan de onderhavige overeenkomst door D.V.V.A. per één juni tweeduizendnegen worden beëindigd, zulks uitsluitend op basis van zwaarwegende redenen van de zijde van D.V.V.A. zoals die eventueel zullen blijken uit het in artikel 2 bedoelde gesprek en welke redenen door D.V.V.A. alsdan zorgvuldig beargumenteerd zullen worden.” In art. 2 is bepaald: “In december tweeduizend acht en in december tweeduizend negen zullen één of meerdere leden van het bestuur van D.V.V.A., dan wel één of meer gemachtigden van dit bestuur, functioneringsgesprekken voeren met de oefenmeester. Deze gesprekken zullen onder meer tot doel hebben het evalueren van het functioneren van de oefenmeester, respectievelijk het bespreken van een eventuele verlenging van deze overeenkomst.”
3. Op 4 februari 2009 heeft een evaluatiegesprek plaatsgevonden tussen leden van het bestuur van DVVA en [verweerder]. In het van dit gesprek gemaakte verslag is onder andere vermeld: “De kritiek richt zich met name op een te lage intensiteit en tempo in trainingen, het ontbreken van afwisseling en het ontbreken van competitie-elementen waardoor er te weinig ‘vuur’ in de uitvoering zit”(…) “De kritiek op de wedstrijdvoorbereiding en wedstrijdcoaching bevatten een drietal kernpunten”(…) “Op de vraag in hoeverre [voornaam verweerder] past bij de clubcultuur van DVVA is ook geen eenduidige lijn te ontdekken in de antwoorden. Menig speler geeft aan dat [voornaam verweerder] geen benul heeft van hetgeen spelers bezighoudt in het werkleven en geen begrip heeft voor de ‘vakantiespirit’ bij DVVA.” (…) “Tot slot is de spelersgroep en de begeleiding gevraagd om aan te geven of DVVA volgend jaar verder moet met [voornaam verweerder]. Hieruit komt naar voren dat een kwart van de ‘respondenten’ dit laat afhangen van de tweede seizoenshelft. Van de overige driekwart is een (zeer) kleine meerderheid van mening dat [voornaam verweerder] ook volgend jaar als trainer moet aanblijven.”
4. Op 17 april 2009 heeft de voorzitter van het bestuur van DVVA, [vertegenwoordiger 1 verzoekster], telefonisch contact opgenomen met [verweerder], en aangegeven dat er grote onvrede heerste onder spelers van het selectie-elftal over [verweerder]. In dit telefoongesprek is afgesproken dat er een gesprek zou plaatsvinden op 20 april 2009.
5. Op 20 april 2009 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen drie spelers van het selectie-elftal en [verweerder]. In dit gesprek hebben genoemde spelers namens de selectie hun grote onvrede over het functioneren van [verweerder] uitgesproken.
6. Op 27 april 2009 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen leden van het bestuur van DVVA en [verweerder]. Naar aanleiding van dit gesprek heeft het bestuur van DVVA op 1 mei 2009 een e-mail aan [verweerder] gezonden en daarin aangegeven dat 9 van de 23 spelers in de selectie hebben aangegeven te zullen stoppen indien [verweerder] aanblijft als trainer en dat nog eens 2 spelers in dat geval zullen overwegen dat te doen; dat [verweerder] weliswaar genoeg mogelijkheden ziet om door te gaan maar dat het bestuur van mening is dat de wegen scheiden en ze na dit seizoen afscheid nemen van elkaar.
7. [verweerder] heeft op 19 mei 2009 een terugblik seizoen 2008-2009 geschreven en daarin onder andere aangegeven dat hij volgend seizoen geen trainer meer is bij DVVA.
8. Gedateerd 20 tot 27 mei 2009 hebben 19 van de 23 selectie-spelers schriftelijk verklaard het, gelet op de ontbrekende match tussen hoofdtrainer [verweerder] en de A-selectie van DVVA, verstandig te vinden om volgend jaar een andere hoofdtrainer aan te stellen voor die A-selectie.
