ECLI:NL:RBAMS:2009:BJ1418

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09-2557 HOREC
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking terrasvergunning en voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke procedure

Op 11 juni 2009 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de intrekking van een terrasvergunning voor de duur van één week. De verzoekster, De Banaantjes B.V., h.o.d.n. Café [café], had op 9 juni 2009 een verzoek ingediend tot het treffen van een voorlopige voorziening in verband met een bezwaar tegen het besluit van de burgemeester van Amsterdam van 3 juni 2009. De voorzieningenrechter diende te beoordelen of er sprake was van onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen. De verzoekster stelde dat haar spoedeisend belang lag in het verwachte verlies van inkomsten en de mogelijkheid dat zij sneller met sancties zou worden geconfronteerd.

De rechter overwoog dat de overtredingen die ten grondslag lagen aan de sancties voldoende overtuigend bewijs dienden te hebben. In dit geval was de overtreding die leidde tot stap drie van het stappenplan van de burgemeester onvoldoende duidelijk. De rechter constateerde dat het constateringsrapport van 22 augustus 2008 niet was ondertekend en dat de namen van de rapporteurs ontbraken. Ook was er twijfel over de inhoud van de foto die als bewijs was overgelegd, waardoor de rechter niet kon vaststellen of de overtreding daadwerkelijk had plaatsgevonden.

Gezien de onduidelijkheid over de overtreding en de wederzijdse belangen van partijen, besloot de voorzieningenrechter het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toe te wijzen. Het besluit van de burgemeester werd geschorst tot zes weken na de beslissing op bezwaar. Daarnaast werd de burgemeester veroordeeld in de proceskosten van de verzoekster, die op € 644,- werden begroot, en diende de gemeente Amsterdam het door verzoekster betaalde griffierecht van € 297,- te vergoeden. Tegen deze uitspraak stond geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 09/2557 HOREC
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter op 11 juni 2009
Zitting hebben:
mr. C.A.E. Wijnker, als voorzieningenrechter,
mr. S. van Excel, als griffier,
in de zaak tussen:
de besloten vennootschap De Banaantjes B.V., h.o.d.n. Café [café],
gevestigd te Amsterdam,
verzoekster,
gemachtigde mr. R.G. Meester,
en
de burgemeester van Amsterdam,
verweerder,
gemachtigde mr. H.C. Esseveldt.
Beslissing
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toe;
- schorst het besluit van 3 juni 2009 tot zes weken na het nog te nemen besluit op bezwaar;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster, begroot op € 644,- (zegge: zeshonderd en vierenveertig euro) te betalen door de gemeente Amsterdam aan verzoekster;
- bepaalt dat de gemeente Amsterdam het door verzoekster betaalde griffierecht ten bedrage van € 297,- (zegge: tweehonderd en zevenennegentig euro) aan haar vergoedt.
Overwegingen
Verzoekster heeft op 9 juni 2009 een verzoek ingediend tot het treffen van een voorlopige voorziening. Dit verzoek hangt samen met het door verzoekster ingediende bezwaar tegen het besluit van verweerder van 3 juni 2009 (het bestreden besluit). Verzoekster heeft de voorzieningenrechter (hierna ook: de rechter) verzocht het bestreden besluit te schorsen.
Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht dient te worden nagegaan of onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, het treffen van een voorlopige voorziening vereist. Bij de vereiste belangenafweging gaat het om een afweging van enerzijds het belang van de verzoeker dat een onverwijlde voorziening wordt getroffen en anderzijds het door de onmiddellijke uitvoering van het besluit te dienen belang.
Voor zover de toetsing meebrengt dat een oordeel wordt gegeven over het geschil in de bodemprocedure, heeft dit oordeel een voorlopig karakter en is dit niet bindend voor de beslissing in de bodemprocedure.
Verzoekster heeft naar voren gebracht dat haar spoedeisend belang is gelegen in het verwachte verlies van inkomsten en de omstandigheid dat verzoekster sneller stap zes kan worden opgelegd. Tegenover het belang van verzoekster staat het belang van verweerder bij handhaving van het bestreden besluit alsmede de uitvoering van het handhavingsbeleid.
Naar voorlopig oordeel van de rechter ligt thans ter beoordeling voor de oplegging van stap drie, vier en vijf van het door verweerder gehanteerde stappenplan. Tegen het besluit tot oplegging van stap twee is - voor zover nu duidelijk - immers geen bezwaar gemaakt.
De rechter is van oordeel dat overtredingen op grond waarvan verweerder sancties oplegt moeten worden gestaafd door voldoende overtuigend bewijs.
De rechter constateert in dit verband dat de overtreding die ten grondslag ligt aan stap drie, te weten de waarneming op 22 augustus 2008, thans onvoldoende duidelijk is. De rechter overweegt daartoe dat het constateringsrapport van 22 augustus 2008 niet is ondertekend en de namen van de rapporteurs ontbreken. Overigens blijkt uit het rapport ook niet dat de rapporteurs een medewerker van het café hebben gewezen op de constatering. Met betrekking tot de op 22 augustus 2008 gemaakte foto overweegt de rechter dat de in het dossier aanwezige, alsmede de ter zitting overgelegde foto(kopie) niet duidelijk is, nu niet is te zien hoeveel personen er op het terras staan en of deze personen al dan niet een glas in hun hand hebben. Verder acht de rechter de stelling van verzoekster dat de personen links op de foto niet bij haar terras horen, maar bij het terras van de buren vooralsnog niet onaannemelijk. Hetzelfde geldt voor de stelling van verzoekster dat een medewerker van verzoekster de personen net naar binnen stuurde en dat de personen niet buiten op het terras, maar binnen in de deuropening stonden.
Reeds gelet op de voorgaande overweging bestaat er twijfel of het bestreden besluit in bezwaar stand zal kunnen houden. Mede gelet op de wederzijdse belangen van partijen ziet de rechter dan ook aanleiding de gevraagde voorlopige voorziening toe te wijzen en het bestreden besluit te schorsen tot zes weken na de beslissing op bezwaar.
Nu het verzoek wordt toegewezen ziet de rechter aanleiding verweerder te veroordelen in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Tevens dient verweerder het door verzoekster betaalde griffierecht aan haar te vergoeden.
Waarvan proces-verbaal,
de griffier de voorzieningenrechter
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Afschrift verzonden op:
D: C