1.1. Stayokay exploiteert een hostel, gelegen in het Vondelpark te Amsterdam. [gedaagde] was tot 1 september 2007 in dienst van Stayokay als hostelmanager van het hostel in Amsterdam.
1.2. In de arbeidsovereenkomst was de volgende bepaling opgenomen: “Met ingang van 1 april 2000 bewoont de werknemer in het kader van de uitoefening van zijn functie de dienstwoning van [X]. Voor het genot van woning + energie/water wordt met ingang van 1 april 2000 per maand F 1000,00 en 116,25 op het salaris van de werknemer ingehouden.”
1.3. In de toepasselijke CAO is in artikel 28 bepaald dat een werknemer kan worden verplicht een dienstwoning te betrekken alsmede dat hij gehouden is bij het einde van de arbeidsovereenkomst de dienstwoonruimte te ontruimen. Het laatste is ook van toepassing verklaard indien er wel inwoning wordt aangeboden maar er van een woonverplichting geen sprake is.
1.4. Stayokay beschikt over een, op eigen terrein direct naast het hostel gelegen, pand bestaande uit twee woningen. De bovenwoning draagt het adres [adres1], de benedenwoning [adres2]. [gedaagde] is vanaf zijn indiensttreding tot het einde daarvan woonachtig geweest in de bovenwoning.
1.5. Tussen partijen is in 2007 een arbeidsgeschil ontstaan. Zij zijn, beiden bijgestaan door advocaten, in onderhandeling getreden over de voorwaarden waaronder de arbeidsovereenkomst zou eindigen. Zij hebben daarbij tevens betrokken de bewoning van [gedaagde] van voornoemde bovenwoning.
1.6. Partijen zijn in juli 2007 een vaststellingsovereenkomst aangegaan waarin, onder meer, is bepaald:
“(…)
d) dat partijen vervolgens in overleg zijn getreden om alsnog de voorwaarden waaronder de arbeidsovereenkomst zal eindigen te regelen;
e) dat onderdeel van dat uitvoerig overleg ook is geweest de dienstwoning, waar [gedaagde] woont en waarover tussen partijen discussie is ontstaan of deze woning gezien moet worden als een eigenlijke of een oneigenlijke dienstwoning. Partijen hebben besloten ook dat geschil met een en dezelfde regeling te beslechten.
(…)
i) dat partijen met de onderhavige vaststellingsovereenkomst hebben beoogd een uitputtende, allesomvattende regeling te treffen;
(…)
11. Met betrekking tot de dienstwoning en het verlaten ervan is het volgende overeengekomen:
a. vanaf 1 augustus 2007 zal [gedaagde] maximaal dus tot uiterlijk 1 augustus 2009 één van de woningen van Stayokay aan het [adres1] resp. [adres2] te [woonplaats] ongemeubileerd mogen huren en wel als volgt en tegen de volgende voorwaarden:
- tot uiterlijk 1 september 2007 de woning die hij nu bewoont (boven, is nummer [nr]) en, vanaf 1 september 2007 tot uiterlijk 1 augustus 2009 de (kleinere) woning beneden, dus beneden de woning die hij nu bewoont ( is nummer [nr]),
- en dit zowel op nummer [nr] als op nummer [nr] tegen de huursom van € 650,00 per maand inclusief het voorschot gas, water en licht van € 97,50 per maand.
(…)
d. [gedaagde] kan zich bij het einde van de huurovereenkomstzijnde op uiterlijk 31 juli 2009 niet beroepen op huurbescherming. Een beroep op huurprijsbescherming komt hem evenmin toe. Voor zover hij die rechten zou hebben doet hij daar uitdrukkelijk afstand van.
e. [gedaagde] zal uiterlijk op 31 juli 2009 genoemde woning verlaten en zal deze op uiterlijk 31 juli 2009 leeg opleveren, dit op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.500,00 per maand of gedeelte daarvan dat hij deze verplichting niet nakomt, onverminderd het recht van Stayokay om volledige schadevergoeding te vorderen.
(…)
15. Na uitvoering van de verplichtingen die uit deze overeenkomst voortvloeien zullen partijen niets meer van elkaar te vorderen hebben, in het bijzonder niet inzake de verplichtingen voortvloeiend uit het dienstverband en de beëindiging ervan, waaronder ook de dienstwoning, een en ander zoals onder andere opgenomen in de arbeidsovereenkomst en de CAO Stayokay en verlenen zij elkaar finale kwijting over en weer.”
1.7. [gedaagde] is eind september of begin oktober 2007 in de benedenwoning gaan wonen. Partijen hebben –kennelijk- afgesproken dat er een huurprijs zou gelden van € 552,50 per maand.
1.8. [gedaagde] heeft op 29 november 2007 een verzoek ingediend bij de Huurcommissie om uitspraak te doen over de redelijkheid van de overeengekomen huurprijs.
1.9. Bij uitspraak van 29 april 2008, verzonden op 19 juni 2008, heeft de Huurcommissie [gedaagde] ontvankelijk verklaard in zijn verzoek en bepaald dat een huurprijs van € 492,62 per maand redelijk is met ingang van 1 september 2007.
1.10. [gedaagde] heeft doen weten, laatstelijk na daar bij brief van 18 juli 2008 naar te zijn gevraagd, dat hij de benedenwoning niet per 1 augustus 2009 zal verlaten.