9. Partijen doen geen beroep op de arbitrageclausule van de KNVB.
10. DVVA verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van gewijzigde omstandigheden, zonder toekenning van een vergoeding aan [verweerder]. DVVA is van mening dat [verweerder] verwijtbaar tekort is geschoten in de uit zijn functie voortvloeiende taken. DVVA wijst verder op haar financieel ontbrekende dan wel zeer beperkte mogelijkheden. De vereniging, met ongeveer 400 leden, heeft een omzet van ongeveer EUR 100.000, zij heeft geen noemenswaardige reserves en heeft over het seizoen 2007/2008 een positief resultaat geboekt van EUR 1.718 en over het seizoen 2006/2007 EUR 430.
11. [verweerder] verzoekt de arbeidsovereenkomst niet te ontbinden, maar erkent wel dat sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding, die echter geheel aan DVVA te wijten is. Indien er toch ontbonden wordt verzoekt hij het restant salaris tot 1 juni 2010 uitgekeerd te krijgen, te verhogen met de bonus die hem toekomt indien DVVA in het seizoen 2009/2010 zou promoveren. Ter onderbouwing op zijn claim om toekenning van het resterende salaris beroept [verweerder] zich op aanbeveling 3.6 lid 2 van de Kring van Kantonrechters.
12. Nu partijen geen beroep doen op de arbitrageclausule van de KNVB is de kantonrechter bevoegd van het onderhavige verzoek kennis te nemen.
13. DVVA stelt dat zowel het bestuur als de voltallige selectie van het eerste elftal, waar [verweerder] voor verantwoordelijk is, het vertrouwen in [verweerder] hebben verloren. Ook [verweerder] erkent dat sprake is van een duurzaam verstoorde arbeidsverhouding. Om die redenen zal de arbeidsovereenkomst worden ontbonden, en wel per 1 september 2009.
14. Met betrekking tot een eventueel aan [verweerder] toe te kennen ontbindingsvergoeding overweegt de kantonrechter als volgt.
Aanbeveling 3.6 lid 2 Kring van Kantonrechters
15. Aanbeveling 3.6 lid 2 van de kring van Kantonrechters betreft de situatie van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd zonder dat de mogelijkheid van tussentijdse opzegging is overeengekomen. De achtergrond van die aanbeveling is onder andere, dat bij gebreke van de mogelijkheid tot tussentijdse opzegging, de werknemer er op mag vertrouwen dat het contract volledig zal worden uitgediend. In het onderhavige geschil is strikt genomen geen sprake van een mogelijkheid tot tussentijdse opzegging. Immers de mogelijkheid tot voortijdige beëindiging is alleen aan DVVA toegekend. Toch is de kantonrechter van oordeel dat [verweerder] er rekening mee heeft moeten houden dat de tijdelijke overeenkomst tussentijds tot een einde zou kunnen komen. Aanbeveling 3.6 lid 2 is daarom niet zonder meer van toepassing. Bovendien blijkt uit de toelichting op die aanbeveling dat ook dan de slechte financiële positie van de werkgever nog een rol kan spelen.
16. DVVA is van oordeel dat de verstoorde verhouding uitsluitend aan [verweerder] valt te verwijten, aangezien hij de in de evaluatie in februari 2009 geuite kritiekpunten niet ter harte heeft genomen, doch die tegen hem geuite kritiek tot op het allerlaatste moment heeft gebagatelliseerd.
17. De kantonrechter is van oordeel dat het verwijt dat [verweerder] niets heeft gedaan met de tegen hem begin februari 2009 gemaakte opmerkingen, onterecht is. [verweerder] heeft immers, zoals DVVA zelf ook aangeeft, de opbouw van de trainingen gewijzigd, meer competitie-elementen in de trainingen aangebracht en de wijze van coaching tijdens de wedstrijden gewijzigd. Dat [verweerder] zich die kritiek niet zou hebben aangetrokken is dus een onterecht verwijt.
