ECLI:NL:RBAMS:2009:BJ4871
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- H.P.H.I. Cleerdin
- B. van Berge Henegouwen
- S.A. Krenning
- Rechtspraak.nl
Vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in strafzaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 28 mei 2009 uitspraak gedaan in een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, ingediend door de officier van justitie. De vordering was gebaseerd op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht en betrof de verdachte die eerder was veroordeeld voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De rechtbank heeft de vordering behandeld naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 mei 2009. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een wederrechtelijk verkregen voordeel heeft behaald van € 127.153,05, dat is voortgekomen uit de handel in cocaïne tussen 15 april 2006 en 2 oktober 2007. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een hoger bedrag van € 223.325,25 had gevorderd, afgewezen en het te ontnemen bedrag vastgesteld op € 127.153,05. De rechtbank heeft daarbij overwogen dat de door de verdediging aangevoerde argumenten over de periode van handelen en de inkoopprijs van cocaïne niet overtuigend waren. De rechtbank heeft de verplichting tot betaling van het vastgestelde bedrag aan de Staat opgelegd aan de verdachte. Dit vonnis is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffiers en is openbaar gemaakt op de zitting.