2.3.4. Verweerder heeft de bestreden besluitvorming gebaseerd op de drie verkregen deskundigenadviezen, met name op het laatste advies. De adviezen behelzen – kort samengevat – het volgende.
Advies 1 indiceert een vervoersvoorziening in de vorm van aanpassing van de auto, omdat eiseres geen gebruik kan maken van het regiovervoer en valys aangezien zij incontinent is voor urine en ontlasting. Tevens heeft zij toenemend osteoporose waardoor zij snel fracturen krijgt als zij getild moet worden. Ook heeft zij bij lagere buitentemperaturen door de slechte bloedsomloop in haar benen moeite met het op peil houden van de temperatuur in haar benen. De participatieproblemen van eiseres met betrekking tot het vervoer bestaan op het gebied van tussenmenselijke interacties en relaties (zowel binnen als buiten de gemeentegrenzen), bezoek aan familieleden en bekenden, behoud zelfstandigheid, recreatie, vrijwilligerswerk en bezoek aan de specialist.
Blijkens advies 2 is vervoer middels een individuele rolstoeltaxi mogelijk voor die plekken van vervoer die binnen de termijn van 1 à 1,5 uur te bereiken zijn. Buiten wachten op de taxi is gezien de weersgevoeligheid van de aandoening niet mogelijk zodat er bij deze individuele voorziening ook een voorkeur en vaste tijdshantering van de chauffeur nodig is.
De langere afstanden zijn niet met de individuele rolstoeltaxi in te vullen omdat dit de noodzaak van het meenemen en gebruiken van een chemisch toilet met zich mee brengt.
Na ontvangst van het bezwaarschrift van eiseres heeft verweerder nogmaals om advies gevraagd. Blijkens advies 3 is er geen contra-indicatie voor het gebruik van collectief (rolstoeltaxi) vervoer, mits eiseres in een adequate rolstoel wordt vervoerd, individueel wordt vervoerd en in ongunstige weersomstandigheden gebruik kan maken van deur tot deur begeleiding.
2.3.5. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de laatste twee adviezen genoegzaam dat eiseres in staat moet worden geacht middels een individuele rolstoeltaxi te worden vervoerd. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat gesteld noch gebleken is dat de medische onderzoeken door de artsen die deze adviezen hebben opgesteld onzorgvuldig zouden zijn geweest. De rapporten zijn voorts goed gemotiveerd. Eiseres heeft geen medische informatie overgelegd waaruit blijkt dat de bevindingen en de daarop gebaseerde conclusies van de artsen mogelijk onjuist zouden zijn. De rechtbank is voorts niet gebleken dat deze voorziening als onvoldoende compensatie als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Wmo moet worden beschouwd, mits is voldaan aan de door de deskundigen gestelde additionele eisen van vervoer. Tot die vereisten behoort dat eiseres moet worden vervoerd in een adequate rolstoel. Uit advies 3 blijkt dat als een adequate rolstoel moet worden beschouwd: een rolstoel met elektrische aandrijving, extra rugondersteuning en een goede zijdelingse stabiliteit. Voor het rolstoelvervoer dient eiseres volgens deze deskundige te beschikken over een adequate rolstoel waarbij tevens een hoofdsteun en rompfixatie is aangebracht.
2.3.6. Niet in geschil is dat eiseres op dit moment niet beschikt over een adequate rolstoel als in overweging 2.3.5. is bedoeld. Verweerder heeft de indicatie voor een dergelijke rolstoel in het bestreden besluit ook niet overgenomen, zodat aan eiseres een dergelijke rolstoel niet is toegekend. Gelet op het advies 3 kan zonder een dergelijke rolstoel de verstrekte voorziening naar het oordeel van de rechtbank echter niet als een voldoende compensatie in de zin van artikel 4, eerste lid, van de Wmo worden beschouwd, omdat eiseres zonder die rolstoel niet van het rolstoelvervoer gebruik kan maken. Het bestreden besluit ontbeert naar het oordeel van de rechtbank dan ook een zorgvuldige voorbereiding en een deugdelijke motivering. Het bestreden besluit zal om die reden worden vernietigd.
2.3.7. Nu het bestreden besluit wordt vernietigd zal verweerder met inachtneming van deze uitspraak de bezwaren van eiseres dienen te heroverwegen. Daarbij zal verweerder nog het volgende moeten betrekken. Eiseres wenste de voorziening niet in natura maar in de vorm van een persoonsgebonden budget te ontvangen. Aldus moet in heroverweging aan de orde komen de vraag of aanleiding bestaat om, naast de in het bestreden besluit geboden voorziening, ook tot een persoonsgebonden budget voor de kosten van bedoelde rolstoel te besluiten en zo ja, of dat persoonsgebonden budget voor de adequate rolstoel in samenhang met de in het bestreden besluit geboden voorziening, goedkoper is dan de voorziening zoals deze eiseres voor ogen stond. Daarbij dient verweerder ook te bezien of een tillift noodzakelijk is voor het vervoer van eiseres en of er aanleiding bestaat de eventuele kosten van een dergelijke lift, eveneens bij de heroverweging te betrekken.
2.3.8. De rechtbank constateert verder dat verweerder de meerkosten van de individuele rolstoeltaxi heeft vastgesteld ten opzichte van de kosten van taxivervoer en niet ten opzichte van de kosten van vervoer per eigen auto. Nu voor deze keuze noch in verweerders besluit, noch in verweerders Beleidregels een motivering is terug te vinden en verweerder desgevraagd ook ter zitting geen motivering voor deze keuze kon geven, ontbeert het bestreden besluit ook op dit punt een deugdelijke motivering en kan het niet in stand blijven. In dit kader merkt de rechtbank nog op dat haar vooralsnog niet is gebleken van een redelijke grond voor een beleid om bij een bepaald norminkomen de hoogte van de vervoerskostenvergoeding voor een rolstoeltaxi te beperken tot de meerkosten van een rolstoeltaxi afgezet tegen het gebruik van een taxi in plaats van een personenauto.
2.3.9. Gelet op het vorenstaande zal het beroep gegrond worden verklaard. De rechtbank ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten van eiseres, welke zijn begroot op € 644,- als kosten van verleende rechtsbijstand. Op grond van het bepaalde in artikel 8:74 van de Algemene wet bestuursrecht, dient verweerder het door eiseres betaalde griffierecht met betrekking tot het beroep te vergoeden.