a. [verzoekster] exploiteert een bouwbedrijf.
b. [verweerder], geboren op [geboortedatum], is sinds 3 mei 2004 in dienst van [verzoekster] als timmerman. Het salaris bedraagt € 2.858,99 bruto per vier weken inclusief vakantiegeld.
c. Vanaf medio 2007 zijn er problemen met betrekking tot het functioneren van [verweerder], vooral gelegen in de wijze van bejegening van collega’s en klanten en het zich niet houden aan de bedrijfsregels aangaande (ziekte)verlof.
d. Op 21 mei 2008 is er een functioneringsgesprek geweest waarbij [verweerder] is gewezen op zijn gedrag en de noodzaak van verbetering daarvan. [verweerder] is, in plaats van bij verschillende opdrachten te worden ingedeeld, geplaatst op de afdeling “kunststof kozijnen”.
e. De collega’s van [verweerder] op de afdeling “kunststof kozijnen” hadden dermate veel moeite met zijn gedrag, dat in november 2008 besloten is [verweerder] weer over te plaatsen. [verweerder] zou voortaan voor één opdrachtgever –de Dienst Wonen van de gemeente Amsterdam- gaan werken.
f. [verweerder] heeft op 19 augustus 2008 en 7 oktober 2008 schriftelijke waarschuwingen ontvangen wegens ongeoorloofde afwezigheid op het werk. Op 28 november 2008 was hij, na ziekmelding, niet thuis bij een controle door de Arbodienst. In februari 2009 heeft [verweerder], terwijl hij onderweg was met een bedrijfsauto van [verzoekster], zich kennelijk agressief gedragen tegenover een medeweggebruiker, die daarover bij [verzoekster] heeft geklaagd.
g. Op 3 maart 2009 is aan [verweerder] een voorstel tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst gedaan. In een daaropvolgend gesprek, van 16 maart 2009, heeft [verweerder] verteld dat hij lijdt aan ADHD en daarvoor een behandeling ondergaat en medicijnen gebruikt. Afgesproken is om de voorgenomen beëindiging tijdelijk uit te stellen teneinde te bezien of er een verbetering zal optreden.
h. In april 2009 zijn er drie keer problemen geweest met het onaangekondigd verlof opnemen door [verweerder]. Eind april 2009 heeft een bewoner van een pand waar [verweerder] werkzaamheden verrichtte voor [verzoekster], geklaagd over het gedrag van [verweerder].
i. Bij brief van 29 april 2009 schrijft [verzoekster] aan [verweerder]:
“Wij hebben diverse klachten over u gehad vanuit uw werkomgeving. Uw werktempo is te laag, u misdraagt zich tegenover collega’s, kraakt collega’s af in bijzijn van derden, gaat tekeer tegen onderaannemers en tegen bewoners en bent snel afgeleid. Uw misdragingen hebben ertoe geleid dat diverse bewoners binnen het complex het niet meer toestaan dat u nog langer werkzaamheden in hun woning uitvoert. Dit soort wangedrag tolereren wij niet binnen ons bedrijf en wij zullen dan ook mede op basis van eerdere waarschuwingen stappen gaan ondernemen de arbeidsovereenkomst met u te beëindigen. Gezien wij u niet langer op dit werk kunnen handhaven dient u zich maandag 4 mei 2009 om 7.45 bij ons op kantoor te melden voor verdere instructies.”
j. [verweerder] heeft zich op 4 mei 2009 ziek gemeld. Bij een huisbezoek door de Arbodienst op 5 mei 2009 was hij niet aanwezig. Bij brief van 6 mei 2009 heeft [verzoekster] aan [verweerder] gevraagd om een verklaring van zijn behandelend psychiater, die volgens [verweerder] hem had geadviseerd “niet thuis te blijven zitten”.
k. Op 8 mei 2009 heeft [psychiater], psychiater, aan [verweerder] geschreven:
“U hebt u ziek moeten melden bij uw werkgever op maandag 04 mei jl. Ik heb tijdens onze afspraak op dezelfde dag geconstateerd dat u lijdt aan de gevolgen van overbelasting door een jarenlang niet onderkend beeld van ADHD, waarvoor u sinds kort medicijnen gebruikt. Ik heb u geadviseerd nu niet te werken maar wel overdag op regelmatige basis activiteiten buiten de deur te ondernemen voor het handhaven van een regulier dagritme.”
l. Een tiental medewerkers van [verzoekster] heeft een –voorgedrukte- verklaring ondertekend waarin staat dat zij niet meer met [verweerder] willen werken.
m. [verweerder] heeft in mei en juni 2009 de bedrijfsarts van [verzoekster] bezocht. Een verslag of opinie van de bedrijfsarts is door partijen niet in het geding gebracht. Volgens [verweerder] heeft de bedrijfsarts geoordeeld dat hij niet (volledig) arbeidsgeschikt is en dat een re-integratietraject moet worden opgezet.
n. Voornoemde psychiater heeft op 22 juni 2009 een medische verklaring afgegeven, waarin onder meer is opgenomen dat [verweerder] sinds januari 2009 onder behandeling is en dat bij hem het syndroom ADHD is vastgesteld, waarvoor hij medicatie gebruikt.