ECLI:NL:RBAMS:2009:BJ3914
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvragen bijzondere bijstand en verblijfsvergunningen voor vreemdelingen met niet rechtmatig verblijf
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 2 juni 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisers, een moeder en haar twee minderjarige kinderen uit Nigeria, en het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Amsterdam. De rechtbank behandelde meerdere aanvragen om bijzondere bijstand die door verweerder waren afgewezen. De rechtbank oordeelde dat eisers niet gelijkgesteld kunnen worden met Nederlanders, omdat zij geen rechtmatig verblijf hebben. De rechtbank benadrukte dat het afwachten van een beslissing van de voorzieningenrechter niet gelijkstaat aan schorsende werking van de uitzetting, zoals bedoeld in de Vreemdelingenwet. De rechtbank verwierp het beroep van eisers op het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en andere internationale verdragen, en stelde vast dat de niet-legale status van eisers een belangrijke rol speelt in de beoordeling van hun aanvragen.
De rechtbank concludeerde dat eisers niet in een juridisch vacuüm verkeren en dat zij zelf de behandeling van hun verzoeken om voorlopige voorzieningen kunnen bespoedigen. De rechtbank oordeelde dat de aanvragen om bijzondere bijstand en verblijfsvergunningen terecht zijn afgewezen, omdat eisers niet voldoen aan de voorwaarden voor bijstandsverlening. De rechtbank verklaarde de beroepen in de zaken AWB 08/4606, AWB 08/4055, AWB 09/199, AWB 09/200 en AWB 09/211 ongegrond, en verklaarde het beroep in de zaak AWB 09/198 niet-ontvankelijk. De uitspraak werd gedaan door mr. H.J. Tijselink, rechter, in aanwezigheid van M. van Velzen, griffier.