Parketnummer: 13/520003-08
Datum uitspraak: 23 juni 2009
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres In de [adres], thans gedetineerd in het Huis van Bewaring “Zwaag” te Zwaag.
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 20 april 2009, 24 april 2009, 19 mei 2009 en 9 juni 2009.
Aan verdachte is tenlastegelegd, na een door de rechtbank ter terechtzitting van 20 april 2009 toegewezen wijziging tenlastelegging, dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 14 maart 2008 te Amsterdam en/of Amstelveen en/of ’s-Gravenhage en/of IJlst, in elk geval in Nederland (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, onder meer [persoon1] en/of [BV] heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedrag(en), te weten:
a. een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 409.165,01 euro (zijnde 58 huurbedragen voor het pand aan de [adres2]) in of omstreeks de periode van 5 oktober 2005 tot en met 7 september 2007 en/of
b. een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 16.566,53 euro (zijnde 4 geldbedragen betreffende belastinggelden, te weten
- een geldbedrag van 3.906,53 euro op of omstreeks 22 november 2005 en/of
- een geldbedrag van 6.545,-- euro op of omstreeks 19 september 2006 en/of
- een geldbedrag van 1.281,-- euro op of omstreeks 22 september 2006 en/of
- een geldbedrag van 4.834,-- euro op of omstreeks 29 september 2006 en/of
c. een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 72.000,-- euro) (zijnde 4 geldbedragen van 18.000,-- euro betreffende de oprichting van een besloten vennootschap genaamd ‘[bv]’, te weten op of omstreeks
- 22 november 2005 en/of
- 1 februari 2006 en/of
- 14 maart 2006 en/of
- 4 april 2006) en/of
d. een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 70.000,-- euro (zijnde voorschotbetalingen in rekening-courant van [BV] met de omschrijvingen ‘[omschrijving]’, te weten
- een geldbedrag van 15.000,-- euro op of omstreeks 2 augustus 2006 en/of
- een geldbedrag van 25.000,-- euro op of omstreeks 29 september 2006 en/of
- een geldbedrag van 30.000,-- euro op of omstreeks 1 november 2006)
in elk geval enig(e ) geldbedrag(en), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte (telkens) met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid (onder meer)
- zich voorgedaan als advocaat en/of juridisch adviseur en/of
- zich in correspondentie voorgedaan als “mr.drs. [verdachte]” en/of “mr. [verdachte]” en/of
- die [persoon1] voorgewend dat hij de juridische belangen van [persoon1] zou gaan behartigen en/of
- die [persoon1] aangeboden haar betalingsverkeer te regelen en/of betalingen voor en/of namens haar te verrichten en/of
- een bankrekening met rekeningnummer [rekeningnummer] geopend ogenschijnlijk op naam van ‘[naam1]’ en/of
- (onder andere) die [persoon1] en/of [BV] voorgewend dat deze bankrekening een derdengeldrekening van notaris [notaris] te ’s-Gravenhage betrof en/of;
ad a
- die [persoon1] voorgewend dat de door haar te betalen huurbedragen voor het pand aan de [adres1] (in overleg met de verhuurder) op voornoemde bankrekening met nummer [rekeningnummer] gestort dienden te worden en dat verdachte deze betalingen zou voldoen aan de verhuurder en/of
- voornoemde huurbedragen van de bankrekening met rekeningnummer [rekeningnummer2] op naam van die [persoon1] op voornoemde bankrekening met rekeningnummer [rekeningnummer] gestort en/of
ad b
- die [persoon1] voorgewend dat de door haar ontvangen belastinggelden op voornoemde bankrekening met nummer [rekeningnummer] gestort dienden te worden en/of
- voornoemde geldbedragen van de bankrekening met rekeningnummer [rekeningnummer2] op naam van die [persoon1] op voornoemde bankrekening met rekeningnummer [rekeningnummer] gestort en/of
ad c
- die [persoon1] voorgewend dat zij voornoemde bedragen diende te voldoen ten behoeve van de omzetting van haar eenmanszaak naar een besloten vennootschap en/of
- voornoemde geldbedragen van de bankrekening met rekeningnummer [rekeningnummer2] op naam van die [persoon1] op voornoemde bankrekening met rekeningnummer [rekeningnummer] gestort en/of
ad d
- zich voorgedaan als advocaat en/of juridisch adviseur en/of
- zich in correspondentie voorgedaan als “mr.drs. [verdachte]” en/of “mr. [verdachte]” en/of
- die [persoon1] aangeboden haar betalingsverkeer te regelen en/of betalingen voor en/of namens haar te verrichten en/of
- de tenaamstelling en/of de adressering van bankrekening met rekeningnummer [rekeningnummer3] gewijzigd en/of
- die [persoon1] en/of [BV] voorgewend dat deze bankrekening met nummer [rekeningnummer3] een derdengeldrekening van verdachte betrof met als tenaamstelling mr.drs. [verdachte] derdengelden en/of
- [BV] verzocht de te betalen voorschotten in rekening-courant ten behoeve van [persoon3] op voornoemde bankrekening met rekeningnummer [rekeningnummer3] te laten storten en/of
- die [persoon1] en/of [BV] voorgewend dat verdachte deze geldbedragen zou voldoen aan die [persoon1] (zijnde de wettelijke vertegenwoordiger van voornoemde [persoon3]) en/of
waardoor voornoemde [persoon1] en/of [BV] (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
en/of
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 14 maart 2008 te Amsterdam en/of Amstelveen en/of ’s-Gravenhage en/of IJlst, in elk geval in Nederland, opzettelijk (telkens) (onder meer)
a. een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 409.165,01 euro (zijnde 58 huurbedragen voor het pand aan de [adres2]) ontvangen in of omstreeks de periode van 5 oktober 2005 tot en met 7 september 2007 en/of
b. een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 16.566,53 euro (zijnde 4 geldbedragen betreffende belastinggelden, te weten
- een geldbedrag van 3.9065,53 euro, ontvangen op of omstreeks 22 november 2005 en/of
- een geldbedrag van 6.545,-- euro, ontvangen op of omstreeks 19 september 2006 en/of
- een geldbedrag van 1.281,-- euro, ontvangen op of omstreeks 22 september 2006 en/of
- een geldbedrag van 4.834,-- euro, ontvangen op of omstreeks 29 september 2006) en/of
c. een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 72.000,-- euro) (zijnde 4 geldbedragen van 18.000,-- euro betreffende de oprichting van een besloten vennootschap genaamd ‘[bv]’, te weten ontvangen op of omstreeks
- 22 november 2005 en/of
- 1 februari 2006 en/of
- 14 maart 2006 en/of
- 4 april 2006) en/of
d. een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 70.000,-- euro (zijnde voorschotbetalingen in rekening-courant van [BV] met de omschrijvingen ‘[omschrijving]’, te weten
- een geldbedrag van 15.000,-- euro, ontvangen op of omstreeks 2 augustus 2006 en/of
- een geldbedrag van 25.000,-- euro, ontvangen op of omstreeks 29 september 2006 en/of
- een geldbedrag van 30.000,-- euro, ontvangen op of omstreeks 1 november 2006)
in elk geval een of meer (grote) geldbedrag(en), in elk geval enig geldbedrag, in elk geval enig goed, welk(e) geldbedrag(en) en/of goederen geheel of ten dele toebehoren aan [persoon1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) geldbedrag(en) verdachte anders dan door misdrijf, te weten in zijn hoedanigheid van (juridisch) adviseur van die [persoon1], onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2006 tot en met 14 maart 2008 te Amsterdam en/of Amstelveen en/of ’s-Gravenhage en/of IJlst, in elk geval in Nederland (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, onder meer
- International Card Services BV en/of American Express heeft bewogen tot de afgifte van een of meer Visa Card(s) en/of een American Express Card op naam van verdacht en/of [persoon1] en/of [persoon3] en/of
- International Card Services BV en/of American Express en/of ABN Amro en/of een of meer (andere) bedrijven/bedrijf (onder meer vliegmaatschappij KLM) en/of (een) perso(o)n(en) heeft bewogen tot de afgifte van (een) geldbedrag(en) (te weten een totaal bedrag van (ongeveer) 63.572,20 euro) en/of een of meer ander(e) goed(eren) en/of dienst(en),
heeft hij, verdachte, (telkens) met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- zich aan die International Card Services BV en/of American Express en/of ABN Amro voorgedaan als zijnde [persoon1] en/of [persoon3], althans als zijnde de rechtmatige aanvrager en/of gebruiker van die Visa Card(s) en/of die American Express Card(s) en/of ABN Amro Business Card en/of
- zich bij aanko(o)p(en)/transactie(s) met die Visa Card(s) en/of die American Express Card(s) en/of ABN Amro Business Card aan die International Card Services BV en/of American Express en/of ABN Amro en/of die/dat bedrijven/bedrijf (onder meer vliegmaatschappij KLM) en/of perso(o)n(en) voorgedaan als zijnde de rechtmatige houder(s) van die Visa Card(s) en/of die American Express Card(s) en/of ABN Amro Business Card,
waardoor die International Card Services BV en/of American Express en/of ABN Amro en/of die/dat bedrijven/bedrijf (onder meer vliegmaatschappij KLM) en/of die/dat perso(o)n(en) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2006 tot en met 14 maart 2008 te Amsterdam en/of Amstelveen en/of IJlst, in elk geval in Nederland (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, onder meer
[notaris] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van (ongeveer) 90.813,44 euro (zijnde een hypothecair overschot), in elk geval enig geldbedrag, in elk geval enig goed, hebbende verdachte (telkens) met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid (onder meer)
- zich voorgedaan als advocaat en/of juridisch adviseur van [persoon1] en/of
- die [notaris] voorgewend dat de bankrekening met rekeningnummer [rekeningnummer] een derdengeldenrekening op naam van verdachte betrof en/of
- die [notaris] een (valse) betalingsopdracht op naam van die [persoon1] d.d. 13 december 2006 verstrekt en/of
- die [notaris] aldus voorgewend dat het aan die [persoon1] te retourneren bedrag (van 90.813,44 euro) met instemming van die [persoon1] op voornoemde bankrekening met nummer [rekeningnummer] gestort dienden te worden waardoor voornoemde [notaris] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
en/of
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 1 december 2006 tot en met 14 maart 2008 te Amsterdam en/of te Amstelveen en/of IJlst, in elk geval in Nederland, opzettelijk (telkens) (onder meer)
- een geldbedrag van 90.813,44 euro (zijnde een hypothecair overschot) en/of
in elk geval een geldbedrag, in elk geval enig geldbedrag, in elk geval enig goed, welk(e) geldbedrag geheel of ten dele toebehoren aan [notaris] en/of [persoon1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geldbedrag verdachte onder zich had in zijn hoedanigheid van (juridisch) adviseur van voornoemde [persoon1], in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
4.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2007 tot en met 2 januari 2008 te Amsterdam en/of Amstelveen en/of IJlst, in elk geval in Nederland (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, onder meer [persoon4] heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedrag(en), te weten:
a. een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 38.657,25 euro (zijnde twee betalingen betreffende de verkoopsom van een of meer websites aan [naam2], te weten
- een geldbedrag van 17.500,-- euro ontvangen op of omstreeks 27 september 2007 en/of
- een geldbedrag van 21.157,25 euro ontvangen op of omstreeks 5 oktober 2007) en/of
b. een geldbedrag van 10.000,-- euro ontvangen op of omstreeks 10 april 2007 (zijnde de verkoopsom afkomstig van [naam3] voor vergunningen aan [naam4])
in elk geval enig(e) geldbedrag(en), in elk geval enig goed, hebbende verdachte (telkens) met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid (onder meer)
- zich voorgedaan als advocaat en/of juridisch adviseur en/of
- die [persoon4] voorgewend dat hij de juridische belangen van [persoon4] zou gaan behartigen en/of
- die [persoon4] voorgewend dat de bankrekening met rekeningnummer [rekeningnummer] zijn, verdachtes, derdengeldenrekening betrof en/of
- die [persoon4] voorgewend dat voornoemde geldbedragen op voornoemde bankrekening met nummer [rekeningnummer] gestort dienden te worden (om deze geldbedragen uit handen van zakenpartners te houden)
waardoor voornoemde [persoon4] (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
en/of
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2007 tot en met 2 januari 2008 te Amsterdam en/of Amstelveen en/of IJlst, in elk geval in Nederland, opzettelijk (telkens) (onder meer)
a. een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 38.657,25 euro (zijnde twee betalingen betreffende de verkoopsom van een of meer websites aan [naam2], te weten
- een geldbedrag van 17.500,-- euro, ontvangen op of omstreeks 27 september 2007 en/of
- een geldbedrag van 21.157,25 euro, ontvangen op of omstreeks 5 oktober 2007) en/of
b. een geldbedrag van 10.000,-- euro, ontvangen op of omstreeks 10 april 2007 (zijnde de verkoopsom afkomstig van [naam3] voor vergunningen aan [naam4]),
in elk geval een of meer (grote) geldbedrag(en), in elk geval enig geldbedrag, in elk geval enig goed, welk(e) geldbedrag(en) geheel of ten dele toebehoren aan [persoon4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) geldbedrag(en) verdachte onder zich had in zijn hoedanigheid van (juridisch) adviseur van voornoemde [persoon4], in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
5.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 17 augustus 2005 te Amsterdam en/of Amstelveen en/of ’s-Gravenhage, in elk geval in Nederland (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, onder meer
[persoon5] heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedrag(en), te weten een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 18.637,81 euro (zijnde 13 betalingen van ziektegelduitkeringen), in elk geval enig(e) geldbedrag(en), in elk geval enig goed, hebbende verdachte (telkens) met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid (onder meer)
- zich voorgedaan als advocaat en/of (juridisch) adviseur en/of
- die [persoon5] voorgewend dat de bankrekening met rekeningnummer [rekeningnummer3] een derdengeldrekening betrof en/of
- die [persoon5] voorgewend dat hij de juridische belangen van [persoon5] zou gaan behartigen en/of
- die [persoon5] voorgewend dat de door [persoon5] ontvangen ziektegelduitkeringen op voornoemde bankrekening met nummer [rekeningnummer3] gestort dienden te worden (omdat [persoon5] in het conflict met zijn werkgever sterker zou staan als hij deze ziektegelduitkeringen niet voor gebruik zou aanwenden) en/of
- die [persoon5] voorgewend dat de boekhouder van verdachte de administratie van deze ziektegelduitkeringen bijhield;
waardoor voornoemde [persoon5] (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte
en/of
op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 17 augustus 2005 te Amsterdam en/of Amstelveen, in elk geval in Nederland, opzettelijk (telkens) (onder meer) een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 18.637,81 euro (zijnde 13 betalingen van ziektegelduitkeringen), in elk geval enig(e) geldbedrag(en), in elk geval enig goed, welk(e) geldbedrag(en) geheel of ten dele toebehoren aan [persoon5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) geldbedrag(en) verdachte onder zich had in zijn hoedanigheid van (juridisch) adviseur van voornoemde [persoon5], in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
6.
