vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
zaaknummer / rolnummer: 391980 / HA ZA 08-646
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MERCURIUS BELEGGINGSMAATSCHAPPIJ B.V.,
gevestigd te Heerlen,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. I.M.C.A. Reinders Folmer,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MANAUS INVESTMENTS B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. I.M.C.A. Reinders Folmer.
Partijen zullen hierna Mercurius en Manaus worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, met producties,
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens inhoudende eis in reconventie, met producties,
- het vonnis van 4 juni 2008, waarin een comparitie van partijen is gelast,
- het proces-verbaal van de comparitie, gehouden op 3 oktober 2008, met de daarin genoemde processtukken,
- de conclusie van repliek in conventie, met producties,
- de conclusie van dupliek in conventie, tevens conclusie van repliek in reconventie,
- de conclusie van dupliek in reconventie.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. De besloten vennootschap Innovatief Starters Fonds (ISF) B.V. (hierna: ISF) is op 23 februari 2005 bij verstekvonnis veroordeeld tot betaling van € 14.694.713,28 aan Mercurius, te vermeerderen met rente en kosten.
2.2. ISF was de enig aandeelhouder van Manaus. Omstreeks maart 2006 heeft zij haar aandelen in Manaus aan een derde overgedragen. Als moedervennootschap onderhield ISF een rekening-courantverhouding met Manaus.
2.3. Op verzoek van Mercurius en uit kracht van voornoemd vonnis is op 26 juli 2007 executoriaal derdenbeslag onder Manaus gelegd. Ingevolge het deurwaardersexploot is beslag gelegd “op alle gelden, geldswaarden en/of roerende zaken die geen registergoederen zijn, die de derde-beslagene onder zich heeft en/of uit een reeds nu bestaande rechtsverhouding zal of mocht verkrijgen, dan wel uit een reeds nu bestaande rechtsverhouding onder zijn/haar berusting heeft en/of mocht verkrijgen, respectievelijk schuldig is of zal worden aan voornoemde INNOVATIEF STARTERS FONDS (ISF) B.V., zulks ter verzekering en om betaling te verkrijgen van:
2.4. Het executoriaal derdenbeslag onder Manaus is op 31 juli 2007 aan ISF betekend.
2.5. Manaus heeft na het verstrijken van vier weken na het leggen van het beslag geen verklaring gedaan van de vorderingen en zaken die door het beslag zijn getroffen, waartoe zij op grond van artikel 476a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) wel gehouden was.
2.6. Bij faxbericht van 31 oktober 2007 heeft de advocaat van Mercurius Manaus gesommeerd om binnen 14 dagen alsnog aan voornoemde verklaringsplicht te voldoen. Manaus heeft aan deze sommatie geen gehoor gegeven.
2.7. Op 1 februari 2008 heeft Mercurius ten laste van Manaus conservatoir derdenbeslag onder de besloten vennootschap Voortzetting [derde] & Zn. B.V. (hierna: [derde]) gelegd.
2.8. Een brief van A (hierna: A), de administrateur van Manaus, aan de raadsman van Manaus van 18 april 2008, houdt voor zover hier van belang het volgende in:
Hierbij verklaren wij dat Manaus Investments B.V. op 26 juli 2007 niets verschuldigd is aan Innovatief Starters Fonds (ISF) B.V.
Een en ander gebaseerd op de conceptjaarcijfers over 2006 (…) en de verwerkte (bank) mutaties tot en met 26 april 2007.
3. De vordering
in conventie
3.1. Mercurius vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Manaus veroordeelt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting € 14.694.713,28 te betalen, te vermeerderen met de contractuele rente over € 13.898.263,90 vanaf 1 januari 2005 tot aan de dag der algehele voldoening en Manaus veroordeelt in de kosten van deze procedure.
3.2. Ter onderbouwing van haar vordering voert Mercurius aan dat Manaus in gebreke is gebleven verklaring op de voet van artikel 476a Rv verklaring te doen van de vorderingen en zaken die door het beslag zijn getroffen, zodat zij op grond van artikel 477a, eerste lid Rv dient te worden veroordeeld tot betaling van het bedrag waarvoor het beslag is gelegd, als ware zij daarvan zelf schuldenaar.
3.3. Manaus Investments voert verweer. Op hetgeen zij aanvoert, wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4. Manaus Investments vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het op 1 februari 2008 ten verzoeke van Mercurius en ten laste van Manaus onder [derde] gelegde beslag opheft en Mercurius veroordeelt in de kosten van deze procedure, met bepaling dat er wettelijke rente verschuldigd zal zijn over de proceskosten vanaf de vijftiende dag na datum van dit vonnis.
3.5. Ter onderbouwing van haar vordering stelt Manaus dat het conservatoir beslag onder [derde] is gelegd met het oog op de vordering in conventie. De vordering in conventie moet echter worden afgewezen, omdat inmiddels wel aan de verklaringsplicht is voldaan, hetgeen meebrengt dat het beslag onder [derde] ten onrechte is gelegd, aldus Manaus.
