ECLI:NL:RBAMS:2009:BJ4803

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13/523285-08
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking verlenging gedragsbeïnvloedende maatregel ex art 77wd SR

Op 11 maart 2009 heeft de Rechtbank Amsterdam een beschikking gegeven in de zaak met parketnummer 13/523285-08, waarin de officier van justitie een vordering heeft ingediend tot wijziging van de gedragsbeïnvloedende maatregel (GBM) die eerder was opgelegd aan een jeugdige. Deze maatregel was vastgesteld bij vonnis van 8 december 2008, dat op 22 december 2008 onherroepelijk werd. De vordering van de officier van justitie beoogde de wijziging van een voorwaarde die was verbonden aan de GBM, namelijk de plaatsing in een halfgesloten civiele afdeling van het Jongeren Opvangcentrum te Amsterdam voor de duur van drie maanden. De rechtbank heeft de betrokken partijen, waaronder de veroordeelde, diens raadsvrouw en vertegenwoordigers van de jeugdreclassering, in besloten raadkamer gehoord.

Tijdens de behandeling werd duidelijk dat er een verschil van interpretatie bestond tussen de rechtbank en het openbaar ministerie enerzijds en het Ministerie van Justitie anderzijds over de toepassing van artikel 77w van het Wetboek van Strafrecht. Dit verschil had geleid tot stagnatie in de begeleiding en hulpverlening die aan de veroordeelde waren opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde inmiddels was gestart met het Roadrunner-project, maar dat de MST-begeleiding mogelijk in een aangepaste vorm moest plaatsvinden vanwege de situatie van de moeder.

De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan de vordering en de veroordeelde heeft verklaard bereid te zijn om mee te werken aan de voorgestelde wijziging. Gezien de stukken en de behandeling in raadkamer, heeft de rechtbank geoordeeld dat de gevorderde wijziging in het belang van de ontwikkeling van de veroordeelde is. De rechtbank heeft daarom de vordering van de officier van justitie toegewezen en de invulling van de GBM gewijzigd, waarbij de eerder genoemde voorwaarde is komen te vervallen. De beschikking is uitgesproken in openbare raadkamer op 11 maart 2009.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/523285-08
BESCHIKKING
op de op 9 maart 2009 ter griffie van deze rechtbank ingekomen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam d.d. 9 maart 2009 in de zaak tegen:
[veroordeelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], thans verblijvende op het adres [adres],
die bij vonnis van deze rechtbank op 8 december 2008 is veroordeeld tot de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige (verder: de gedragsbeïnvloedende maatregel / GBM), welk vonnis op 22 december 2008 onherroepelijk is geworden.
De inhoud van de vordering.
De vordering van de officier van justitie strekt tot wijziging van de invulling van de GBM, met dien verstande dat de in het voornoemde vonnis onder het vierde gedachtenstreepje genoemde aan de maatregel verbonden voorwaarde, inhoudende “plaatsing, aansluitend op de detentie, in de halfgesloten civiele afdeling voor behandeling van het Jongeren Opvangcentrum te Amsterdam (JOC) voor de duur van drie maanden”, komt te vervallen.
De procesgang.
De rechtbank heeft kennis genomen van de navolgende bij de vordering overgelegde stukken:
- een advies van de Raad voor de Kinderbescherming (verder: Raad) d.d. 9 maart 2009;
- een advies van de psycholoog dr. F.W. Schalkwijk d.d. 4 maart 2009.
De rechtbank heeft op 11 maart 2009 de officier van justitie, de veroordeelde en diens raadsvrouw mr. P.E. Stam, advocaat te Zaandam, alsmede de moeder en mevr. [moeder] namens de jeugdreclassering van het BJAA in besloten raadkamer gehoord.
De beoordeling.
Beide adviezen strekken tot wijziging van de invulling van de GBM zoals door de officier van justitie gevorderd.
De officier van justitie heeft in raadkamer de vordering nader toegelicht. Door een verschil van interpretatie van artikel 77w van het Wetboek van strafrecht (en de daarbij behorende Memorie van toelichting) tussen de rechtbank en het openbaar ministerie enerzijds en het Ministerie van Justitie anderzijds heeft bij aanvang van de GBM de plaatsing in de halfgesloten civiele afdeling van het JOC geen doorgang kunnen vinden. De rechtbank en het openbaar ministerie zien deze plaatsing als een vrijheidsbeperkende maatregel die in het kader van de GBM kan worden opgelegd en het Ministerie van Justitie stelt zich op het standpunt dat een dergelijke plaatsing vrijheidsbenemend is en niet passend bij het karakter van de GBM, aldus de officier van justitie.
De jeugdreclassering heeft in raadkamer naar voren gebracht dat door de genoemde interpretatieverschillen de begeleiding en hulpverlening die tevens in het kader van de GBM waren opgelegd stagnatie hebben opgelopen. Inmiddels is de veroordeelde wel met het Roadrunner-project gestart. De MST, die nog geen aanvang heeft genomen, zal gezien de situatie van de moeder mogelijk in een aangepaste vorm moeten gaan plaatsvinden.
De raadsvrouw heeft zich namens de veroordeelde gerefereerd aan de vordering. De veroordeelde heeft verklaard dat hij bereid is aan alles mee te werken.
Gelet op voornoemde stukken, de behandeling in raadkamer en gelet op artikel 77wb van het Wetboek van Strafrecht, is de rechtbank van oordeel dat de gevorderde wijziging van de invulling van de bij vonnis van 8 december 2008 opgelegde GBM in het belang is van de ontwikkeling van de veroordeelde. De vordering dient derhalve te worden toegewezen.
Beslissing.
De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie toe, wijzigt de invulling van de bij vonnis van 8 december 2008 opgelegde GBM, met dien verstande dat de in het voornoemde vonnis onder het vierde gedachtenstreepje genoemde aan de maatregel verbonden voorwaarde, inhoudende “plaatsing, aansluitend op de detentie, in de halfgesloten civiele afdeling voor behandeling van het Jongeren Opvangcentrum te Amsterdam (JOC) voor de duur van drie maanden”, komt te vervallen.
Deze beschikking is gegeven door:
mr. J. Edgar, voorzitter, tevens kinderrechter,
mrs. R.H. de Vries en A.M.F. Huigen, rechters
in tegenwoordigheid van mr. C. Bernsen, griffier,
en uitgesproken in openbare raadkamer van deze rechtbank van 11 maart 2009.