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2003 tot en met 12 juni 2007 te Amsterdam en/of Amstelveen en/of ’s-Gravenhage en/of Urk, in elk geval in Nederland (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, onder meer
[persoon6] heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedrag(en), te weten een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 5.100,-- euro (bestaande uit een of meer betalingen van (telkens) 500,-- euro en/of 595,-- euro en/of 324,78 euro in de periode van 4 maart 2004 tot en met 24 december 2004), in elk geval enig(e) geldbedrag(en), in elk geval van enig goed,
hebbende verdachte (telkens) met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid (onder meer)
- zich voorgedaan als advocaat en/of (juridisch) adviseur en/of
- die [persoon6] voorgewend dat verdachte de juridische belangen behartigde van bekende Nederlanders en/of
- die [persoon6] voorgewend dat hij de juridische belangen van [persoon6] zou gaan behartigen en/of
- die [persoon6] voorgewend dat de bankrekening met rekeningnummer [rekeningnummer3] een derdengeldenrekening betrof en/of
- die [persoon6] verzocht ten behoeve van de te voeren procedure een of meer geldbedrag(en) over te maken op voornoemde bankrekening met nummer [rekeningnummer3] en/of
- die [persoon6] voorgewend dat een deel van deze betalingen bedoeld zijn om aan te tonen dat die [persoon6] draagkrachtig is en/of
- die [persoon6] (onder meer) via emails (op naam van [persoon7]) voorgewend dat de procedure waarin verdachte die [persoon6] zou bijstaan nog steeds loopt en/of er nog geen uitspraak in die procedure is gedaan;
waardoor voornoemde [persoon6] (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 1 december 2003 tot en met 12 juni 2007 te Amsterdam en/of Amstelveen en/of ’s-Gravenhage en/of Urk, in elk geval in Nederland, opzettelijk (telkens) (onder meer) een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 5.100,-- euro, (bestaande uit een of meer betalingen van (telkens) 500,-- euro en/of 595,-- euro en/of 324,78 euro, ontvangen in de periode van 4 maart 2004 tot en met 24 december 2004), in elk geval enig€ geldbedrag(en), in elk geval enig goed, welk€ geldbedrag(en) geheel of ten dele toebehoren aan [persoon6], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk€ geldbedrag(en) verdachte onder zich
7.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 19 juli 2007 tot en met 15 januari 2008 te Amsterdam en/of Amstelveen en/of IJlst, in elk geval in Nederland, opzettelijk (telkens)
a. een bedrag van 15.000,-- euro (ontvangen op of omstreeks 9 augustus 2007) en/of
b. een bedrag van 15.000,-- euro (ontvangen op of omstreeks 13 december 2007) en/of
c. een bedrag van 9.000,-- euro (ontvangen op of omstreeks 15 januari 2008)
in elk geval een of meer (grote) geldbedrag(en) afkomstig van bankrekeningnummer [rekeningnummer], in elk geval enig geldbedrag, welk(e) geldbedrag(en) en/of goederen geheel of ten dele toebehoren aan [persoon8], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) geldbedrag(en) verdachte anders dan door misdrijf, te weten als tekenbevoegde van voornoemde bankrekening, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
8.
hij in of omstreeks de periode van 14 maart 2005 tot en met 14 maart 2008 te Amsterdam en/of Amstelveen en/of 's-Gravenhage en/of Rotterdam en/of Antwerpen, in elk geval in Nederland en/of België, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, onder meer [persoon9] heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedrag(en), te weten
- een bedrag van 750,-- euro op of omstreeks 16 maart 2005 en/of
- een bedrag van 1.084,84 euro op of omstreeks 3 juni 2005 en/of
- een bedrag van 10.000,-- euro op of omstreeks 22 juli 2005 (zijnde een voorschot op een ontslagvergoeding afkomstig van [naam5]) en/of
- een bedrag van 2.947,22 euro op of omstreeks 14 september 2005 en/of
in elk geval enig(e) geldbedrag(en), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid (onder meer)
- zich voorgedaan als advocaat en/of (juridisch) adviseur en/of
- zich in correspondentie voorgedaan als "mr. [verdachte]" en/of
- die [persoon9] voorgewend dat hij de juridische belangen van [persoon9] zou gaan behartigen en/of
- die [persoon9] voorgewend dat de bankrekening met rekeningnummer [rekeningnummer3] een derdengeldenrekening betrof en/of
- die [persoon9] verzocht ten behoeve van de te voeren procedure een of meer (voorschot)betalingen over te maken op voornoemde bankrekening met nummer [rekeningnummer3] en/of
- die [persoon9] voorgewend dat het bedrag van de ontslagvergoeding op voornoemd rekeningnummer gestort diende te worden (omdat het voor de afwikkeling van de arbeidszaak beter zou zijn als het gehele bedrag bijeen te houden) en/of
- die [persoon9] (onder meer) via emails voorgewend dat de procedure waarin verdachte die [persoon9] zou bijstaan nog steeds loopt en/of er nog geen uitspraak in de procedure is gedaan;
waardoor voornoemde [persoon9] (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 14 maart 2005 tot en met 14 maart 2008 te Amsterdam en/of Amstelveen en/of 's-Gravenhage en/of Rotterdam en/of Antwerpen, in elk geval in Nederland en/of België, opzettelijk (telkens)
- een bedrag van 750,-- euro op of omstreeks 16 maart 2005 en/of
- een bedrag van 1.084,84 euro, ontvangen op of omstreeks 3 juni 2005 en/of
- een bedrag van 10.000,-- euro, ontvangen op of omstreeks 22 juli 2005 (zijnde een voorschot op een ontslagvergoeding afkomstig van [naam5]) en/of
- een bedrag van 2.947,22 euro, ontvangen op of omstreeks 14 september 2005 en/of
in elk geval enig(e) geldbedrag(en), in elk geval van enig goed, welk(e) geldbedrag(en) geheel of ten dele toebehoren aan [persoon9], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) geldbedrag(en) verdachte onder zich had in zijn hoedanigheid van (juridisch) adviseur van voornoemde [persoon9], in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
9.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 30 augustus 2005 tot en met 28 november 2007 te Amsterdam en/of Amstelveen en/of 's-Gravenhage, in elk geval in Nederland, (telkens) een of meer geschrift(en), te weten (onder meer)
a. een of meer doktersbrieven op naam van [persoon5], gedateerd op 18 maart 2007 en gericht aan 'belanghebbenden' en/of 25 maart 2007;
b. een verzoek om uitstel op naam van [persoon7], gedateerd 25 maart 2007 en gericht aan de sector kanton van de Rechtbank Den Haag en/of
c. een brief op naam van [persoon7], gedateerd 30 augustus 2005 en gericht aan de sector kanton van de Rechtbank Amsterdam;
d. een betalingsopdracht (mede) op naam van [persoon1], gedateerd op 13 december 2006 en gericht aan notaris [notaris] en/of
e. een of meer (te weten 43) facturen gericht aan [persoon1], gedateerd in de periode van 4 juni 2004 tot en met 6 december 2007,
f. een of meer emailberichten op naam van [persoon7], afkomstig van het emailadres [emailadres1] in de periode van 15 januari 2007 tot en met 26 november 2007;
g. een emailbericht op naam van [persoon10], afkomstig van het emailadres [emailadres2] gedateerd 26 november 2007 en/of een brief op naam van [persoon11] -ogenschijnlijk werkzaam bij Deutsche Bank- gedateerd 28 november 2007;
zijnde (telkens) een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft hij, verdachte (telkens) in strijd met de waarheid
ad. a.
in naam van voornoemde [persoon5] een diagnose gesteld met betrekking tot een patiënt genaamd [persoon7] en/of in naam van die [persoon5] een handtekening op die brieven geplaatst en/of;
ad. b.
in naam van voornoemde [persoon7] wegens ziekte om uitstel van behandeling van een kantonzitting d.d. 26 maart 2007 gevraagd en/of naam van die [persoon7] een handtekening op dat verzoek geplaatst en/of;
ad. c.
in naam van voornoemde [persoon7] akkoord gegaan met uitstel van de behandeling van een zitting betreffende '[naam6]' en/of in het briefhoofd van die brief vermeld dat [persoon7] en verdachte een samenwerkingsverband hebben en/of in naam van die [persoon7] een handtekening op die brief geplaatst en/of;
ad. d.
in naam van voornoemde [persoon1] een betalingsopdracht opgemaakt voor een bedrag van (ongeveer) 90.813,44 op een bankrekeningnummer [rekeningnummer] ten name van verdachte en/of in naam van die [persoon1] een handtekening op die brief geplaatst en/of;
ad. e.
doen voorkomen dat hij, verdachte, werk voor voornoemde [persoon1] heeft verricht en/of op voornoemde facturen BTW in rekening gebracht, terwijl hij, verdachte, niet beschikt over een BTW identificatienummer en/of niet is ingeschreven bij een Kamer van Koophandel en/of aan die voornoemde [persoon1] in voornoemde facturen een uurloon in rekening heeft gebracht dat afwijkt van het uurloon zoals dat is aangetroffen in de administratie van [verdachte] (p.5304) en/of;
ad. f.
in naam van voornoemde [persoon7] een of meer emails verstuurd aan [persoon1] en/of [persoon6] en/of een of meer andere personen en daarmee gesuggereerd dat voornoemde [persoon7] een zakelijk samenwerkingsverband heeft met verdachte;
ad. g.
