ECLI:NL:RBAMS:2009:BJ4877

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13/520107-06, RK: 08/4895, 08/4896
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek schadevergoeding na uitlevering aan de Verenigde Staten

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 4 juni 2009 uitspraak gedaan in een verzoek om schadevergoeding op basis van artikel 89 en 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Verzoeker, geboren in Nigeria en verblijvende in de Verenigde Staten, had verzocht om schadevergoeding voor de tijd die hij in Nederland in voorlopige hechtenis had doorgebracht voordat hij werd uitgeleverd aan de VS. Het verzoek was ingediend op 15 september 2008 en de rechtbank heeft op 14 mei 2009 een openbare zitting gehouden waarin verzoeker, hoewel rechtsgeldig opgeroepen, niet aanwezig was.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker op 24 april 2007 in verzekering was gesteld in de zaak met parketnummer 13/520107-06. De gevangenhouding van verzoeker eindigde op 11 juli 2007, waarna hij op 1 augustus 2008 aan de VS werd uitgeleverd. De officier van justitie heeft zich verzet tegen de toekenning van de gevraagde schadevergoeding, stellende dat de vervolging van verzoeker in de VS voortduurt, wat in de weg staat aan de toekenning van schadevergoeding in Nederland. De rechtbank heeft deze argumentatie gevolgd en geconcludeerd dat de beëindiging van de zaak in Nederland zonder oplegging van straf of maatregel niet betekent dat verzoeker recht heeft op schadevergoeding, aangezien de vervolging in de VS nog steeds gaande is.

De rechtbank heeft uiteindelijk het verzoek om schadevergoeding afgewezen, met de overweging dat de bevoegdheid om schadevergoeding toe te kennen op basis van de genoemde artikelen een discretionaire bevoegdheid betreft. Verzoeker heeft de mogelijkheid om tegen deze beslissing hoger beroep aan te tekenen binnen een maand na betekening van de beschikking.

Uitspraak

.
RECHTBANK AMSTERDAM, TWAALFDE KAMER
Parketnummer: 13/520107-06
RK: 08/4895, 08/4896
BESCHIKKING
Op de verzoeken ex artikel 89 en 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van
[verzoeker],
geboren te [geboorteplaats] (Nigeria) op [geboortedatum],
verblijvende in de Verenigde Staten van Amerika,
voor dit verzoek woonplaats kiezende op het kantoor van zijn advocaat,
mr. R.T.P.H. Jacobs, Stadionweg 88, (1077 SR) Amsterdam,
verzoeker.
Procesgang.
Het verzoek is op 15 september 2008 ter griffie van deze rechtbank ingekomen.
De rechtbank heeft op 14 mei 2009 verzoeker, de raadsman van verzoeker en de officier van justitie in openbare raadkamer gehoord.
Verzoeker is, hoewel daartoe rechtsgeldig opgeroepen, niet in raadkamer verschenen.
Inhoud van het verzoekschrift.
De rechtbank heeft acht geslagen op de inhoud van het verzoekschrift, strekkende tot
het toekennen van een vergoeding voor de schade die verzoeker tengevolge van ondergane verzekering en voorlopige hechtenis stelt te hebben geleden tot een bedrag van € 5.580,00, voor de kosten van rechtskundige bijstand tot een bedrag van € 10.140,59 (tienduizend eenhonderdveertig euro en negenenvijftig cent), alsmede strekkende tot het toekennen van een vergoe¬ding voor de kosten van het opstellen en indienen van het verzoekschrift.
Beoordeling.
Uit de stukken en het verhandelde in raadkamer is het volgende gebleken.
Verzoeker is op 24 april 2007 in verzekering gesteld in de zaak met parketnummer 13/520107-06. De gevangenhouding van verzoeker is op 11 juli 2007 beëindigd vanwege een bevel tot inbewaringstelling van een opgeëiste persoon ex artikel 15 van de Uitleveringswet met parketnummer 13/497386-07.
De officier van justitie heeft op 6 augustus 2007 een ‘voorwaardelijke kennisgeving niet verdere vevolging’ afgegeven, met als voorwaarde ‘uitlevering naar de Verenigde Staten’ (hierna: VS) Verzoeker is op 1 augustus 2008 aan de VS uitgeleverd.
Standpunten
De officier van justitie heeft verklaard zich te verzetten tegen het toekennen van de gevraagde schadevergoedingen. Zij stelt zich op het standpunt dat de zaak met parketnummer 13/520107-06 weliswaar formeel is geëindigd, maar materieel nog niet, nu verzoeker strafrechtelijk vervolgd wordt in de VS. Mocht de zaak in de VS tot een veroordeling leiden dan zullen de dagen die verzoeker in Nederland in voorarrest heeft gezeten, van de op te leggen straf worden afgetrokken. Dit is bevestigd door de Amerikaanse autoriteiten en hiervan ligt een proces-verbaal van mijn hand, gedateerd 6 februari 2009, in het dossier. Mocht verzoeker worden vrijgesproken, dan maakt hij aanspraak op vergoeding van de Amerikaanse autoriteiten. Verzoeker heeft in Nederland niet ten onrechte vastgezeten.
In raadkamer heeft de raadsman ter aanvulling op het verzoek gesteld dat hij zich refereert aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het aantal dagen dat verzoeker in Nederland in voorarrest heeft gezeten. Hij persisteert bij zijn claim ten aanzien van de proceskosten. Zijn strafrechtelijke bemoeienis is niet gestopt toen de gevangenhouding eindigde en verzoeker in uitlerveringsdetentie kwam. Er zijn onder meer nabesprekingen met cliënt gevolgd. De zaak tegen cliënt is in Nederland geëindigd. Er is geen straf of maatregel opgelegd. De kosten zijn in Nederland gemaakt. De raadsman verzoekt het door hem gevraagde bedrag in zijn geheel toe te wijzen.
De rechtbank overweegt als volgt.
Met de uitlevering van verzoeker aan de VS en het daarmee in vervulling gaan van de voorwaarde in de ‘Voorwaardelijke Kennisgeving niet verdere vervolging’ van 6 augustus 2008, is de vervolging van verzoeker in Nederland beëindigd. De beëindiging van de zaak in Nederland heeft plaatsgevonden zonder oplegging van een straf of een maatregel door de Nederlandse rechter. De vervolging van verzoeker is echter niet geëindigd. Deze is immers voortgezet in de VS. De rechtbank is van oordeel dat dit in de weg staat aan toekenning van de door verzoeker gevraagde schadevergoedingen, waarbij zij erop wijst dat de bevoegdheid om schadevergoedingen toe te kennen op grond van de artikelen 89 en 591a Sv een discretionaire bevoegdheid betreft.
De rechtbank komt tot de volgende beslissing.
Beslissing:
De rechtbank wijst het verzoek AF.
Deze beslissing is gegeven op 4 juni 2009 door
mr. A.H. van Zutphen rechter,
in tegenwoordigheid van J.O. van Saase-Zaagman griffier.
Tegen de beslissing staat voor verzoeker hoger beroep open, in te stellen ter griffie van deze rechtbank, binnen een maand na betekening van deze beschikking.