18. Het is wel zo dat het tussen de spelersgroep enerzijds en [verweerder] anderzijds niet klikt. Dat wordt onder de noemer gebracht van het door [verweerder] onvoldoende communiceren. [verweerder] wijdt dat aan de discussie-cultuur die binnen DVVA heerst, en aan de mentaliteit van de spelers, die het voetballen niet op de allereerste plaats zetten, en waarvan er zich bijvoorbeeld een aantal voor de nacompetitie afmelden in verband met vakantie en andere redenen. DVVA verwijt [verweerder] dat hij zich onvoldoende verplaatst in de positie van de spelers, die allen studenten zijn of recent afgestudeerd, en die allerlei andere verplichtingen en interesses hebben, naast het voetballen.
19. De kantonrechter is van oordeel dat een dergelijk verschil in opvattingen over het voetballen door de selectie, niet zozeer aan een der partijen te wijten is, maar veeleer duidt op een mismatch tussen deze vereniging en [verweerder]. Wel kan worden geconstateerd dat [verweerder] de ernst van het conflict met de selectie enigszins onderschat, daar waar hij zowel in zijn terugblik op 19 mei 2009 maar ook in deze ontbindingsprocedure aangeeft dat de betreffende 9 spelers die hebben aangegeven bij zijn in dienst blijven te zullen vertrekken, dan maar moeten vertrekken, omdat er toch wel voldoende vervangers zijn.
20. Zowel DVVA als [verweerder] geven aan dat de gebruikelijke periode voor een 2e klasser om een nieuwe hoofdtrainer te zoeken, in de maanden januari tot en met maart van ieder jaar ligt. Dat zo zijnde, had DVVA zich vóór het eind van die ‘transferperiode’ de vraag moeten stellen of men met [verweerder] verder wilde gaan, en niet pas daarna. [verweerder] heeft aangegeven in februari en maart 2009 door meerdere andere verenigingen te zijn benaderd om aldaar hoofdtrainer te worden, maar die aanbiedingen naast zich neer te hebben gelegd vanwege zijn tweejarig contract met DVVA. Ook is hij in april 2009 in gesprek geweest met een vereniging om hoofdtrainer te worden van een zondagselectie elftal. Dat zou zijns inziens te combineren zijn geweest met het dienstverband met DVVA, omdat de trainingsavonden precies op elkaar aansloten. Die vereniging heeft echter afgezien van samenwerking met [verweerder] omdat met bang was dat het aldaar trainer zijn toch niet te combineren zou zijn met DVVA. [verweerder] heeft naar zijn zeggen geen andere club op het oog. De 2e klasse clubs zijn allen voorzien van een trainer en hij wil, gelet op zijn diploma’s, niet zo maar voor een lager spelende club gaan werken.
21. [verweerder] heeft naar zijn zeggen naast zijn trainersactiviteiten tot voor kort een 15 jaar lang dienstverband bij ABN Amro gehad. Hij is daar vrijwillig vertrokken, gebruik makend van een (sociaal plan) regeling. [verweerder] is dus voor zijn levensonderhoud niet alleen van zijn trainersinkomsten afhankelijk. Hij heeft momenteel, naast DVVA, geen andere betaalde werkzaamheden.
22. De kantonrechter is van oordeel dat de thans ontstane situatie hoofdzakelijk in de risicosfeer ligt van DVVA. Aan [verweerder] kan het verwijt worden gemaakt dat hij de ernst van de jegens hem geuite kritiek op het punt van communicatie heeft onderschat. Evenzo kan DVVA enig verwijt worden gemaakt door pas in februari 2009 een evaluatiegesprek te houden (en niet in december 2008, zoals de arbeidsovereenkomst voorschrijft) en voorts, dat na dat evaluatiegesprek, pas weer contact wordt opgenomen met [verweerder] op een moment, 17 april 2009, dat de selectie eigenlijk al het standpunt heeft ingenomen niet meer met [verweerder] verder te willen en het voor [verweerder] op dat moment moeilijk is nog een andere club te vinden. Verder heeft (het bestuur van) DVVA het standpunt van de selectie dat men met [verweerder] niet verder wil veeleer als een gegeven beschouwt, zonder de redenen die aan dat standpunt ten grondslag liggen zelf, kritisch, te beoordelen.