in naam van voornoemde [persoon10] en/of [persoon11] een e-mailbericht en/of een brief verstuurd, waardoor (telkens) werd gesuggereerd dat op een bankrekening bij Deutsche Bank een of meer betalingen zouden zijn verricht ten behoeve van [persoon1];
zulks (telkens) met het oogmerk om die doktersbrieven en/of dat verzoek en/of betalingsopdracht en/of volmacht en/of facturen en/of e-mails als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
10.
hij in of omstreeks de periode van 4 maart 2004 tot en met 14 maart 2008, te Amsterdam en/of Amstelveen en/of 's-Gravenhage en/of IJlst, in elk geval in Nederland, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij, verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen een of meer voorwerp(en),
A. een of meer voertuig(en), te weten
- een auto merk Audi type A6 Quattro, met kenteken [kenteken] t.w.v. (ongeveer) 45.000,-- en/of
- een scooter merk Piaggo en/of
B. een of meer exclusieve horloges, te weten
- een horloge van het merk Jaeger le Coultre Extreme t.w.v. (ongeveer) 7.000,-- euro en/of
- een horloge van het merk Patek Philippe [nr] Jahres Kalender t.w.v. (ongeveer) 18.200,-- euro en/of
- een horloge van het merk IWC Spitfire St. Exupery [nr] t.w.v. (ongeveer) 12.800,-- euro en/of
C. een of meer geldbedrag(en) afkomstig van [persoon1] en/of [notaris] en/of [BV], te weten (onder meer)
- een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 409.165,01 euro ontvangen op bankrekeningnummer [rekeningnummer] (zijnde 58 huurbetalingen voor het pand aan de [adres2] in of omstreeks de periode van 5 oktober 2005 tot en met 7 september 2007) en/of
- een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 16.566,53 euro ontvangen op bankrekeningnummer [rekeningnummer] (zijnde 4 betalingen betreffende belastinggelden, te weten een geldbedrag van 3.906,53 euro op of omstreeks 22 november 2005 en/of een geldbedrag van 6.545,-- euro op of omstreeks 19 september 2006 en/of een geldbedrag van 1.281,-- euro op of omstreeks 22 september 2006 en/of een geldbedrag van 4.834,-- euro op of omstreeks 29 september 2006) en/of
- een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 72.000,-- euro ontvangen op bankrekeningnummer [rekeningnummer] (zijnde 4 betalingen van 18.000,-- euro betreffende de oprichting van een besloten vennootschap genaamd '[bv]', te weten op of omstreeks 22 november 2005 en/of 1 februari 2006 en/of 14 maart 2006 en/of 4 april 2006) en/of
- een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 70.000,-- euro ontvangen op bankrekeningnummer [rekeningnummer3] (zijnde voorschotbetalingen in rekening-courant van [BV] met de omschrijvingen '[omschrijving]', te weten een geldbedrag van 15.000,-- op of omstreeks 2 augustus 2006 en/of een geldbedrag van 25.000,-- euro op of omstreeks 29 september 2006 en/of een geldbedrag van 30.000,-- euro op of omstreeks 1 november 2006) en/of
- een geldbedrag van (ongeveer) 90.813,44 euro ontvangen op bankrekeningnummer [rekeningnummer] op of omstreeks 14 december 2006 (zijnde een hypothecair overschot) en/of
in elk geval voor een totaalbedrag van (ongeveer) 658.544,94 euro en/of
D. een of meer geldbedrag(en) betreffende [persoon4], te weten (onder meer)
- een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 38.657,25 euro ontvangen op bankrekeningnummer [rekeningnummer] (zijnde twee betalingen betreffende de verkoopsom van een of meer websites, te weten een geldbedrag van 17.500,-- euro op of omstreeks 27 september 2007 en/of een geldbedrag van 21.157,25 euro op of omstreeks 5 oktober 2007) en/of
- een geldbedrag van 10.000,-- euro ontvangen op bankrekeningnummer [rekeningnummer] op of omstreeks 10 april 2007 (zijnde de verkoopsom voor vergunningen aan [naam4] afkomstig van [naam3]), in elk geval voor een totaalbedrag van (ongeveer) 48.657,25 euro, en/of
E. een of meer geldbedrag(en) betreffende [persoon8], te weten (onder meer)
- een geldbedrag van 15.000,-- euro ontvangen op bankrekeningnummer [rekeningnummer3] op of omstreeks 9 augustus 2007 en/of
- een geldbedrag van 15.000,-- euro ontvangen op bankrekeningnummer [rekeningnummer3] op of omstreeks 13 december 2007 en/of
- een geldbedrag van 9.000,-- euro ontvangen op bankrekeningnummer [rekeningnummer3] op of omstreeks op 15 januari 2008, in elk geval voor een totaalbedrag van (ongeveer) 39.000,-- euro en/of
F. een of meer geldbedrag(en) afkomstig van [persoon5], te weten (onder meer)
- een of meer geldbedrag(en) (zijnde 13 betalingen van ziektegelduitkeringen) van 3.050,23 euro en/of 3.369,88 euro en/of (telkens) 1.685,20 euro en/of 421,30 euro en/of 842,60 euro en/of 2.527,80 euro ontvangen op bankrekeningnummer [rekeningnummer3] in de periode van 23 februari 2005 tot en met 17 augustus 2005, in elk geval voor een totaalbedrag van (ongeveer) 18.637,81 euro, en/of
G. een of meer geldbedrag(en) afkomstig van [persoon6], te weten (onder meer)
- een of meer geldbedrag(en) van (telkens) 500,-- euro en/of (telkens) 595,-- euro en/of 324,78 euro ontvangen op bankrekeningnummer [rekeningnummer3] in of omstreeks de periode van 4 maart 2004 tot en met 24 december 2004, in elk geval voor een totaalbedrag van (ongeveer) 5.109,78 euro, en/of
H. een of meer geldbedrag(en) afkomstig van [persoon9], te weten (onder meer)
- een of meer geldbedrag(en) van 750,-- euro en/of 1.084,84 euro en/of 10.000,-- euro en/of 2.947,22 euro ontvangen op bankrekeningnummer [rekeningnummer3] in of omstreeks de periode van 16 maart 2005 tot en met 14 september 2005, in elk geval voor een totaalbedrag van (ongeveer) 14.782,06 euro
verworven en/of voorhanden gehad, zulks terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) wisten, dat/die geldbedrag(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
De rechtbank leest het in de achtste regel van het onder 4 tenlastegelegde vermelde “[naam2]” als “[naam7]”, aangezien hier sprake is van een kennelijke misslag. Door de verbetering van deze misslag wordt verdachte niet in de verdediging geschaad.
De rechtbank leest het in de een-na-laatste regel van het onder 10 tenlastegelegde vermelde “dat/die geldbedrag(en)” als “ dat/die voorwerp(en) en/of geldbedrag(en)”, aangezien hier sprake is van een kennelijke misslag. Door de verbetering van deze misslag wordt verdachte niet in de verdediging geschaad.
2.1. Ontvankelijkheid van de officier van justitie.
De raadsvrouw van verdachte heeft op de terechtzitting van 20 april 2009 preliminaire verweren gevoerd die door de rechtbank op die terechtzitting mondeling zijn verworpen. Voor de motivering daarvan verwijst zij naar hetgeen daaromtrent is opgenomen in het proces-verbaal van de terechtzitting van 20 april 2009.
3. Waardering van het bewijs
De rechtbank acht – in tegenstelling tot de officier van justitie – niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 4 als eerste is tenlastegelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. De rechtbank is, gelet op de bewijsmiddelen, van oordeel dat niet bewezen kan worden dat verdachte deze gelden door middel van oplichting heeft verkregen. Wel bewezen kan worden dat verdachte deze geldbedragen onder zich had in zijn hoedanigheid van (juridisch) adviseur van de heer [persoon4] en dat hij zich deze bedragen vervolgens wederrechtelijk heeft toegeëigend door de gelden niet door te betalen aan de heer [persoon4], hetgeen onder 4 alternatief ten laste is gelegd.
De steller van de tenlastelegging heeft onder 1, 3, 5, 6 en 8 cumulatief / alternatief verdachte het verwijt gemaakt zich schuldig te hebben gemaakt aan oplichting (artikel 326 van het wetboek van Strafrecht (Sr)) en/of verduistering in functie gepleegd (artikel 322 Sr). Waar de rechtbank in haar bewezenverklaring komt tot oplichting, waarbij ondermeer ook bewezen is geacht dat verdachte zich heeft voorgedaan als advocaat en/of juridisch adviseur komt zij niet meer toe aan een bewezenverklaring van artikel 322 Sr dat immers vooronderstelt dat er sprake is van een bepaalde hoedanigheid, van in casu die van (juridisch) adviseur en het anders dan door misdrijf onder zich hebben van gelden.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde:
in de periode van 1 januari 2005 tot en met 14 maart 2008 te Amsterdam en/of Amstelveen en/of ’s-Gravenhage en/of IJlst, telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen telkens door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een of meer listige kunstgrepen, onder meer [persoon1] en [BV] heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen, te weten:
a. een geldbedrag van in totaal 409.165,01 euro, zijnde 58 huurbedragen voor het pand aan de [adres2], in de periode van 5 oktober 2005 tot en met 7 september 2007 en
b. een geldbedrag van in totaal 16.566,53 euro, zijnde 4 geldbedragen betreffende belastinggelden, te weten
- een geldbedrag van 3.906,53 euro op 22 november 2005 en
- een geldbedrag van 6.545,-- euro op 9 september 2006 en
- een geldbedrag van 1.281,-- euro op 22 september 2006 en
- een geldbedrag van 4.834,-- euro op 29 september 2006 en
c. een geldbedrag van in totaal 72.000,-- euro, zijnde 4 geldbedragen van 18.000,-- euro betreffende de oprichting van een besloten vennootschap genaamd ‘[bv]’, te weten op
- 22 november 2005 en
- 1 februari 2006 en
- 14 maart 2006 en
- 4 april 2006 en
d. een geldbedrag van in totaal 70.000,-- euro, zijnde voorschotbetalingen in
rekening-courant van [BV] met de omschrijvingen ‘[omschrijving]’, te weten
- een geldbedrag van 15.000,-- euro op 2 augustus 2006 en
- een geldbedrag van 25.000,-- euro op 29 september 2006 en
- een geldbedrag van 30.000,-- euro op 1 november 2006,
hebbende verdachte telkens met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – valselijk en listiglijk en in strijd met de waarheid onder meer
- zich voorgedaan als advocaat en/of juridisch adviseur en
- zich in correspondentie voorgedaan als “mr.drs. [verdachte]” en/of “mr. [verdachte]” en
- die [persoon1] voorgewend dat hij de juridische belangen van [persoon1] zou gaan behartigen en
- die [persoon1] aangeboden haar betalingsverkeer te regelen en/of betalingen voor en/of namens haar te verrichten en
- een bankrekening met rekeningnummer [rekeningnummer] geopend ogenschijnlijk op naam van ‘[naam1]’ en
- (onder andere) die [persoon1] en [BV] voorgewend dat deze bankrekening een derdengeldenrekening van notaris [notaris] te ’s-Gravenhage betrof en
ad a
- die [persoon1] voorgewend dat de door haar te betalen huurbedragen voor het pand aan de [adres1] (in overleg met de verhuurder) op voornoemde bankrekening met nummer [rekeningnummer] gestort dienden te worden en dat verdachte deze betalingen zou voldoen aan de verhuurder en/of
- voornoemde huurbedragen van de bankrekening met rekeningnummer [rekeningnummer2] op naam van die [persoon1] op voornoemde bankrekening met rekeningnummer [rekeningnummer] gestort en
ad b
- die [persoon1] voorgewend dat de door haar ontvangen belastinggelden op voornoemde bankrekening met nummer [rekeningnummer] gestort dienden te worden en
- voornoemde geldbedragen van de bankrekening met rekeningnummer [rekeningnummer2] op naam van die [persoon1] op voornoemde bankrekening met rekeningnummer [rekeningnummer] gestort en
ad c
- die [persoon1] voorgewend dat zij voornoemde bedragen diende te voldoen ten behoeve van de omzetting van haar eenmanszaak naar een besloten vennootschap en/of
- voornoemde geldbedragen van de bankrekening met rekeningnummer [rekeningnummer2] op naam van die [persoon1] op voornoemde bankrekening met rekeningnummer [rekeningnummer] gestort en
ad d
- zich voorgedaan als advocaat en/of juridisch adviseur en
- zich in correspondentie voorgedaan als “mr.drs. [verdachte]” en/of “mr. [verdachte]” en
- die [persoon1] aangeboden haar betalingsverkeer te regelen en/of betalingen voor en/of namens haar te verrichten en
- de tenaamstelling en/of de adressering van bankrekening met rekeningnummer [rekeningnummer3] gewijzigd en
