vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Kanton
Locatie Amsterdam
Rolnummer: CV 09-2758
Vonnis van: 14 juli 2009
F.no.: 497
Vonnis van de kantonrechter
de besloten vennootschap VODAFONE LIBERTEL B.V.
gevestigd en kantoorhoudende te Maastricht
eiseres
nader te noemen Vodafone
gemachtigde: mr. P.L.J.M. Guinée (Van Arkel Gerechtsdeurwaarders)
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
nader te noemen [gedaagde]
gemachtigde: mr. A.D. van Koningsveld
Op de dagvaarding van 29 januari 2009 heeft [gedaagde] bij conclusie van antwoord gereageerd. Bij tussenvonnis van 21 april 2009 is besloten tot een comparitie na antwoord, welke op 18 juni 2009 is gehouden. Vodafone is verschenen bij mevrouw [vertegenwoordiger eiseres], werkzaam bij haar gemachtigde. [gedaagde] is verschenen, vergezeld van zijn gemachtigde. Voorafgaande aan de mondelinge behandeling hebben beide partijen producties toegezonden, welke ter zitting zijn overgelegd. Beide partijen hebben hun standpunten toegelicht en vragen van de kantonrechter beantwoord.
De zaak staat voor vonnis.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staan de volgende feiten en omstandigheden vast:
1.1. Op 3 maart 2008 heeft [gedaagde] een tweetal overeenkomsten ondertekend met betrekking tot de levering van telecommunicatiediensten. Op grond van deze overeenkomsten zijn aan [gedaagde] twee mobiele telefoons met twee mobiele nummers ter beschikking gesteld en is aan hem toegang verleend tot netwerken van mobiele en vaste telefonie. De overeenkomsten zijn voor 24 maanden aangegaan. Voor beide overeenkomsten geldt een basistarief van € 70,00 per maand.
1.2. Op deze overeenkomst zijn de algemene voorwaarden van Vodafone van toepassing.
1.3. Kort na het aangaan van beide overeenkomsten heeft Vodafone op 10 maart 2008 een sms gestuurd met het verzoek telefonisch contact met Vodafone op te nemen vanwege het hoge gebruik.
1.4. [gedaagde] neemt met Vodafone geen contact op, waarna op 11 maart 2008 op beide mobiele nummers een blokkade volgt, zodat nog wel naar beide mobiele nummers kan worden gebeld, maar dat er niet meer mee gebeld kan worden.
1.5. Vodafone zendt op 23 april 2008 een factuur aan [gedaagde] ten bedrage van € 585,24.
1.6. Nadat betaling van deze factuur uitblijft, ontbindt Vodafone de overeenkomst(en) op 29 juni 2008 en worden beide mobiele aansluitingen afgesloten.
1.7. Vervolgens heeft Vodafone nog de volgende twee facturen ter attentie van [gedaagde] verzonden, welke ondanks sommaties onbetaald zijn gebleven:
• 9 juli 2008 € 86,01
• 16 juli 2008 € 2.818,04
Beide facturen hebben louter en alleen betrekking op de abonnementskosten voor de resterende duur van de beide overeenkomsten.
2. Vodafone vordert dat [gedaagde] veroordeeld zal worden tot betaling van:
a. € 3.489,29 aan hoofdsom;
b. € 450,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
c. € 99,93 aan rente, berekend tot en met 6 januari 2009;
d. de wettelijke rente over € 3.489,29 vanaf 6 januari 2009;
e. de proceskosten van Vodafone
3. Vodafone stelt hiertoe dat [gedaagde] in gebreke is gebleven met de nakoming van zijn contractuele betalingsverplichtingen. Zij meent dat de tekortkoming toewijzing van het gevorderde rechtvaardigt.
4. [gedaagde] voert verweer. Allereerst voert [gedaagde] aan dat de dagvaarding een obscuur libel is en nietig dient te worden verklaard. Zo is in de dagvaarding niet vermeld, wanneer de overeenkomsten tussen Vodafone en [gedaagde] zijn aangegaan, zijn geen kopieën van de overeenkomsten overgelegd, zijn evenmin afschriften van de volgens Vodafone onbetaald gelaten facturen overgelegd, ontbreken afschriften van herinneringsbrieven en is niet aangegeven wanneer de telefoonnummers zouden zijn geblokkeerd.
5. Voorzover van een rechtsgeldige dagvaarding kan worden uitgegaan, betwist [gedaagde] het bestaan van een of twee overeenkomst(en). [gedaagde] kan zich niet herinneren dat hij een overeenkomst met Vodafone is aangegaan en betwist ook de kosten die voor telefoongesprekken zijn gemaakt.
6. Voorzover een overeenkomst tussen partijen is aangegaan, roept [gedaagde] de nietigheid van zijn rechtshandeling in nu ten tijde van het aangaan van de overeenkomst [gedaagde] ten gevolge van een geestelijke stoornis zijn wil niet met zijn verklaring overeenstemde waardoor er geen overeenkomst tot stand is gekomen.
7. Naar het oordeel van de kantonrechter voert [gedaagde] op zichzelf terecht aan dat in de dagvaarding meer algemene feiten en omstandigheden aan de vordering ten grondslag zijn gelegd en voor [gedaagde] specifieke gegevens ontbreken. Voorts voert [gedaagde] eveneens terecht aan dat Vodafone heeft verzuimd in de dagvaarding haar bewijsmiddelen op te geven en afschriften van de schriftelijke stukken, waarop zij zich beroept, over te leggen.
8. De kantonrechter is van oordeel dat de door Vodafone uitgebrachte dagvaarding aan de daaraan te stellen minimumeis voldoet en [gedaagde] zich op basis van die dagvaarding voldoende kan verweren, hetgeen [gedaagde] ook heeft gedaan. Voorts brengt het niet overleggen van bewijsstukken geen nietigheid van de dagvaarding met zich mee.
9. Ter ondersteuning van haar stelling dat tussen Vodafone en [gedaagde] een tweetal overeenkomsten zijn gesloten, heeft Vodafone afschriften van beide overeenkomsten, voorzien van de handtekening van [gedaagde] overgelegd. Ook heeft Vodafone overgelegd een kopie van de identiteitskaart, welke kopie ten tijde van het aangaan van de overeenkomsten is gemaakt.
De kantonrechter is van oordeel dat met deze bewijsmiddelen - eerst voorafgaande aan de comparitie na antwoord door Vodafone overgelegd - voldoende is komen vast te staan dat Vodafone op 3 maart 2008 een tweetal overeenkomsten met Vodafone heeft gesloten.
10. [gedaagde] heeft voorts aangevoerd, dat hij de overeenkomsten onder invloed van een geestelijke stoornis heeft gesloten en dat hij beide overeenkomsten niet heeft gewild. [gedaagde] roept de vernietiging van de rechtshandeling, waarbij [gedaagde] de overeenkomsten met Vodafone is aangegaan, in.
11. Ter ondersteuning van het beroep op een geestelijke stoornis heeft [gedaagde] onder meer het volgende aangevoerd. In 1985 is een bipolaire stoornis bij [gedaagde] gediagnosticeerd. Vanaf dat moment is [gedaagde] voor bepaalde periodes in psychiatrische klinieken geplaatst en is hij vanaf 1997 in een psychiatrisch ziekenhuis opgenomen. [gedaagde] is in 2003 uit het psychiatrisch ziekenhuis ontslagen, waarna hij tot 2007 dakloos is geweest. In november 2007 is [gedaagde] bij de [Y] in [woonplaats] gaan wonen en is hij op een zeker moment overgeplaatst naar het sociaal pension [X]. [gedaagde] zit daar nog steeds.
[gedaagde] is afgekeurd voor het verrichten van arbeid. Hij ontvangt via het UWV een arbeidsongeschiktheiduitkering. Zijn financiën worden geregeld via de Dienst Werk en Inkomen, die ervoor zorgt dat zijn schulden worden afgelost. [gedaagde] ontvangt € 30,00 zakgeld per week.
