ECLI:NL:RBAMS:2009:BJ5228

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Ea09-2941
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het verzoek tot vermindering van griffierecht in een zaak met meerdere eisers tegen Dexia Bank Nederland NV

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 27 juli 2009 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van verzoekster, die een vermindering van het griffierecht vroeg. Het verzoek was gebaseerd op artikel 25 van de Wet tarieven burgerlijke zaken (Wtbz). De procedure begon met een dagvaarding van 20 eisers tegen Dexia Bank Nederland NV, die op 22 april 2009 ter griffie was ingekomen. De griffier had op 8 mei 2009 griffierecht in rekening gebracht bij verzoekster, wat leidde tot het verzet van verzoekster. Verzoekster stelde dat het griffierecht slechts eenmaal in rekening zou moeten worden gebracht, omdat de conclusies van de 20 eisers gelijkluidend waren en zij met dezelfde gemachtigde procedeerden. De griffier concludeerde echter tot ongegrondverklaring van het verzet.

De kantonrechter heeft de argumenten van verzoekster beoordeeld. Verzoekster beriep zich op artikel 3 lid 1 Wtbz, waarin staat dat bij gelijkluidende conclusies van eisers met dezelfde gemachtigde slechts eenmaal griffierecht geheven mag worden. De rechter oordeelde dat, hoewel de juridische argumentatie voor alle eisers gelijk was, de feitelijke onderbouwing en de conclusies per eiser verschilden. Dit betekende dat de eisers niet konden worden beschouwd als het indienen van gelijkluidende conclusies.

De rechter concludeerde dat de uitzonderingsregel van artikel 3 Wtbz niet van toepassing was, omdat de verschillende eisers elk hun eigen (feitelijke) gronden voor hun eis hadden. De rechter verwierp ook de argumenten van verzoekster met betrekking tot het vertrouwensbeginsel en de handleiding tarieven in burgerlijke zaken. Uiteindelijk verklaarde de kantonrechter het verzet ongegrond, wat betekent dat het griffierecht zoals oorspronkelijk in rekening gebracht, gehandhaafd bleef.

Uitspraak

Ea09-2941 RECHTBANK TE AMSTERDAM
sectie kanton - locatie Amsterdam
Beschikking op het verzoekschrift met bijlagen, gedateerd 18 mei 2009 en ingekomen ter griffie op 26 mei 2009, van:
[verzoekster]
verzoekster.
Verloop van de procedure
Het verzoekschrift is gebaseerd op artikel 25 Wet tarieven burgerlijke zaken (Wtbz).
De griffier heeft op 16 juni 2009 een verweerschrift ingediend.
Verzoekster heeft daarop, desgevraagd, laten weten dat zij afzag van een mondelinge behandeling van het verzoek. Ook de griffier heeft afgezien van mondelinge behandeling.
Gronden van de beslissing
1. Tot uitgangspunt dient het volgende:
1.1 Op 22 april 2009 is een dagvaarding van tezamen 20 eisers ingekomen ter griffie waarbij de naamloze vennootschap Dexia Bank Nederland NV (hierna Dexia) werd gedagvaard tegen de zitting van 28 april 2009.
1.2 Op 8 mei 2009 heeft de griffier 20 maal griffierecht in rekening gebracht bij verzoekster.
Het geschil
2. Verzoekster vraagt, zakelijk weergegeven, het griffierecht in deze zaak te verminderen in die zin dat eenmaal griffierecht in rekening wordt gebracht nu het in deze zaak om gelijkluidende conclusies gaat dan wel op grond van het vertrouwensbeginsel.
De griffier concludeert tot ongegrondverklaring van het verzet.
Beoordeling
3. Verzoekster heeft de volgende argumenten voor haar verzet:
-met een beroep op artikel 3 lid 1 Wtbz stelt zij dat met dezelfde gemachtigde in een dagvaarding voor alle twintig eisers een vordering is ingesteld met dezelfde juridische argumenten. Ter ondersteuning van haar standpunt citeert zij een handleiding tarieven in burgerlijke zaken en een uitspraak van de rechtbank Zwolle (ljn:bc2357).
-de 20 conclusies van de 20 eisers zijn nagenoeg gelijkluidend. Van evident duidelijke verschillen in de conclusies is geen sprake.
-het vertrouwensbeginsel brengt met zich dat de griffiers van alle rechtbanken zich houden aan voornoemde handleiding die op de website van de rechtspraak is geplaatst.
4. Verweerder heeft aangevoerd dat de feiten per individuele eiser verschillen. Daarom is artikel 3 lid 1 WTBZ niet aan de orde. Voor een praktijk contra legem kan men zich niet beroepen op het vertrouwensbeginsel.
Beoordeling
5. De vraag is eigenlijk of een conclusie van een eiser gelijkluidend is aan die van een mede-eiser als alleen het petitum en de feitelijke onderbouwing daarvan van elkaar verschillen. Dat in deze zaak de juridische argumentatie voor alle eisers gelijk is is onbestreden. Dat de eisers vervolgens alle 20 op eigen (feitelijke) gronden een eigen individuele eis formuleren staat eveneens vast. De verschillende eisers hebben feitelijk een elftal verschillende contracten gesloten(zoals winstverdriedubbelaar, capital effect, korting kado, spaarleasen etc.), de looptijd van de contracten is verschillend en de wijze van betaling en daarmee de berekening van de (rest)schuld.
6. In de wtbz is in artikel 2 de hoofdregel opgenomen dat van elke eiser vast recht wordt geheven. De uitzondering van artikel 3 gaat om gelijkluidende conclusies van eisers bij eenzelfde procureur/gemachtigde. In het laatste (uitzonderings)geval wordt eenmaal vast recht geheven. Tegen die achtergrond beschouwd wordt geoordeeld dat niet volgehouden kan worden dat eisers gelijkluidende conclusies hebben genomen. Een conclusie behelst een eis met de motivering daarvan. Alleen de juridische motivering is voor alle 20 eisers gelijk. Hun conclusies en de feitelijke onderbouwing daarvan zijn telkens verschillend. Voor toepassing van de uitzondering van artikel 3 wtbz is derhalve geen aanleiding.
7. De door verzoekster geciteerde passages uit de handleiding leiden niet tot een ander oordeel. De 20 eisers hebben niet gelijk van inhoud geconcludeerd noch zijn hun conclusies van gelijke of nagenoeg gelijke betekenis. Het vertrouwen van verzoekster is gebaseerd op haar eigen interpretatie van die handleiding.
8. Het verzoek wordt ongegrond verklaard.
Beslissing
De kantonrechter:
-verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven en uitgesproken ter openbare terechtzitting te Amsterdam door mr.C.von Meyenfeldt, kantonrechter, op 27 juli 2009 in aanwezigheid van de griffier.
de griffier de kantonrechter