- die [persoon1] en/of [BV] voorgewend dat deze bankrekening met nummer [rekeningnummer3] een derdengeldrekening van verdachte betrof met als tenaamstelling mr.drs. [verdachte] derdengelden en
- [BV] verzocht de te betalen voorschotten in rekening-courant ten behoeve van [persoon3] op voornoemde bankrekening met rekeningnummer [rekeningnummer3] te laten storten en
- die [persoon1] en [BV] voorgewend dat verdachte deze geldbedragen zou voldoen aan die [persoon1] (zijnde de wettelijke vertegenwoordiger van voornoemde [persoon3])
waardoor voornoemde [persoon1] en/of [BV] telkens werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde:
in de periode van 1 mei 2006 tot en met 14 maart 2008 te Amsterdam en/of Amstelveen en/of ’s-Gravenhage en/of IJlst, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen, onder meer
- International Card Services BV en American Express heeft bewogen tot de afgifte van een Visa Card en een American Express Card op naam van verdachte en/of [persoon1] en/of [persoon3] en
- International Card Services BV en/of American Express en/of ABN Amro en/of andere bedrijven (onder meer vliegmaatschappij KLM) en/of personen heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen, te weten een totaalbedrag van 63.572,20 euro,
heeft hij, verdachte, met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – valselijk en listiglijk en in strijd met de waarheid
- zich aan die International Card Services BV en/of American Express en/of ABN Amro voorgedaan als zijnde [persoon1] en/of [persoon3], en/of
- zich bij aankopen/transacties met die Visa Card en/of die American Express Card en/of ABN Amro Card aan die International Card Services BV en/of American Express en/of ABN Amro en/of die bedrijven (onder meer vliegmaatschappij KLM) en/of personen voorgedaan als zijnde de rechtmatige houder van die Visa Card en/of die American Express Card en/of ABN Amro Card,
waardoor die International Card Services BV en/of American Express en/of ABN Amro en/of die bedrijven (onder meer vliegmaatschappij KLM) en/of die personen werden bewogen tot bovenomschreven afgifte;
ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde:
in de periode van 1 december 2006 tot en met 14 maart 2008 te Amsterdam en/of Amstelveen en/of IJlst, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen, onder meer [notaris] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van 90.813,44 euro, zijnde een hypothecair overschot, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid (onder meer)
- zich voorgedaan als advocaat en/of juridisch adviseur van [persoon1] en
- die [notaris] voorgewend dat de bankrekening met rekeningnummer [rekeningnummer] een derdengeldenrekening op naam van verdachte betrof en
- die [notaris] een betalingsopdracht op naam van die [persoon1] d.d. 13 december 2006 verstrekt en
- die [notaris] aldus voorgewend dat het aan die [persoon1] te retourneren bedrag van 90.813,44 euro met instemming van die [persoon1] op voornoemde bankrekening met nummer [rekeningnummer] gestort diende te worden waardoor voornoemde [notaris] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde:
op tijdstippen in de periode van 1 januari 2007 tot en met 2 januari 2008 te Amsterdam en/of Amstelveen, opzettelijk telkens
a. een geldbedrag van in totaal 38.657,25 euro, zijnde twee betalingen betreffende de verkoopsom van websites aan [naam7], te weten
- een geldbedrag van 17.500,-- euro, ontvangen op 27 september 2007 en
- een geldbedrag van 21.157,25 euro, ontvangen op 5 oktober 2007 en
b. een geldbedrag van 10.000,-- euro, ontvangen op 10 april 2007, zijnde de verkoopsom afkomstig van [naam3] voor vergunningen aan [naam4],
geheel of ten dele toebehorende aan [persoon4], welke geldbedragen verdachte onder zich had in zijn hoedanigheid van (juridisch) adviseur van voornoemde [persoon4], wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
ten aanzien van het onder 5 tenlastegelegde:
in de periode van 1 januari 2005 tot en met 17 augustus 2005 te Amsterdam en/of Amstelveen en/of ’s-Gravenhage met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen telkens door het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen onder meer
[persoon5] heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen, te weten in totaal ongeveer 18.637,81 euro, zijnde 13 betalingen van ziektegelduitkeringen, hebbende verdachte telkens met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – valselijk en listiglijk en in strijd met de waarheid onder meer
- zich voorgedaan als advocaat en/of (juridisch) adviseur en
- die [persoon5] voorgewend dat de bankrekening met rekeningnummer [rekeningnummer3] een derdengeldrekening betrof en
- die [persoon5] voorgewend dat hij de juridische belangen van [persoon5] zou gaan behartigen en
- die [persoon5] voorgewend dat de door [persoon5] ontvangen ziektegelduitkeringen op voornoemde bankrekening met nummer [rekeningnummer3] gestort dienden te worden omdat [persoon5] in het conflict met zijn werkgever sterker zou staan als hij deze ziektegelduitkeringen niet voor gebruik zou aanwenden en
- die [persoon5] voorgewend dat de boekhouder van verdachte de administratie van deze ziektegelduitkeringen bijhield;
waardoor voornoemde [persoon5] telkens werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
ten aanzien van het onder 6 tenlastegelegde:
in de periode van 1 december 2003 tot en met 12 juni 2007 te Amsterdam en/of te Amstelveen en/of ’s-Gravenhage en/of Urk, telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een of meer listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels
[persoon6] heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen, te weten een geldbedrag van in totaal ongeveer 5.100,-- euro (bestaande uit meer betalingen van 500,-- euro en 595,-- euro en een betaling van 324,78 euro in de periode van 4 maart 2004 tot en met 24 december 2004),
hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid
- zich voorgedaan als advocaat en
- die [persoon6] voorgewend dat verdachte de juridische belangen behartigde van bekende Nederlanders en
- die [persoon6] voorgewend dat hij de juridische belangen van [persoon6] zou gaan behartigen en
- die [persoon6] voorgewend dat de bankrekening met rekeningnummer [rekeningnummer3] een derdengeldrekening betrof en
- die [persoon6] verzocht ten behoeve van de te voeren procedure geldbedragen over te maken op voornoemde bankrekening met nummer [rekeningnummer3] en
- die [persoon6] voorgewend dat een deel van deze betalingen bedoeld waren om aan te tonen dat die [persoon6] kapitaalkrachtig was en
- die [persoon6] via e-mails op naam van [persoon7] voorgewend dat de procedure waarin verdachte die [persoon6] zou bijstaan nog steeds liep en er nog geen uitspraak in de procedure is gedaan,
waardoor voornoemde [persoon6] telkens werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
ten aanzien van het onder 7 tenlastegelegde:
op tijdstippen in de periode van 19 juli 2007 tot en met 15 januari 2008 te Amsterdam en/of Amstelveen en/of IJlst, opzettelijk
a. een bedrag van 15.000,-- (ontvangen op 9 augustus 2007) en
b. een bedrag van 15.000,-- (ontvangen op 13 december 2007 en
c. een bedrag van 9.000,-- (ontvangen op 15 januari 2008)
afkomstig van bankrekeningnummer [rekeningnummer], welke geldbedragen geheel toebehoorden aan [persoon8], welke geldbedragen verdachte anders dan door misdrijf, te weten als tekenbevoegde van voornoemde bankrekening, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
ten aanzien van het onder 8 tenlastegelegde:
in de periode van 14 maart 2005 tot en met 14 maart 2008 te Amsterdam en/of Amstelveen en/of ’s-Gravenhage en/of Rotterdam en/of Antwerpen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen telkens door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een of meer listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, onder meer
[persoon9] heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen, te weten
- een bedrag van 750,-- euro op 16 maart 2005 en
- een bedrag van 1.084,84 euro op 3 juni 2005 en
- een bedrag van 10.000,-- euro op 22 juli 2005, zijnde een voorschot op een ontslagvergoeding afkomstig van [naam5] en
- een bedrag van 2.947,22 euro op 14 september 2005 en
hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid
- zich voorgedaan als advocaat of (juridisch) adviseur en
- zich in correspondentie voorgedaan als “mr. [verdachte]” en
- die [persoon9] voorgewend dat hij de juridische belangen van [persoon9] zou gaan behartigen en
- die [persoon9] voorgewend dat de bankrekening met rekeningnummer [rekeningnummer3] een derdengeldrekening betrof en
- die [persoon9] verzocht ten behoeve van de te voeren procedure een of meer (voorschot)betalingen over te maken op voornoemde bankrekening met nummer [rekeningnummer3] en
- die [persoon9] (onder meer) via e-mails voorgewend dat de procedure waarin verdachte die [persoon9] zou bijstaan nog steeds loopt en/of er nog geen uitspraak in de procedure is gedaan
waardoor voornoemde [persoon9] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
ten aanzien van het onder 9 tenlastegelegde:
in de periode van 30 augustus 2005 tot en met 28 november 2007 te Amsterdam en/of Amstelveen en/of ’s-Gravenhage geschriften, te weten (onder meer)
a. doktersbrieven op naam van [persoon5], gedateerd op 18 maart 2007 en gericht aan ‘belanghebbenden’ en 25 maart 2007;
b. een verzoek om uitstel op naam van [persoon7], gedateerd op 25 maart 2007 en gericht aan de sector kanton van de Rechtbank Den Haag en
c. een brief op naam van [persoon7], gedateerd 30 augustus 2005 en gericht aan de sector kanton van de Rechtbank Amsterdam;
d. een betalingsopdracht (mede) op naam van [persoon1], gedateerd op 13 december 2006 en gericht aan notaris [notaris] en
e. 43 facturen gericht aan [persoon1], gedateerd in de periode van 4 juni 2004 tot en met 6 december 2007;
f. e-mailberichten op naam van [persoon7], afkomstig van het e-mailadres [emailadres1] in de periode van 15 januari 2007 tot en met 26 november 2007;
g. een e-mailbericht op naam van [persoon10], afkomstig van het e-mailadres [emailadres2] gedateerd 26 november 2007 en een brief op naam van [persoon11] – ogenschijnlijk werkzaam bij de Deutsche bank – gedateerd 28 november 2007,
zijnde geschriften bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen – valselijk heeft opgemaakt, immers heeft hij, verdachte, in strijd met de waarheid
ad. a.
in naam van voornoemde [persoon5] een diagnose gesteld met betrekking tot een patient genaamd [persoon7] en in naam van die [persoon5] een handtekening op die brieven geplaatst en
ad. b.
in naam van voornoemde [persoon7] wegens ziekte om uitstel van behandeling van een kantonzitting d.d. 26 maart 2007 gevraagd en op naam van die [persoon7] een handtekening op dat verzoek geplaatst en
ad. c.
in naam van voornoemde [persoon7] akkoord gegaan met uitstel van de behandeling van een zitting betreffende ‘[naam6]’ en in het briefhoofd van die brief vermeld dat [persoon7] en verdachte een samenwerkingsverband hebben en in naam van die [persoon7] een handtekening op die brief geplaatst en
ad.d.
in naam van voornoemde [persoon1] een betalingsopdracht gemaakt voor een bedrag van
€ 90.813,44 op een bankrekeningnummer [rekeningnummer] ten name van verdachte en in naam van die [persoon1] een handtekening op die brief geplaatst en
ad. e.
doen voorkomen dat hij, verdachte, werk voor voornoemde [persoon1] heeft verricht en op voornoemde facturen BTW in rekening gebracht, terwijl hij, verdachte, niet beschikt over een BTW identificatienummer en/of niet is ingeschreven bij een Kamer van Koophandel en
ad. f.
in naam van voornoemde [persoon7] e-mails verstuurd aan [persoon1] en [persoon6] en daarmee gesuggereerd dat voornoemde [persoon7] een zakelijk samenwerkingsverband heeft met verdachte;
ad. g.
in naam van voornoemde [persoon10] en [persoon11] een e-mailbericht en een brief verstuurd, waardoor telkens werd gesuggereerd dat op een bankrekening bij Deutsche bank betalingen zouden zijn verricht ten behoeve van [persoon1];
zulks met het oogmerk om die doktersbrieven en dat verzoek en betalingsopdracht en volmacht en facturen en e-mails als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
ten aanzien van het onder 10 tenlastegelegde:
in de periode van 4 maart 2004 tot en met 14 maart 2008, te Amsterdam en/of Amstelveen en/of 's-Gravenhage en/of IJlst, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij, verdachte, voorwerpen,
A. een voertuig, te weten
- een auto merk Audi type A6 Quattro, met kenteken [kenteken] en
B. exclusieve horloges, te weten
- een horloge van het merk Jaeger le Coultre Extreme t.w.v. 7.000,-- euro en
- een horloge van het merk Patek Philippe [nr] Jahres Kalender t.w.v. 18.200,-- euro en
- een horloge van het merk IWC Spitfire St. Exupery [nr] t.w.v. 12.800,-- euro en
C. geldbedragen afkomstig van [persoon1] en/of [notaris] en/of [BV], te weten
- een geldbedrag van in totaal 409.165,01 euro ontvangen op bankrekeningnummer [rekeningnummer], zijnde 58 huurbetalingen voor het pand aan de [adres2] in de periode van 5 oktober 2005 tot en met 7 september 2007 en
- een geldbedrag van in totaal 16.566,53 euro ontvangen op bankrekeningnummer [rekeningnummer], zijnde 4 betalingen betreffende belastinggelden, te weten een geldbedrag van 3.906,53 euro op 22 november 2005 en een geldbedrag van 6.545,-- euro op 19 september 2006 en een geldbedrag van 1.281,-- euro op 22 september 2006 en een geldbedrag van 4.834,-- euro op 29 september 2006 en
- een geldbedrag van in totaal 72.000,-- euro ontvangen op bankrekeningnummer [rekeningnummer], zijnde 4 betalingen van 18.000,-- euro betreffende de oprichting van een besloten vennootschap genaamd '[bv]', te weten op 22 november 2005 en 1 februari 2006 en 14 maart 2006 en 4 april 2006 en
- een geldbedrag van in totaal 70.000,-- euro ontvangen op bankrekeningnummer [rekeningnummer3], zijnde voorschotbetalingen in rekening-courant van [BV] met de omschrijvingen '[omschrijving]', te weten een geldbedrag van 15.000,-- op 2 augustus 2006 en een geldbedrag van 25.000,-- euro op 29 september 2006 en een geldbedrag van 30.000,-- euro op 1 november 2006 en
- een geldbedrag van 90.813,44 euro ontvangen op bankrekeningnummer [rekeningnummer] op 14 december 2006, zijnde een hypothecair overschot, en
voor een totaalbedrag van ongeveer 658.544,94 euro en
D. geldbedragen betreffende [persoon4], te weten
- een geldbedrag van in totaal 38.657,25 euro ontvangen op bankrekeningnummer [rekeningnummer], zijnde twee betalingen betreffende de verkoopsom van een of meer websites, te weten een geldbedrag van 17.500,-- euro op 27 september 2007 en een geldbedrag van 21.157,25 euro op 5 oktober 2007 en
- een geldbedrag van 10.000,-- euro ontvangen op bankrekeningnummer [rekeningnummer] op 10 april 2007, zijnde de verkoopsom voor vergunningen aan [naam4] afkomstig van [naam3],
in elk geval voor een totaalbedrag van 48.657,25 euro, en
E. geldbedragen betreffende [persoon8], te weten
- een geldbedrag van 15.000,-- euro ontvangen op bankrekeningnummer [rekeningnummer3] op
9 augustus 2007 en
- een geldbedrag van 15.000,-- euro ontvangen op bankrekeningnummer [rekeningnummer3] op
13 december 2007 en
- een geldbedrag van 9.000,-- euro ontvangen op bankrekeningnummer [rekeningnummer3] op
15 januari 2008, voor een totaalbedrag van 39.000,-- euro en
F. geldbedragen afkomstig van [persoon5], te weten
- geldbedragen, zijnde 13 betalingen van ziektegelduitkeringen, van 3.050,23 euro en/of 3.369,88 euro en/of (telkens) 1.685,20 euro en/of 421,30 euro en/of 842,60 euro en/of 2.527,80 euro ontvangen op bankrekeningnummer [rekeningnummer3] in de periode van 23 februari 2005 tot en met 17 augustus 2005, voor een totaalbedrag van 18.637,81 euro, en
G. geldbedragen afkomstig van [persoon6], te weten
- geldbedragen van 500,-- euro en/of 595,-- euro en/of 324,78 euro ontvangen op bankrekeningnummer [rekeningnummer3] in de periode van 4 maart 2004 tot en met 24 december 2004, voor een totaalbedrag van 5.109,78 euro, en
H. geldbedragen afkomstig van [persoon9], te weten
- geldbedragen van 750,-- euro en 1.084,84 euro en 10.000,-- euro en 2.947,22 euro ontvangen op bankrekeningnummer [rekeningnummer3] in de periode van 16 maart 2005 tot en met 14 september 2005, voor een totaalbedrag van 14.782,06 euro,
verworven en/of voorhanden gehad, zulks terwijl hij, verdachte, wist dat die voorwerpen en/of geldbedragen afkomstig waren uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezengeachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De rechtbank is van oordeel dat de door de verdediging namens verdachte bij pleidooi op een enkele referte na bepleite vrijspraak voor alle tenlastegelegde feiten en het door verdachte bij de behandeling ter zitting en bij het daar gevoerde laatste woord naar voren gebrachte waarin hij – praktisch gesproken – tot algehele vrijspraak concludeert, wordt weersproken door de inhoud van de bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling zullen worden opgenomen. De rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van die, van de lezing van verdachte afwijkende, bewijsmiddelen te twijfelen.
Met name deelt de rechtbank niet de opvatting van de verdediging dat de aangevers in hun verklaringen als onbetrouwbaar of zelfs leugenachtig moeten worden gekwalificeerd.
De rechtbank ziet evenwel aanleiding om de volgende door de verdediging gevoerde bewijsverweren hieronder nader te bespreken.
Verdachte ontkent (grotendeels) de hem ten laste gelegde feiten te hebben gepleegd. Hij stelt zich op het standpunt dat hij op reguliere wijze de belangen van zijn cliënten heeft behartigd. Over de wijze waarop hij door hen voor zijn werkzaamheden zou worden betaald, zijn van tevoren duidelijke (mondelinge) afspraken gemaakt. Verdachte ontkent dat hij zich heeft voorgedaan als advocaat. Hij erkent dat hij ten onrechte de meester-titel heeft gevoerd, maar stelt zich daarbij op het standpunt dat hij, op een enkel tentamen en zijn scriptie na, die titel heeft behaald en dat hij hierop slechts vooruitgelopen is. Ook erkent verdachte dat hij tegenover derden zijn privé-rekeningen heeft aangeduid als zijnde derdenrekeningen, maar ook dit heeft hij gedaan vooruitlopend op het openen van een derdenrekening. Hij had hierbij geen ander motief dan het mogelijk maken van stortingen door derden van bedragen op deze rekeningen. Voor zover hij bedragen die door derden op deze rekening zijn gestort voor zichzelf heeft behouden, lag hieraan een afspraak tot verrekening met zijn cliënten ten grondslag en was van oplichting of verduistering geen sprake.
Verdachte ontkent tijdens de bijeenkomst van 13 december 2007 ten overstaan van onder andere de aangevers de oplichting te hebben bekend. Volgens verdachte hebben de aangevers zich, onder leiding van de heer [persoon12], tegen hem gekeerd. Met name [persoon1] en [persoon12] zouden hierbij zelf een (financieel) belang hebben gehad.
Dit verweer wordt verworpen.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte zich in de bewezenverklaarde periodes tegenover de aangevers heeft uitgegeven als meester in de rechten, en soms ook als advocaat, terwijl vast is komen te staan dat verdachte nimmer in Nederland of in België een rechtenstudie heeft afgerond en zich dus ook geen meester in de rechten of advocaat mag noemen. Als verdachte ter zitting in dat verband om uitleg wordt gevraagd, stelt hij slechts dat hij voorbarig heeft gehandeld omdat hij zijn rechtenstudie op enkele vakken na zou hebben afgerond. Ook dit betoog van verdachte lijkt niet op waarheid te berusten, nu verdachte tijdens de behandeling van zijn zaak aan de rechtbank heeft aangeboden om bewijs te overleggen van zijn bijna afgeronde rechtenstudie, terwijl dit bewijs vervolgens door hem niet is geleverd en uit onderzoek bij de rechtenfaculteiten van de universiteiten te Amsterdam is gebleken dat verdachte daar nooit ingeschreven heeft gestaan, zoals hij zelf beweert. Ook uit de verklaringen van de moeder van verdachte en andere familieleden blijkt dat verdachte nimmer gestudeerd heeft.
Verdachte heeft bij zijn laatste woord slechts een kopie overgelegd waaruit zou kunnen blijken dat hij is ingeschreven bij de Open Universiteit.
Verdachte ontkent dat hij zich tegenover derden heeft uitgegeven als advocaat, maar tegenover deze ontkenning staan de verklaringen van [persoon1], [persoon6], [persoon9] en [persoon13] dat verdachte zich voordeed als zijnde advocaat. De rechtbank hecht meer waarde aan deze verklaringen dan aan die van verdachte op dit punt. Zo past het voeren van een “derdengeldenrekening” door verdachte in dit plaatje, aangezien een derdengeldenrekening een rekening is die over het algemeen door advocaten, notarissen of gerechtsdeurwaarders wordt gebruikt om gelden die door derden worden gestort ten behoeve van klanten gescheiden te houden van de eigen bedrijfsgelden. De gelden die derden op de “derdengeldenrekening” van verdachte (lieten) stort(t)en werden echter door verdachte niet doorgestort naar zijn klanten maar door hem zelf besteed.
De verdediging heeft met betrekking tot een aantal van de tenlastegelegde feiten aangevoerd dat cliënten ermee instemden dat verdachte de op zijn (derden)rekening gestorte bedragen met openstaande declaraties verrekende. In het dossier bevinden zich geen aanwijzingen die de verklaring van verdachte ondersteunen. Integendeel; alle aangevers zeggen te zijn opgelicht door verdachte en zijn praktijken. De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting dan ook niet aannemelijk dat sprake is van verrekening van openstaande declaraties zoals verdachte heeft verklaard. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat declaraties van juridische werkzaamheden nooit op deze wijze plegen plaats te vinden.
Op 13 december 2007 was er een bijeenkomst op het kantoor van [persoon12] ([BV]) in Amsterdam, waarbij aanwezig waren: de heer [persoon7], de heer [persoon12], de heer [persoon14], de heer [persoon15] – partner van verdachte –, mevrouw [persoon1] en verdachte. Tijdens deze bijeenkomst is verdachte geconfronteerd met de vermoedens van de aanwezigen dat hij zich schuldig had gemaakt aan oplichting. De rechtbank gaat er, gelet op de verklaringen van [persoon7], [persoon12], [persoon1] en [persoon15], van uit dat verdachte, die werd geconfronteerd met contracten, e-mails, bankafschriften en dergelijke, de oplichting ten overstaan van hen heeft bekend. Hij zou hebben verklaard dat hij van het geld dat afkomstig was uit de oplichting in luxe heeft geleefd. Al hoewel verdachte ter terechtzitting heeft ontkend dergelijke uitlatingen te hebben gedaan, gaat de rechtbank uit van hetgeen de anderen hierover hebben verklaard. De stelling van verdachte, dat de anderen onder leiding van de heer [persoon12] tegen hem hebben samengespannen, vindt geen enkele onderbouwing in het dossier. Daar komt bij dat ook de partner van verdachte, de heer [persoon15], bij de politie heeft verklaard overeenkomstig de verklaring van die anderen, dat verdachte, toen hij door [persoon12] werd geconfronteerd met de verdenkingen, op een groot aantal punten bekende. Evenmin is door verdachte aannemelijk gemaakt dat er sprake is geweest van op hem uitgeoefende oneigenlijke druk tijdens voornoemde bijeenkomst.
Het voeren van de meestertitel, het pretenderen van het zijn van advocaat en het valselijk noemen van een derdengeldenrekening moeten dan ook gezien worden als oplichtingsmiddelen. Om deze reden acht de rechtbank dan ook – in aanvulling op hetgeen hiervoor onder 3.1. is overwogen – in alle gevallen waarin verdachte van deze oplichtingsmiddelen gebruik heeft gemaakt de oplichting, en niet de verduistering, bewezen.
4.2. Voor wat betreft de afzonderlijke feiten overweegt de rechtbank als volgt.
Ten aanzien van feit 1
Verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat hij zijn werkzaamheden voor [persoon1] op reguliere wijze heeft verricht en dat van oplichting geen sprake is. De 58 huurbetalingen “[adres1]” die [persoon1] op zijn bankrekening met nummer [rekeningnummer] heeft overgemaakt dienden ter voldoening van facturen voor de door hem verrichte werkzaamheden. Volgens verdachte is ongeloofwaardig, hetgeen [persoon1] verklaart, dat hij drieënhalf jaar lang gratis werkzaamheden voor haar zou hebben verricht en dat hij op basis van “no cure no pay” zou werken. Volgens verdachte heeft hij regelmatig declaraties naar [persoon1] verstuurd, maar werden deze niet (tijdig) betaald. Uiteindelijk zijn verdachte en [persoon1] overeengekomen dat [persoon1] het geld dat eigenlijk bestemd zou moeten zijn voor de betaling van de huur van haar winkel, aan verdachte zou overmaken omdat zij toch geen huur wilde betalen aan de erven [naam8]. De declaraties werden volgens verdachte bewaard in een aparte map, welke niet meer is aangetroffen bij de inbeslaggenomen goederen en welke map mogelijk is verdwenen na het bezoek van [persoon12] en anderen in zijn woning tussen 13 en 14 december 2007. Nu [persoon1] aangifte tegen hem heeft gedaan, is het verdachte duidelijk geworden dat [persoon1] hem heeft misbruikt.
De rechtbank verwerpt dit betoog. Tegenover de verklaring van verdachte staat de verklaring van aangeefster [persoon1], die inhoudt dat er naar aanleiding van overleg tussen [persoon13] en verdachte afspraken zijn gemaakt over de betaling door [persoon1] van achterstallige huurpenningen betreffende haar winkelpand aan de [straatnaam]. Als onderdeel van deze afspraken zou [persoon1] de (achterstallige) huurbetalingen vanaf 2002 via de derdengeldenrekening van [notaris] Notarissen overmaken op rekeningnummer [rekeningnummer] onder vermelding van [naam1] In totaal is door verdachte namens [persoon1] op deze manier middels 58 betalingen een bedrag van € 409.165,01 overgemaakt. De rechtbank hecht meer waarde aan de verklaring van aangeefster dan aan de verklaringen van verdachte. Haar verklaring wordt immers ondersteund door de verklaringen van [persoon12], [persoon7] en [persoon15].
Zo bevestigt [persoon12] de verklaring van [persoon1], dat verdachte ten overstaan van anderen op 12 december 2007 heeft bekend dat hij genoemde betalingen heeft verricht als zogenaamde huurbetalingen naar de rekening van [naam1], maar feitelijk naar zijn eigen rekening. Hij zou daarbij hebben verklaard dat hij het geld voor zijn persoonlijk gerief heeft uitgegeven.
Ook [persoon15], de partner van verdachte, heeft ten overstaan van de politie verklaard dat verdachte heeft toegegeven dat de rekening waarop betalingen ten bate van notaris [notaris] zijn overgemaakt, geen rekening van [notaris] was.
[persoon7] heeft aangegeven dat verdachte tijdens deze bijeenkomst heeft gezegd dat alle hem getoonde stukken vals waren en dat er maar één niet-gemanipuleerd stuk was.
Door geen van de getuigen is melding gemaakt van het thans door verdachte gevoerde verweer, dat [persoon1] de betalingen op deze manier heeft verricht om zo onder de betalingen aan de erven [naam8] uit te komen en de facturen van verdachte te kunnen betalen.
Door verdachte zijn ter onderbouwing van zijn stelling dat tegenover de betalingen door [persoon1] door hem opgestelde facturen stonden, in de civiele procedure een aantal facturen overgelegd die hij in de loop der jaren aan [persoon1] zou hebben gestuurd. De rechtbank zet echter vraagtekens bij de echtheid van deze facturen, nu het op dit punt nader verrichte onderzoek van de politie heeft uitgewezen dat niet onaannemelijk is dat deze facturen achteraf door verdachte zijn opgesteld. Zo wordt in deze facturen geen rekening gehouden met de door [persoon1] betaalde huurpenningen, terwijl – uitgaande van het verhaal van verdachte hieromtrent – dit wel het geval had moeten zijn. Ook blijkt uit politieonderzoek dat de door verdachte in de civiele procedure overgelegde facturen in de periode waarop deze betrekking zouden hebben, wat betreft lay-out en inhoud, nauwelijks wijzigingen bevatten, terwijl uit de administratie van verdachte is gebleken dat de correspondentie waarvan vaststaat dat verdachte deze in die periode heeft gestuurd, regelmatig werd gewijzigd qua lay-out en inhoud (wijziging van telefoonnummer, adres, postbusnummer, etcetera). Daar komt bij dat op de in beslaggenomen administratie van verdachte, waaronder zijn computers, deze facturen of een urenregistratie die ziet op deze werkzaamheden, niet zijn aangetroffen.
De rechtbank is ten slotte van oordeel dat in het verhaal van verdachte niet, en in dat van [persoon1] wel, past dat bij de overgemaakte huurbedragen steeds is vermeld “[naam1]”. Verdachte heeft voor deze vermelding geen andere verklaring gegeven dan dat [persoon1] hem zou hebben gebruikt om zijn facturen te betalen middels fictieve huurpenningen. De rechtbank hecht aan deze verklaring geen waarde, mede in het licht van de eerder vastgestelde feiten van het voeren van een valse titel door verdachte en het valselijk hanteren van een “derdengeldenrekening”.
Hetzelfde geldt voor de verklaringen van verdachte ten aanzien van de op zijn rekening ontvangen belastinggelden, het geldbedrag van € 72.000,-- inzake de oprichting van [bv] en de voorschotbetaling in rekening-courant van € 70.000,-- van [BV], zoals onder b, c en d van feit 1 tenlastegelegd. Ook in deze gevallen acht de rechtbank bewezen dat de gelden onder valse voorwendselen en met gebruikmaking van de hiervoor genoemde oplichtingsmiddelen door verdachte op zijn rekening zijn terechtgekomen. Al hoewel niet in alle gevallen meer is vast te stellen op welke wijze deze bedragen op de rekening van verdachte zijn terechtgekomen, knoopt de rechtbank voor de bewezenverklaring van deze feiten aan bij de aangifte van [persoon1], waaruit blijkt dat de gestorte bedragen door verdachte niet zijn aangewend voor de bestemming waartoe deze dienden, maar door hem persoonlijk zijn besteed, alsmede bij de getuigenverklaringen als hiervoor genoemd. Voor zover, zoals de verdediging stelt, [persoon1] voor deze betalingen opdracht heeft gegeven, is de rechtbank van oordeel dat zij dit onder valse voorwendselen heeft gedaan, het betrof immers geen derdengeldrekening en verdachte was geen advocaat of meester in de rechten, zodat van oplichting sprake is.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat er onvoldoende bewijs is dat verdachte zonder toestemming van [persoon1] gebruik heeft gemaakt van haar creditcards dan wel creditcardnummers. De rechtbank acht evenwel dat het dossier wettig bewijs bevat voor de bewezenverklaring van dit feit en hecht dan ook meer waarde aan de verklaring van [persoon1] omtrent de creditcard-uitgaven, dan aan die van verdachte. Zo heeft verdachte verklaard dat hij de – zakelijke – reizen in opdracht van [persoon1] maakte, terwijl deze meestal in het weekend plaatsvonden. Wat dan het zakelijk doel was van deze reizen heeft verdachte ter zitting niet aannemelijk gemaakt. Ook is gebleken dat in ieder geval tweemaal vanaf de laptop van verdachte een creditcardbetaling met een Mastercard op naam van [persoon1] en [persoon3] is gedaan door [emailadres3].
De verdediging stelt zich op het standpunt dat [persoon1] zelf toestemming heeft gegeven voor de overboeking van het bedrag van € 90.813,44 van de rekening van notaris [notaris] naar die van verdachte. De rechtbank is evenwel van oordeel dat, voor zover [persoon1] hiervoor toestemming zou hebben gegeven, zij dit heeft gedaan onder valse voorwendselen en niet met de bedoeling om, zoals de verdediging veronderstelt, de declaraties van verdachte te betalen. Zo is het geld overgemaakt naar de zogenaamde derdengeldenrekening van verdachte. Bovendien wordt het betoog van aangeefster [persoon1], dat verdachte haar heeft medegedeeld dat dit bedrag door hem naar haar Duitse bankrekening zou worden overgeboekt, bevestigd door andere bewijsmiddelen, zoals het onderzoek door de politie naar correspondentie die in dit verband met de Deutsche Bank zou zijn gevoerd en waarvan bewezen is verklaard dat deze vals is.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting aangevoerd dat verdachte ook van dit feit dient te worden vrijgesproken. Verdachte was met [persoon4] overeengekomen dat hij de door [naam7] op zijn rekening gestorte bedragen mocht verrekenen met de openstaande declaraties voor verrichte diensten voor [persoon4]. Verdachte heeft [persoon4] diverse declaraties toegestuurd, die hij in een aparte map heeft bewaard. Deze map is door [persoon12] en [persoon1] meegenomen op 13 december 2007 en niet overgedragen aan de politie. Omdat de computer door de politie kapot is geretourneerd, is het thans onmogelijk de facturen aan [persoon4] uit [naam10] uit te printen.
Het bedrag van 10.000,-- euro afkomstig van [naam3] is in overleg met [persoon4] doorgestort naar de rekening van [naam9].
De rechtbank verwerpt dit betoog.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte, dat hij met [persoon4] zou hebben afgesproken dat op deze wijze zijn declaraties zouden worden voldaan, niet aannemelijk.
Voorts is niet aannemelijk geworden dat is overeengekomen dat de 10.000,-- euro afkomstig van de rekening van [naam3] (in delen) naar [naam9] zou worden overgeboekt.
De rechtbank hecht geen waarde aan de verklaring van verdachte met betrekking tot zijn computer en een meegenomen map. Niet is gebleken dat dit de computer van verdachte betreft waarop hij zijn cliëntenadministratie bewaarde. De politie heeft bij onderzoek aan de computer geen declaraties betreffende [persoon4] aangetroffen. Voorts bevreemdt het de rechtbank dat het blijkbaar wel mogelijk is gebleken een dossierlijst uit het [naam10] programma te printen. De rechtbank hecht meer waarde aan het verhaal van [persoon4], die steeds consistent heeft verklaard en ook ter zitting, als getuige gehoord, overtuigend bij zijn verklaringen is gebleven.
De raadsvrouw heeft om vrijspraak verzocht van het onder 5 tenlastegelegde en hiertoe aangevoerd dat verdachte als juridisch adviseur werkzaamheden heeft verricht voor [persoon5]. De bedragen die verdachte heeft ontvangen van [persoon5] mocht hij verrekenen met de openstaande declaraties. Het bestanddeel “wederrechtelijk” kan niet bewezen worden verklaard. Voorts heeft de raadsvrouw aangevoerd dat het in de tenlastelegging genoemde bedrag niet klopt. [persoon5] heeft bij de politie verklaard dat hij in totaal een bedrag van 7.200,-- euro heeft terugontvangen van verdachte.
Ook hier geldt dat de rechtbank bewezen acht dat de betreffende gelden door middel van de reeds genoemde oplichtingsmiddelen op de rekening van verdachte terecht zijn gekomen. Het verweer van de verdediging dat van wederrechtelijkheid geen sprake is, strandt reeds hierom. Voor de bewezenverklaring van dit feit doet dan ook niet ter zake of door verdachte vervolgens, zoals hij stelt, een deel van dit bedrag is terugbetaald door verdachte aan aangever.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken omdat geen sprake is van benadeling van [persoon6] dan wel van oplichting en/of verduistering. Verdachte heeft [persoon6] voor meerdere zaken bijgestaan als juridisch adviseur. Verdachte heeft 3000,-- euro ontvangen voor verrichte diensten. Daarnaast heeft [persoon6] een bedrag van 3.000,-- euro overgemaakt naar de derdengeldenrekening van verdachte. Op 6 november 2006 heeft verdachte een bedrag van 3.200,-- teruggestort naar [persoon6].
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de in de tenlastelegging genoemde e-mails afkomstig waren van [persoon7]. [persoon7] voerde een procedure voor verdachte en maakte soms gebruik van de computer van verdachte, aldus verdachte.
Gelijk aan hetgeen hiervoor onder feit 5 is overwogen, geldt ook hier dat de rechtbank bewezen acht dat de betreffende gelden door middel van de reeds genoemde oplichtingsmiddelen op de rekening van verdachte terecht zijn gekomen. Het verweer van de verdediging dat van wederrechtelijkheid geen sprake is, strandt reeds hierom. Ook doet voor de bewezenverklaring van dit feit niet ter zake of door verdachte vervolgens, zoals hij stelt, een deel van dit bedrag is terugbetaald door verdachte aan aangever.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte van het onder 7 tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. Het bestanddeel “het zich wederrechtelijk toe-eigenen” kan niet bewezen worden verklaard. Verdachte was gemachtigd over de bankrekening zodat hij het geld zich niet wederrechtelijk kan hebben toegeëigend. Bovendien heeft zijn vader het geld op deze rekening aan verdachte nagelaten en kwam het geld verdachte rechtmatig toe, aldus verdachte (ter terechtzitting).
Verdachte ontkent op enigerlei wijze zijn moeder te hebben opgelicht dan wel haar geld te hebben verduisterd. De gelden op de betreffende bankrekening betroffen gelden die voor hem – bij leven van zijn vader – met uitsluiting van zijn zuster voor hem waren bestemd en waarover hij mocht beschikken. De aangifte van zijn moeder tegen hem is onder druk en dwang van de politie afgelegd en is onjuist, hetgeen zij later ook heeft verklaard.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Omtrent de inhoud van de verklaringen van verdachtes moeder en de manier waarop deze tot stand zijn gekomen bestaat bij de rechtbank geen twijfel. Hetgeen aangeefster heeft verklaard is juist. Het is voorstelbaar dat aangeefster daar later – gelet op de familierelatie – op is teruggekomen. Dat doet aan het waarheidsgehalte van haar eerdere verklaringen niet af.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte ook van dit feit dient te worden vrijgesproken. Verdachte en [persoon9] hebben een dienstverleningsovereenkomst gesloten. Er is tussen hen overeenstemming bereikt over het maandelijks factureren en de hoogte van het uurloon. Verdachte heeft daadwerkelijk werkzaamheden voor [persoon9] verricht. Dat [persoon9] zelf geconcludeerd heeft dat verdachte advocaat was, maar zich niet weet te herinneren of verdachte zich ook letterlijk als advocaat heeft gepresenteerd, is onvoldoende voor een bewezenverklaring hiervan.
De rechtbank verwerpt dit verweer en acht – gelet op het hiervoorgaande – bewezen dat verdachte [persoon9] middels oplichtingshandelingen heeft bewogen tot het (laten) overmaken van geld op zijn – beweerdelijke – derdengeldenrekening.
Ten aanzien van de onder a en b tenlastegelegde briefjes refereert de raadsvrouw zich aan het oordeel van de rechtbank. Van het overige dient verdachte volgens haar te worden vrijgesproken. Verdachte ontkent het onder c tenlastegelegde briefje te hebben ondertekend en de getuigenverklaring van [persoon7] is onvoldoende om verdachte hiervoor te veroordelen.
Ten aanzien van d heeft zij aangevoerd dat [persoon1] bij de gehouden comparitie in de civiele zaak heeft verklaard dat zij zich kan herinneren haar handtekening onder dit stuk te hebben gezet. Ten aanzien van de declaraties onder e heeft de raadsvrouw gesteld dat een niet oplopende nummering niet wil zeggen dat de declaraties vals zijn en dat te weerleggen valt dat verdachte maar één cliënt had omdat de politie drie bakken vol met foliomappen van andere cliënten in beslag heeft genomen. Daarnaast zijn alle administratie, dossiers en computers van cliënt in beslag genomen en vraagt de verdediging zich af hoe verdachte deze declaraties achteraf zou moeten hebben opgemaakt.
Ten aanzien van f heeft de raadsvrouw aangevoerd dat uit het enkele feit dat het e-mailadres van [persoon7] is aangetroffen bij het uitlezen van de computer van verdachte, niet wil zeggen dat verdachte degene is geweest die de tenlastegelegde e-mails heeft verzonden. Verdachte heeft hierover ter terechtzitting verklaard dat [persoon7] de e-mails heeft verzonden.
Ten aanzien van hetgeen onder g ten laste is gelegd bestaat volgens de raadsvrouw onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte deze e-mails heeft verzonden naar [persoon1]. Het enkele feit dat vlak daarna de mail is doorgestuurd naar een e-mailadres van verdachte zelf is in haar ogen onvoldoende.
De rechtbank verwerpt dit verweer en verwijst naar de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
In verband met hetgeen de raadsvrouw hierboven heeft aangevoerd is de raadsvrouw van mening dat verdachte ook voor dit feit dient te worden vrijgesproken omdat het bestanddeel “afkomstig uit enig misdrijf” niet bewezen kan worden verklaard.
Nu verdachte voor alle aan hem tenlastegelegde feiten zal worden veroordeeld, kan de rechtbank volstaan dat dit al de verwerping van het verweer draagt.
5. De strafbaarheid van de feiten
De bewezengeachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7. Motivering van de straffen en maatregelen
7.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem onder 1 tot en met 10 bewezengeachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar, met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee) jaren).
Ten aanzien van het beslag heeft de officier van justitie de verbeurdverklaring van alle inbeslaggenomen goederen gevorderd behoudens het Rolex horloge waarop conservatoir beslag is gelegd in verband met de aangekondigde ontnemingsprocedure.
De officier van justitie is van mening dat geen sprake is van een trial by media. Het openbaar ministerie heeft geen enkele rol gespeeld bij de publicaties waarin verdachte een rol speelt.
De officier van justitie heeft voorts geconcludeerd tot verwerping van de verweren gegrond op artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (Sv).
7.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat – zo de rechtbank mocht komen tot strafoplegging – allereerst ten gunste van cliënt rekening moet worden gehouden langs de weg van artikel 359a Sv met de in het voorbereidend onderzoek gemaakte onherstelbare verzuimen.
Daarnaast heeft de raadsvrouw overeenkomstig haar pleitnota aangevoerd dat door publicaties in onder andere (Nieuwe) Revu, Panorama en de Telegraaf en door een televisie-uitzending bij RTL Boulevard er onnodig kwetsend beschuldigend en beledigend over haar cliënt verslag is gedaan. Door het telkenmale opnieuw en eenzijdig publiceren over cliënt lijken de publicaties er op gericht te zijn hem publiekelijk via de media te bestraffen nog vóórdat vonnis is gewezen. Ter adstructie van die stelling heeft de verdediging bij de laatste zitting nog een map met knipsels overgelegd. Die map is toegevoegd aan het dossier. De raadsvrouw verbindt aan haar stelling de conclusie dat dit dient te worden gecompenseerd met strafvermindering.
Voorts stelt de verdediging dat overeenkomstig het advies zoals dat volgt uit het op 9 april 2009 opgemaakte reclasseringsrapport een deels voorwaardelijke gevangenisstraf dient te worden opgelegd die er op neer zou moeten komen dat haar cliënt gegeven de preventieve hechtenis van inmiddels veertien maanden bij de uitspraak niet langer gedetineerd zou zijn.
7.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij pleidooi heeft de raadsvrouw haar verweren herhaald die zij ter terechtzitting van 20 april 2009 preliminair had opgeworpen en toen door de rechtbank niet zijn gehonoreerd.
De verdediging blijft van oordeel dat er in het voorbereidend onderzoek vormen zijn verzuimd die niet meer hersteld kunnen worden. Met een beroep op artikel 359a Sv verzoekt zij de rechtbank - zo zij tot strafoplegging mocht komen - daarmede rekening te houden in het kader van de strafmaat. De rechtbank gaat er daarbij van uit dat de raadsvrouw daarbij ziet op strafvermindering die in verhouding staat tot de ernst van de verzuimen.
Zakelijk en verkort samengevat hebben de verzuimen in het voorbereidend onderzoek betrekking op het volgende :
1. schending briefgeheim;
2. eenzijdig onderzoek;
3. niet opnemen van aangifte tegen [persoon1];
4.ontlastend bewijsmateriaal niet aan het dossier toegevoegd;
5. dossierruil.
Ad 1. De raadsvrouw voert aan dat in de Penitentiaire Inrichting (P.I.) te Zwaag veertien brieven van haar cliënt zijn geopend afkomstig van zijn civiele en strafrechtadvocaat en van de reclassering.
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting is aannemelijk geworden dat door de P.I. Zwaag brieven zijn geopend zonder dat daaraan een wettelijke bepaling ten grondslag heeft gelegen. Dat leidt evenwel niet tot het door de raadsvrouw gewenste resultaat, nu uit het onderzoek ter terechtzitting niet is gebleken dat het openbaar ministerie (hierna: OM) of een daarmee te verbinden autoriteit op welke wijze dan ook bemoeienis heeft gehad met het openen van die vertrouwelijke correspondentie. Evenmin kan in deze het eventueel falen van een overheidsorgaan (de P.I.) aan het OM worden toegerekend.
Ad 2.
Ten aanzien van dit punt heeft de raadsvrouw met name betoogd dat er sprake is van willekeur nu [persoon1] en de erven [naam8] niet worden vervolgd voor witwassen, terwijl haar cliënt en de medeverdachte [persoon15] zich wel voor dat feit moeten verantwoorden. De raadsvrouw meent dat deze willekeur zijn grond vindt in het feit "dat het OM,en ook deze officier van justitie, Mevrouw [persoon1] nodig heeft voor een andere veroordeling ... ".
De rechtbank verwerpt ook dit verweer.
Nog los van de vraag dat het niet aan de rechtbank is om in een concrete strafzaak vast stellen of er ten aanzien van een de aangevers een verdenking bestaat van witwassen heeft de verdediging onvoldoende aannemelijk gemaakt dat het OM in deze haar eigen belangen of die van bepaalde personen of groepen heeft willen dienen.
Ad 3.
Ook dit verweer treft geen doel.
Allereerst geldt dat in het dossier de daarop betrekking hebbende verklaringen van [persoon1] en [persoon16] zijn opgenomen. Ter zitting heeft [persoon1] als getuige gehoord nadrukkelijk afstand genomen van de mogelijke gedragingen van [persoon16]. Niet is aannemelijk geworden dat het OM verdachte heeft willen beletten om aangifte te doen of dat verdachte anderszins niet in de gelegenheid was of zal komen te verkeren om alsnog die aangifte te doen.
Inmiddels heeft de verdediging bij brief van 16 april 2009 de officier van justitie verzocht de aangifte van verdachte op te nemen. Gelet op hetgeen de officier van justitie daarover ter zitting heeft verklaard ligt het voor de hand aan te nemen dat die feitelijke aangifte zal volgen.
Ad 4.
Ter adstructie van dit verweer heeft de raadsvrouw betoogd dat uit een inmiddels opgemaakt aanvullend proces-verbaal zou blijken dat bepaalde bedragen wel zouden zijn overgemaakt door verdachte. Bij het onderzoek ter terechtzitting heeft verdachte in zijn laatste woord die stelling herhaald.
De enkele mededeling evenwel dat er wel betalingen zijn gedaan betekent nog niet dat daaraan de conclusie kan worden verbonden dat door het OM eenzijdig onderzoek zou zijn gedaan en dat bewust door of namens het OM ontlastend materiaal aan het dossier zou zijn onthouden.
Het verweer faalt.
ad 5.
Ten aanzien van dit punt heeft de raadsvrouw haar preliminair verweer herhaald, maar daaraan geen nieuw argument toegevoegd. De verdediging volstaat met op te merken dat zij bij haar standpunt blijft. Naar het oordeel van de rechtbank is derhalve geen sprake van een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt als bedoeld in NJ 2006, 393 r.o. 3.7.1. en kan verdere bespreking achterwege blijven. Van de verdediging mag immers worden verwacht dat een beroep op artikel 359a Sv duidelijk en gemotiveerd wordt gedaan.
Dat alles voert tot de conclusie dat er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake is van onherstelbare vormverzuimen begaan bij het voorbereidend onderzoek. Van enige vorm van strafvermindering kan dan ook geen sprake zijn.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de verdediging kennelijk een verweer wenst te voeren als bedoeld in artikel 358, derde lid, Sv (ovk. HR 8 juni 2003, DD 93.460).
Als uitgangspunt neemt de rechtbank dat van trial by media onder meer sprake kan zijn als in strijd met de onschuldpresumptie wordt gehandeld en verdachte zich niet voor de rechter moet verantwoorden, maar via de media terechtstaat en die media een zodanig beeld schetsen dat “het publiek” zich een niet meer uitwisbare mening vormt over de verdachte en over de schuldvraag en daardoor een rechterlijke uitspraak die mening niet meer kan beïnvloeden.
Voorts geldt als uitgangspunt dat een strafproces in beginsel openbaar is (artikel 269 Sv), dat verdachte recht heeft op een fair trial (artikel 6 EVRM) en dat ook voor hem geldt dat hij recht heeft op zijn privacy (artikel 8 EVRM). Daar staat dan tegenover het genoemde beginsel van openbaarheid en de persvrijheid (artikel 10 EVRM).
In dat geheel moet onderscheid gemaakt worden naar verschillende verantwoordelijkheden.
Komt vast te staan dat politie, OM en/of rechter (mede) verantwoordelijkheid draagt voor een trial by media dan zou dat langs de weg van artikel 359a Sv zijn weerslag kunnen krijgen in het vonnis.
Draagt de verdediging en/of de verdachte zelf (mede) verantwoordelijkheid dan is de vraag op welke wijze de rechter daar rekening mee moet houden in zijn vonnis.
De verantwoordelijkheid van de media staat in beginsel niet ter toetsing van de strafrechter; dat wil zeggen zolang zij zich niet schuldig maken aan een strafbaar feit of zich naar burgerlijk recht onrechtmatig gedragen. Wel kan media-aandacht een factor zijn bij de straftoemeting. De aan de media toekomende persvrijheid is evenwel niet onbeperkt. Het gebruik maken van die vrijheid brengt “duties en responsibilities” met zich (NJ 2004, 337 EHRM, R.O. 73). Zij hebben te handelen “in good faith in order to provide accurate and reliable information in accordance with the ethics of journalism” (idem). De media moeten, zo blijkt uit een beslissing van het EHRM (NJ 1999, 710, R.O. 50) bij berichtgeving over een strafzaak rekening houden met het recht op een eerlijk proces op grond van artikel 6 EVRM. Hun commentaar mag de kansen op een eerlijk proces niet schaden noch het vertrouwen ondermijnen van het publiek in de rol van de rechterlijke macht bij de strafrechtstoedeling.
In het onderhavige geval richt de verdediging haar pijlen niet op politie, OM of rechters. Een oordeel daarover kan daarmee in deze zaak buiten beschouwing blijven.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft ook de verdediging in contacten met de media geen rol gespeeld en kan ook dat onbesproken blijven.
Blijft de verantwoordelijkheid van verdachte en de media. Voor verdachte geldt dat hij door eigen toedoen – in het verleden én als het gaat om de feiten die in deze strafzaak een rol spelen – ook zelf een publiek persoon is geworden. Hij heeft zich in elk geval vanaf augustus 2005 veelvuldig en actief ingelaten met bij het grote publiek bekende personen en trok daarmee de belangstelling van de media. Dat rechtvaardigt een verruiming van de grenzen van toelaatbaar commentaar. Dat die ruimere grenzen zijn overschreden is niet aannemelijk geworden. Bovendien valt uit de door de verdediging ter terechtzitting van 9 juni 2009 overgelegde knipsels voor zover zij betrekking hebben op de onderhavige strafzaak niet op te maken dat de betrokken media niet “accurate and reliable” verslag hebben gedaan.
Dat leidt uiteindelijk tot de slotsom dat geen sprake is van trial by media, noch dat de aandacht van de media een factor zou moeten zijn bij de straftoemeting in deze strafzaak.
Verdachte heeft zich in ernstige mate schuldig gemaakt aan oplichting en in een enkel geval verduistering, valsheid in geschrift en daarnaast aan witwassen op grote schaal. De rechtbank ziet in de bewezenverklaarde feiten en hetgeen omtrent verdachte overigens gedurende de behandeling van de strafzaak bekend is geworden een steeds terugkerend patroon. Alle aangevers verklaren dat zij na kennismaking al vrij snel op (zeer) vriendschappelijke voet stonden met verdachte, waarbij het zakelijke contact samenviel met het persoonlijke, en waarbij juist – vanwege de persoonlijke contacten – veel vertrouwen in verdachte werd gesteld. Verdachte heeft vervolgens op schandelijke wijze misbruik gemaakt van dit vertrouwen waarbij hij zeer geraffineerd te werk ging. Hij spon zijn cliënten een web van halve waarheden en leugens voor. Hij heeft daarbij ook niet geschuwd zijn eigen familie (dat wil zeggen zijn moeder en indirect ook zijn zuster) financieel op te lichten.
In de rapportages die in verband met eerdere strafzaken over verdachte zijn opgemaakt wordt hij omschreven als man met een grote vatbaarheid voor pathologisch liegen en ook overigens valt uit het dossier, waaronder de verklaring van zijn zuster, op te maken dat het liegen en bedriegen bij verdachte vanaf zijn jonge jaren een grote rol heeft gespeeld. Verdachte lijkt dit niet te onderkennen. Ook de rechtbank heeft tijdens de zittingen geconstateerd dat verdachte voor alles zijn eigen verhaal heeft. Vast is komen te staan dat hij gedurende tenminste een periode van zijn leven ook zijn eigen partner heeft belogen over zijn achtergrond, opleiding en inkomsten. De verklaringen die verdachte pleegt te geven ter rechtvaardiging dan wel uitleg van bepaalde handelingen vinden in geen enkel bewijsmiddel steun. Ook dit stemt overeen met de rapportages, waarin melding wordt gemaakt van het feit dat verdachte zijn eigen aandeel in de tenlasteleggingen minimaliseert en een sterk externaliserende houding heeft.
Vanaf het begin van de verdenking in deze zaak heeft verdachte aangegeven aan zichzelf te willen gaan werken om recidive in de toekomst te voorkomen. Zo heeft hij herhaaldelijk aangevoerd dat hij in behandeling wilde gaan bij een psycholoog om te kijken waarom hij telkens voor dit soort feiten in contact komt met politie en justitie. Op 5 augustus 2008 is door de rechter-commissaris een psycholoog benoemd. Verdachte heeft vervolgens geweigerd mee te werken met het opstellen van een rapportage, zodat de rechtbank sterke twijfels heeft over de waarde van het opleggen van een deels voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarde behandeling. In het door de verdediging overgelegde voorlichtingsrapport wordt dat advies wel gegeven, maar de rechtbank acht dat advies in het licht van het voorgaande onvoldoende onderbouwd. De rechtbank wordt in dit oordeel gesterkt door eerder ten behoeve van verdachte opgemaakte rapportages waarin met zoveel woorden staat vermeld dat niet veel valt te verwachten van een behandeling.
Uit de documentatie van verdachte is gebleken dat hij zich in het verleden gedurende een langere periode heeft bezig gehouden met het plegen van diverse vormen van oplichting. Hiervoor is verdachte reeds meerdere malen tot onvoorwaardelijke gevangenisstraffen en gedeeltelijk voorwaardelijke straffen veroordeeld. Dit heeft verdachte niet kunnen weerhouden van het opnieuw plegen van dergelijke strafbare feiten in de onderhavige zaak, in een periode waarin hij tot een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf was veroordeeld en daarvan nog in een proeftijd liep.
De rechtbank weegt ook ten nadele van verdachte mee dat hij zijn oplichtingspraktijken gedurende lange tijd heeft voortgezet.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte thans kennelijk niet in staat is zijn leven een andere wending te geven dan het zich telkens overgeven aan oplichting. De maatschappij dient beschermd te worden tegen de praktijken van verdachte en verdachte zelf moet daarop worden afgerekend. Voor clementie is thans naar het oordeel van de rechtbank geen plaats meer. Derhalve kan naar het oordeel van de rechtbank van een (deels) voorwaardelijke straf
– zoals door de officier van justitie gevorderd en door de verdediging bepleit – geen sprake zijn. Het strafrechtelijk verleden van verdachte rechtvaardigt het oordeel dat van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf geen preventieve werking zal uitgaan, noch dat het verdachte zal weerhouden in de toekomst soortgelijke strafbare gedragingen te begaan.
Gezien het voorgaande, de ernst, de frequentie van de feiten en de gevolgen voor de slachtoffers is naar het oordeel van de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van de na te noemen duur dan ook gepast en geboden.
De hierboven genoemde omstandigheden geven ook aanleiding bij de straftoemeting als na te melden af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd.
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten: een Jaeger-LeCoultre horloge, een personenauto Audi A6 Quattro met kenteken [kenteken] en het daarbij behorende kentekenbewijs, die aan verdachte toebehoren, dienen te worden verbeurd verklaard en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met betrekking tot die voorwerpen het onder 10 bewezengeachte is begaan.
7.5. Ten aanzien van de benadeelde partijen
7.5.1 Ten aanzien van de benadeelde partij [persoon9]
Ter terechtzitting heeft de benadeelde partij haar vordering ten aanzien van schadepost 1 herzien en het schadebedrag op 10.000,-- euro gesteld. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat een deel van de vordering van de benadeelde partij [persoon9], van zo eenvoudige aard is dat dit zich leent voor de behandeling in dit strafgeding (schadeposten 1 t/m 3, 5 en 6). Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 8 bewezengeachte feit, rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 15.152,-- (vijftienduizendhonderdtweeënvijftig euro). De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
Het overige deel van de vordering van de benadeelde partij is niet van zo eenvoudige aard dat dit zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk is. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
7.5.2. Ten aanzien van de benadeelde partij [persoon1]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij [persoon1], van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1, 2 en 3 bewezengeachte feit, rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 705.550,65 (zevenhonderdvijfduizendvijfhonderdvijftig euro en vijfenzestig cent). De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt (€ 1.016,69) en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
7.5.3. Ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel
In het belang van benadeelde partijen voornoemd wordt telkens als extra waarborg voor betaling aan hen, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 36f, 57, 225, 321, 322, 326 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezengeachte.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 4 als eerste tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 tot en met 10 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3.2. is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1, 2, 3, 5, 6 en 8 bewezenverklaarde:
oplichting, meermalen gepleegd;
ten aanzien van het onder 4 bewezenverklaarde:
verduistering, gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn beroep onder zich heeft;
ten aanzien van het onder 7 bewezenverklaarde:
verduistering, meermalen gepleegd;
ten aanzien van het onder 9 bewezenverklaarde:
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
ten aanzien van het onder 10 bewezenverklaarde:
een gewoonte maken van witwassen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
4. 1 horloge, merk Jaeger-LeCoultre ([nr]);
36. 1 personenauto Audi A6 Quattro met kenteken [kenteken];
37. kentekenbewijs [kenteken].
Gelast de teruggave aan verdachte van de overige goederen, behoudens nummer 35 (hierop rust conservatoir beslag), op de beslaglijst.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [persoon9], wonende op het adres
[adres] toe tot een bedrag van € 15.152,-- (vijftienduizendhonderdtweeënvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [persoon9] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [persoon9], te betalen de som van € 15.152,-- (vijftienduizendhonderdtweeënvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 110 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voorzover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen aan [persoon9], daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [persoon1], wonende op het adres [adres], toe tot een bedrag van € 705.550,65 (zevenhonderdvijfduizendvijfhonderdvijftig euro en vijfenzestig cent).
Veroordeelt verdachte aan [persoon1] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op
€ 1.016,69.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [persoon1], te betalen de som van € 705.550,65 (zevenhonderdvijfduizendvijfhonderdvijftig euro en vijfenzestig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 365 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van de voornoemde betalingsverplichtingen aan [persoon1], daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.G. Bauduin, voorzitter,
mrs. G.M. van Dijk en B.C. Langendoen, rechters,
in tegenwoordigheid van J.B. Tubbing, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 juni 2009.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.