23. [verweerder] heeft, naar hij onweersproken heeft gesteld, op dit moment geen uitzicht op een andere betrekking als trainer. Partijen zijn het er over eens dat de reguliere periode voor een club om een nieuwe hoofdtrainer te zoeken tussen januari en maart ligt. De kans dat [verweerder] voor het seizoen 2009/2010 een andere club zal vinden is dus niet groot. Dat had DVVA zich moeten realiseren, door pas eind april 2009 aan [verweerder] te laten weten dat men niet meer met hem verder wilde. [verweerder] had er verstandiger aan gedaan door, toen hij in februari en maart door andere clubs werd benaderd, en hij wist dat er in de evaluatie begin februari 2009 toch wel stevige kritiek op hem was geuit, de aanbiedingen met het bestuur van DVVA te bespreken en aldaar de vraag te stellen of men voor het seizoen 2009/2010 nu met hem verder wilde of niet.
24. De financiële positie van DVVA is, zoals niet dan wel onvoldoende weersproken door DVVA is gesteld, zeer bescheiden. Een toe te kennen vergoeding zal tot een verlies in de exploitatie leiden, en daarmee wellicht tot een verhoging van de contributie, of de noodzaak andere inkomstenbronnen aan te boren. Dat is echter de consequentie van het op voorstel van de vereniging aangaan van een tweejarig contract en dat contract tussentijds te willen beëindigen.
25. Alle omstandigheden van het geval wegend, acht de kantonrechter een vergoeding van drie maandsalarissen redelijk, te weten een bedrag van EUR 2.814,60 bruto te vermeerderen met EUR 450,- netto. Deze vergoeding mag, gelet op de financiële positie van DVVA, in drie maandelijkse termijnen worden betaald, te weten eenderde (EUR 938,20 bruto en EUR 150,- netto) vóór 30 september 2009, eenderde vóór 31 oktober 2009 en eenderde vóór 30 november 2009.
26. De aanspraak van [verweerder] op de eventuele promotiepremie voor het seizoen 2009/2010 wordt afgewezen. [verweerder] heeft een premie ontvangen voor het behalen van de nacompetitie in het seizoen 2008/2009. DVVA is in dat seizoen niet gepromoveerd, dus hij heeft voor dat seizoen geen recht op een verdere bonus. Of in het seizoen 2009/2010 zal worden gepromoveerd is te onzeker om nu op te kunnen vooruitlopen .
27. DVVA wordt in de gelegenheid gesteld het verzoek in te trekken, nu aan [verweerder] een andere (hogere) vergoeding wordt toegekend dan zij heeft aangeboden.
1. ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 september 2009 2009;
2. kent aan [verweerder] daarbij ten laste van DVVA een vergoeding toe van EUR 2.814,60 bruto alsmede EUR 450,- netto, te betalen in drie maandelijkse termijnen, te weten eenderde (EUR 938,20 bruto en EUR 150,- netto) vóór 30 september 2009, eenderde vóór 31 oktober 2009 en eenderde vóór 30 november 2009, en veroordeelt DVVA tot betaling van deze vergoedingen;
3. bepaalt dat het onder 1 en 2 gestelde rechtskracht ontbeert indien het verzoek door DVVA uiterlijk op 25 augustus 2009 wordt ingetrokken;
4. bepaalt dat partijen ieder de eigen proceskosten dragen, behoudens in het geval DVVA het verzoek intrekt, in welk geval zij veroordeeld wordt in de kosten van deze procedure aan de zijde van [verweerder] die worden begroot op EUR 545,- voor salaris gemachtigde, voor zover verschuldigd inclusief BTW;
5. wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gegeven door mr. G.C. Boot, kantonrechter en in het openbaar uitgesproken op 14 augustus 2009 in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter