ECLI:NL:RBAMS:2009:BJ3865

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
KK 09-424
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming op basis van gebruik zonder recht of titel

In deze zaak vordert Woonstichting De Key ontruiming van een woning van gedaagden, die zonder recht of titel in de woning verblijven. De rechtsvoorganger van De Key had in 1976 een huurovereenkomst gesloten met [persoon1], die in 2004 overleed. Na het overlijden van [persoon2], de echtgenote van [persoon1], is de huurovereenkomst van rechtswege geëindigd. Gedaagden, de kleindochter van [persoon1] en haar echtgenoot, hebben in 2008 afspraken gemaakt met De Key over het ontruimen van de woning, maar hebben tot op heden geen vervangende woonruimte kunnen vinden. De kantonrechter heeft de zaak in kort geding behandeld en zich onbevoegd verklaard, waarna de zaak is verwezen naar de Voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam.

De procedure begon met een dagvaarding op 28 april 2009, waarbij De Key gedaagden in rechte betrok. De mondelinge behandeling vond plaats op 25 mei 2009. Tijdens deze zitting hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De Key stelt dat de huurovereenkomst is geëindigd en dat gedaagden zonder recht in de woning verblijven. Gedaagden voeren aan dat zij actief op zoek zijn naar vervangende woonruimte en dat ontruiming hen in een moeilijke situatie zou brengen, vooral met een jong kind.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagden niet hebben aangetoond dat zij recht hebben op voortgezet gebruik van de woning. De rechter heeft geconcludeerd dat de huurovereenkomst met [persoon2] is geëindigd en dat gedaagden zonder recht of titel in de woning verblijven. De kantonrechter heeft de zaak vervolgens verwezen naar de Voorzieningenrechter, omdat de vordering tot ontruiming niet onder de bevoegdheid van de kantonrechter valt. De beslissing van de kantonrechter is op 3 juni 2009 uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM KORT GEDING
SECTOR KANTON - LOCATIE AMSTERDAM
Kenmerk : KK 09-424
Datum : 3 juni 2009
497
Vonnis van de kantonrechter te Amsterdam op de vordering in kort geding in de zaak van:
de stichting Woonstichting Lieven de Key
hierna: De Key
statutair gevestigd te Amsterdam
eiseres
gemachtigde: mr. P. Zeeman
t e g e n:
1. [gedaagde1]
2. [gedaagde2]
hierna te noemen: [gedaagden]
beide wonende te [woonplaats]
gedaagden
gemachtigde: mr. M.M. Altena-Staalenhoef
HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Bij kort geding dagvaarding van 28 april 2009 heeft De Key [gedaagden] tegen de zitting van 14 mei 2009 in rechte betrokken. In onderling overleg zijn partijen overeengekomen de mondelinge behandeling te laten plaatsvinden op 25 mei 2009. De Key is verschenen bij mevrouw [casemanager] (casemanager) en haar gemachtigde. [gedaagden] zijn vergezeld van hun gemachtigden eveneens verschenen. Beide partijen hebben hun standpunten toegelicht en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord.
De zaak staat thans voor vonnis.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
feitelijke uitgangspunten
1. Tot uitgangspunt dient het navolgende:
1.1. De rechtsvoorganger van De Key heeft bij schriftelijke huurovereenkomst van 15 september 1976 aan [persoon1] met ingang van 1 oktober 1976 voor onbepaalde tijd in huur gegeven de tweede verdieping van het pand aan de [adres] - hierna veelal de woning genoemd - .
1.2. [gedaagde1], de kleindochter van [persoon1], is op 16 oktober 2002 bij haar opa [persoon1] en haar oma [persoon2] ingetrokken.
1.3. [persoon1] is op 15 juli 2004 overleden, waarna de huurovereenkomst van rechtswege is voortgezet door diens echtgenote [persoon2].
1.4. In 2006 is [gedaagde1] gehuwd en is haar echtgenoot [gedaagde2] bij [gedaagde1] - en bij oma [persoon2] - in de woning komen wonen. Sedert 2007 hebben [gedaagde1] en [gedaagde2] een zoon.
1.5. [persoon2] is op 4 maart 2008 overleden.
1.6. De Key nodigt [gedaagden] uit voor een bespreking op 2 april 2008. Tijdens deze bespreking worden afspraken gemaakt, die door De Key bij brief van 3 april 2008 zijn vastgelegd. [gedaagde1] heeft deze brief voor akkoord ondertekend. De in deze brief opgenomen afspraken luiden:
U krijgt tot 30-09-2008 de gelegenheid om andere woonruimte te zoeken.
U ziet af van de eventuele rechten met betrekking tot de huurwoning en gaat niet in verzet als de woning per 30-09-2008 niet leeg wordt opgeleverd en Woonstichting De Key een procedure tot ontruiming begint.
U reageert elke twee weken via Woningnet op woningen.
U maakt een afspraak met Dienst Wonen om eventueel een voorrangsverklaring aan te vragen.
1.7. [gedaagde1] ondertekent een standaardverklaring huuropzegging, waarbij de huurovereenkomst tegen 30 september 2008 wordt opgezegd. De Key bevestigt de ontvangst van deze standaardverklaring bij brief van 16 april 2008.
Voorts vragen [gedaagden] bij de Dienst Wonen van de gemeente Amsterdam om een voorrangsverklaring. Op 15 april 2008 wijst de Dienst Wonen van de gemeente Amsterdam het verzoek daartoe af.
1.8. De Key bevestigt bij brief van 3 december 2008 dat een nadere afspraak is gemaakt over de datum waarop [gedaagden] de woning hebben te ontruimen. De brief luidt – voorzover van belang - :
Wij zijn overeengekomen dat u tot eind 31 januari 2009 de gelegenheid krijgt om andere woonruimte te vinden. Na deze datum zult u de woning leeg en schoon moeten opleveren.
…….
Mocht u op 31 januari 2009 nog geen andere woonruimte hebben gevonden dan zal Woonstichting de Key zoals eerder besproken een juridische procedure starten.
1.9. De gemachtigde van [gedaagden] laat bij brief van 16 december 2008 weten, dat [gedaagden] gelet op hun positie op de ranglijst voor woningzoekenden en het geringe aantal woningen dat in december en januari vrijkomt [gedaagden] naar verwacht mag worden eind januari 2009 geen vervangende woning zullen hebben. De gemachtigde van [gedaagden] verzoekt De Key met [gedaagden] coulance te hebben en hen een huurovereenkomst voor de woning – zonodig tegen een hogere huurprijs - aan te bieden en voorzover De Key daarmee niet akkoord gaat [gedaagden] nog enige maanden de tijd te geven andere woonruimte te vinden.
1.10. Na enige e-mailwisseling bericht De Key de gemachtigde van [gedaagden] bij e-mail van 26 januari 2009:
Woonstichting de Key heeft duidelijke (ondertekende) afspraken met de familie [familie] gemaakt over het verlaten van de woning. Wij hebben het voornemen om binnenkort een procedure te starten om tot ontruiming van de woning te komen.
1.11. Vervolgens volgt nog enige email- en briefwisseling, waarbij beide partijen aan hun standpunten vasthouden.
voorziening
2. De Key vordert [gedaagden] te veroordelen tot
(a) ontruiming van de woning;
(b) betaling van € 248,09 per maand vanaf 30 april 2009 tot aan de dag van ontruiming.
Dit alles met veroordeling van [gedaagden] in de kosten van het geding.
3. Aan de vordering legt De Key ten grondslag, dat de huurovereenkomst met [persoon2] twee maanden na haar overlijden van rechtswege is geëindigd en [gedaagden] zonder recht of titel in de woning verblijven.
verweer
4. [gedaagden] voeren tegen de vordering verweer. Kort gezegd voeren [gedaagden] aan dat zij overeenkomstig de met De Key gemaakte afspraken intensief via Woningnet naar vervangende woonruimte zoeken, maar nog geen vervangende woonruimte hebben gevonden. Een ontruiming zal voor [gedaagden] het verstrekkende gevolg hebben dat zij met hun jonge kind op straat komen. Het belang van De Key is een redelijke vergoeding voor het gebruik van de woning. Aan dat belang komen [gedaagden] tegemoet doordat zij de door De Key verlangde gebruiksvergoeding betalen en bovendien bereid zijn – zonodig tegen een hogere huurprijs – de woning te huren. In het kader van een belangenafweging dient aan [gedaagden] nog een redelijke termijn te worden gegund om vervangende woonruimte te vinden en te betrekken.
beoordeling
5. Het geschil tussen partijen spitst zich toe op de vraag of [gedaagden] gehouden zijn de woning te ontruimen.
6. [gedaagden] hebben niet gesteld dat zij ten tijde van het overlijden van [persoon2] (een deel van) de woning krachtens onderhuur in gebruik hadden. Ook hebben [gedaagden] niet gesteld dat zij met [persoon2] een duurzame gemeenschappelijke huishouding hebben gehad en dientengevolge bij hoofdverblijf in de woning aanspraak hebben op de rechtsbescherming als neergelegd in artikel 7:268 lid 2 BW.
Kennelijk heeft De Key, voorzover [gedaagden] enig recht op voortgezet gebruik krachtens huur hebben, [gedaagden] in april 2008 zekerheidshalve verzocht de eventuele huurovereenkomst op te zeggen tegen 1 september 2008. Aan dit verzoek hebben [gedaagden] gevolg gegeven.
7. Het voorgaande leidt ertoe dat ingevolge artikel 7:268 lid 6 BW er geen personen zijn die krachtens dat wetsartikel de huur voortzetten, zodat de huurovereenkomst met [persoon2] is geëindigd aan het einde van de tweede maand na het overlijden van [persoon2].
8. De Key heeft louter [gedaagden] in kort geding gedagvaard en de stelling betrokken dat zij zonder recht of titel in het gehuurde verblijven, zodat de vordering tot ontruiming dient te worden toegewezen.
9. Bij de beoordeling van de vordering van De Key is de vraag gerezen of de kantonrechter bevoegd is van het geschil kennis te nemen. [gedaagden] hebben zich daarbij gerefereerd aan het oordeel van de kantonrechter.
10. Ingevolge artikel 254 lid 4 Rv is de kantonrechter in zaken als bedoeld in artikel 93 Rv bevoegd tot het geven van een voorlopige voorziening. Een vordering tot ontruiming dat niet is gegrond op een (beëindigde) huurovereenkomst, maar op een gebruik zonder recht of titel behoort niet tot de zaken als genoemd in artikel 93 Rv, zodat de kantonrechter niet bevoegd is van het geschil kennis te nemen.
11. Het voorgaande leidt ertoe dat de kantonrechter de zaak zal verwijzen naar de Voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam, sector civiel.
BESLISSING
De kantonrechter:
I. verwijst de zaak naar de Voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam, sector civiel;
II. draagt de griffier op het dossier over te dragen aan de Voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam, sector civiel.
Aldus gewezen door mr. D.H. de Witte, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 juni 2009 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter