ECLI:NL:RBAMS:2009:BJ4877
Rechtbank Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek schadevergoeding na uitlevering aan de Verenigde Staten
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 4 juni 2009 uitspraak gedaan in een verzoek om schadevergoeding op basis van artikel 89 en 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Verzoeker, geboren in Nigeria en verblijvende in de Verenigde Staten, had verzocht om schadevergoeding voor de tijd die hij in Nederland in voorlopige hechtenis had doorgebracht voordat hij werd uitgeleverd aan de VS. Het verzoek was ingediend op 15 september 2008 en de rechtbank heeft op 14 mei 2009 een openbare zitting gehouden waarin verzoeker, hoewel rechtsgeldig opgeroepen, niet aanwezig was.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker op 24 april 2007 in verzekering was gesteld in de zaak met parketnummer 13/520107-06. De gevangenhouding van verzoeker eindigde op 11 juli 2007, waarna hij op 1 augustus 2008 aan de VS werd uitgeleverd. De officier van justitie heeft zich verzet tegen de toekenning van de gevraagde schadevergoeding, stellende dat de vervolging van verzoeker in de VS voortduurt, wat in de weg staat aan de toekenning van schadevergoeding in Nederland. De rechtbank heeft deze argumentatie gevolgd en geconcludeerd dat de beëindiging van de zaak in Nederland zonder oplegging van straf of maatregel niet betekent dat verzoeker recht heeft op schadevergoeding, aangezien de vervolging in de VS nog steeds gaande is.
De rechtbank heeft uiteindelijk het verzoek om schadevergoeding afgewezen, met de overweging dat de bevoegdheid om schadevergoeding toe te kennen op basis van de genoemde artikelen een discretionaire bevoegdheid betreft. Verzoeker heeft de mogelijkheid om tegen deze beslissing hoger beroep aan te tekenen binnen een maand na betekening van de beschikking.