3.6. Mercurius voert verweer. Op hetgeen zij aanvoert, wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
in conventie
4.1. Hoewel daartoe wettelijk verplicht, is Manaus in gebreke gebleven de in artikel 476a Rv bedoelde verklaring te doen. Na door Mercurius op de voet van artikel 477a lid 1 Rv te zijn gedagvaard tot betaling van het bedrag waarvoor het beslag is gelegd als ware zij daarvan zelf schuldenaar, heeft Manaus bij conclusie van antwoord meegedeeld gebruik te willen maken van de in artikel 477a lid 1 Rv geboden mogelijkheid alsnog een gerechtelijke verklaring in de zin van artikel 476a jo. 477a lid 1 Rv te doen en daartoe de volgende passage in haar conclusie opgenomen:
Met betrekking tot het ten verzoeke van Mercurius ten laste van ISF onder haar gelegde derdenbeslag verklaart Manaus dat er tussen haar en ISF geen enkele rechtsverhouding bestaat of heeft bestaan, uit hoofde waarvan ISF op het tijdstip van het beslag nog iets van Manaus had te vorderen, nu te vorderen heeft of nog te vorderen kan krijgen. Tevens verklaart Manaus dat er geen andere onder Manaus ten laste van ISF liggende beslagen zijn gelegd door derden.
4.2. Manaus heeft ter staving van de juistheid van de verklaring volstaan met te verwijzen naar de brief van A van 18 april 2008 en vervolgens aangevoerd dat de vordering in conventie gezien deze verklaring - waaruit voortvloeit dat zij niets aan ISF verschuldigd is of zal zijn - moet worden afgewezen.
4.3. Dit verweer slaagt niet. De rechtbank stelt daartoe voorop dat de in artikel 477a Rv geboden herkansingsmogelijkheid uiteraard niet beoogt de in gebreke gebleven derde-beslagene in een gunstiger positie te plaatsen dan waarin hij zich bevond voor zijn in gebreke blijven. De gerechtelijke verklaring van artikel 477a Rv dient dan ook te voldoen aan de vereisten van artikel 476a lid 2 jo. 476b Rv betreffende de buiten-gerechtelijke verklaring. De hiervoor weergegeven verklaring van Manaus voldoet niet aan deze vereisten. Zo is deze verklaring niet door Manaus als derde-beslagene gedagtekend en ondertekend, is deze verklaring niet (voldoende) met redenen omkleed en is zij niet vergezeld van een afschrift van tot staving dienende bescheiden. De brief van A kan niet als zodanig worden aangemerkt. Daarin is immers niet veel meer te lezen dan een herhaling van de gedane verklaring, terwijl onderliggende stukken ontbreken en geen enkele inzicht wordt gegeven in de verhoudingen tussen Manaus en ISF. Dit klemt temeer nu tussen partijen vast staat dat ISF in ieder geval tot 2006 een rekening-courant verhouding met Manaus onderhield, uit hoofde waarvan zij op enig moment vorderingen op Manaus had. Het had onder deze omstandigheden in ieder geval op de weg van Manaus gelegen haar verklaring vergezeld te doen gaan van een afschrift van de in de brief van A genoemde stukken en, zoals Mercurius terecht aanvoert, meer duidelijkheid te verschaffen omtrent (de afwikkeling van) de financiële verhoudingen met ISF. Dit alles heeft zij niet, althans onvoldoende gedaan.
4.4. De situatie dat een gerechtelijke verklaring is afgelegd die niet voldoet aan de vereisten van artikel 476a lid 2 jo. 476b Rv, moet in haar gevolgen gelijk worden gesteld aan het geval waarin in het geheel geen verklaring is afgelegd. Ook in een dergelijke situatie wordt de derde-beslagene op de voet van artikel 477a lid 1 Rv, op vordering van de beslaglegger veroordeeld tot betaling van het bedrag waarvoor het beslag is gelegd als ware hij daarvan zelf schuldenaar. De vordering in conventie tot betaling van € 14.694.713,28 zal om die reden worden toegewezen. De gevorderde contractuele rente zal evenals de gevorderde uitvoerbaar bij voorraad verklaring als onweersproken worden toegewezen. Manaus zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van deze procedure worden veroordeeld, aan de zijde van Mercurius begroot op:
in reconventie
4.5. Hetgeen in conventie is overwogen en beslist brengt mee dat de vordering in reconventie - die is gegrond op de stelling dat de vordering in conventie niet toewijsbaar is - als ongegrond zal worden afgewezen. Manaus zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van deze procedure worden veroordeeld, aan de zijde van Mercurius begroot op € 452,00 aan salaris advocaat (2 punten x tarief € 452,00 x 0,5).
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. veroordeelt Manaus, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, aan Mercurius te betalen € 14.694.713,28 (zegge: veertienmiljoen zeshonderdvierennegentigduizend zevenhonderddertien euro en achtentwintig cent), te vermeerderen met de contractuele rente over € 13.898.263,90 vanaf 1 januari 2005 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.2. veroordeelt Manaus in de kosten van deze procedure, aan de zijde van Mercurius begroot op € 14.488,80;
5.3. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4. wijst het gevorderde af;
5.5. veroordeelt Manaus in de kosten van deze procedure, aan de zijde van Mercurius begroot op € 452,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.W.H. Vink en in het openbaar uitgesproken op 20 mei 2009.?