ECLI:NL:RBAMS:2009:BJ5228
Rechtbank Amsterdam
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het verzoek tot vermindering van griffierecht in een zaak met meerdere eisers tegen Dexia Bank Nederland NV
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 27 juli 2009 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van verzoekster, die een vermindering van het griffierecht vroeg. Het verzoek was gebaseerd op artikel 25 van de Wet tarieven burgerlijke zaken (Wtbz). De procedure begon met een dagvaarding van 20 eisers tegen Dexia Bank Nederland NV, die op 22 april 2009 ter griffie was ingekomen. De griffier had op 8 mei 2009 griffierecht in rekening gebracht bij verzoekster, wat leidde tot het verzet van verzoekster. Verzoekster stelde dat het griffierecht slechts eenmaal in rekening zou moeten worden gebracht, omdat de conclusies van de 20 eisers gelijkluidend waren en zij met dezelfde gemachtigde procedeerden. De griffier concludeerde echter tot ongegrondverklaring van het verzet.
De kantonrechter heeft de argumenten van verzoekster beoordeeld. Verzoekster beriep zich op artikel 3 lid 1 Wtbz, waarin staat dat bij gelijkluidende conclusies van eisers met dezelfde gemachtigde slechts eenmaal griffierecht geheven mag worden. De rechter oordeelde dat, hoewel de juridische argumentatie voor alle eisers gelijk was, de feitelijke onderbouwing en de conclusies per eiser verschilden. Dit betekende dat de eisers niet konden worden beschouwd als het indienen van gelijkluidende conclusies.
De rechter concludeerde dat de uitzonderingsregel van artikel 3 Wtbz niet van toepassing was, omdat de verschillende eisers elk hun eigen (feitelijke) gronden voor hun eis hadden. De rechter verwierp ook de argumenten van verzoekster met betrekking tot het vertrouwensbeginsel en de handleiding tarieven in burgerlijke zaken. Uiteindelijk verklaarde de kantonrechter het verzet ongegrond, wat betekent dat het griffierecht zoals oorspronkelijk in rekening gebracht, gehandhaafd bleef.