Ter ondersteuning van dit relaas heeft [gedaagde] onder meer overgelegd het voorlichtingsrapport van [persoon1] van Leger des Heils, Jeugdzorg & Reclassering d.d. 18 juni 2008, de brief van het Mentrum d.d. 21 april 2008 en een aanvullende verklaring van [persoon1] d.d. 17 juni 2009.
12. Gelet op de door [gedaagde] gestelde feiten en omstandigheden, die niet door Vodafone gemotiveerd zijn bestreden, is naar het oordeel van de kantonrechter voldoende komen vast te staan dat [gedaagde] lijdt aan een geestelijke stoornis die zijn rechtshandelingen kan beïnvloeden.
13. Artikel 3:34 lid 1 BW geeft een wettelijk vermoeden dat een verklaring onder invloed van een geestelijke stoornis is gedaan, indien de rechtshandeling voor de geestelijk gestoorde nadelig was, tenzij het nadeel op het tijdstip van de rechtshandeling redelijkerwijs niet was te voorzien.
Uit het leefgedrag van [gedaagde] voorafgaande aan het sluiten van beide overeenkomsten, waarbij hij gedurende circa 4 jaar op straat heeft geleefd en de beperkte inkomsten en redelijke schulden die hij op dat moment had, was het aangaan van beide overeenkomsten voor [gedaagde] nadelig. Voor zijn levensonderhoud had hij geen duur abonnement voor een mobiele telefoon van maar liefst € 70,00 per maand nodig en zeker geen twee abonnementen. In de feitelijke situatie waarin [gedaagde] ten tijde van het aangaan van de overeenkomsten verkeerde was het te voorzien dat hij niet in staat zou zijn de abonnementskosten te voldoen en een substantiële schuld zou ontstaan. Dit risico heeft zich ook zeer snel na het aangaan van de overeenkomsten gerealiseerd, doordat na ruim een week Vodafone vanwege het hoge gebruik aan gesprekskosten een blokkade op beide aansluitingen heeft gelegd, waardoor er niet meer met beide mobiele telefoons gebeld kon worden. Vodafone heeft enige tijd nadien ook de overeenkomsten ontbonden en [gedaagde] aansprakelijk gehouden voor het gehele abonnementsgeld van 2 jaar voor beide mobiele aansluitingen en de gesprekskosten in de eerste week van het abonnement. Dit leidt tot het gevorderde bedrag van € 3.489,29.
14. Ter afwering op de vernietiging van de rechtshandeling van [gedaagde] tot het aangaan van beide overeenkomsten met Vodafone heeft Vodafone aangevoerd, dat zij er gerechtvaardigd op heeft vertrouwd dat [gedaagde] beide overeenkomsten wilde aangaan.
Vodafone heeft daarvoor geen concrete feiten en omstandigheden aangevoerd. Tot het stellen van nadere feiten en omstandigheden kan Vodafone in dit geval worden gehouden nu het een relatief duur abonnement betrof van € 70,00 per maand per abonnement, de overeenkomst voor 2 jaar werd aangegaan en er twee abonnementen werden gesloten. Tegen deze achtergrond is de enkele stelling dat Vodafone gerechtvaardigd heeft vertrouwd onvoldoende.
15. Het voorgaande leidt ertoe dat het verweer van [gedaagde] slaagt, zodat als gevolg van de vernietiging van de rechtshandeling er geen overeenkomst tussen partijen (meer) bestaat en [gedaagde] op grond van die overeenkomst derhalve niet gehouden is de door Vodafone verzonden facturen te voldoen.
16. Vodafone heeft haar vordering en de gronden waarop die berust in het licht van het verweer van [gedaagde] niet aangepast, zodat louter en alleen op de gronden als neergelegd in de dagvaarding behoeft te worden beslist. Dit leidt ertoe dat de vordering van Vodafone wordt afgewezen met veroordeling van Vodafone in de kosten van het geding.
I. wijst de vordering af;
II. veroordeelt Vodafone in de kosten van het geding aan de zijde van [gedaagde] gevallen, welke worden begroot op € 400,00 wegens salaris gemachtigde;
III. verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. D.H. de Witte, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 juli 2009 in tegenwoordigheid van de griffier.