ECLI:NL:RBAMS:2009:BI9243

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13-822033-08
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk geweld gepleegd tegen meerdere slachtoffers in Hilversum

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 3 februari 2009 uitspraak gedaan in een zaak van openlijk geweld gepleegd door de verdachte en medeverdachten tegen twee jongens en de vader van een van hen. De feiten vonden plaats op 18 oktober 2008 in Hilversum, waar de slachtoffers, [slachtoffer1] en [slachtoffer2], buiten een sigaret rookten. Een woordenwisseling ontstond met een groep jongens, waarna de situatie escaleerde. De verdachte en zijn medeverdachten hebben de slachtoffers geslagen en geschopt, wat leidde tot pijn en letsel. De vader van [slachtoffer2], [slachtoffer3], kwam de jongens te hulp, maar werd ook slachtoffer van geweld door de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachten gezamenlijk verantwoordelijk waren voor het geweld en dat er sprake was van één incident van openlijke geweldpleging. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een taakstraf op van 160 uren, met vervangende hechtenis indien deze niet naar behoren werd verricht. Daarnaast werden de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer1], [slachtoffer2] en [slachtoffer3] gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot schadevergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/822033-08 (PROMIS)
Datum uitspraak: 3 februari 2009
op tegenspraak
VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres].
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 20 januari 2009.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. M. Bienfait, en van hetgeen door de raadsman van verdachte, mr. J.D. van der Heijden, en door de verdachte naar voren is gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd, zoals gewijzigd conform de vordering wijziging tenlastelegging van 20 januari 2009, dat
hij op of omstreeks 18 oktober 2008 te Hilversum met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de [adres], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2] en/of [slachtoffer3],
welk geweld bestond uit het (met kracht) een of meermalen schoppen en/of trappen en/of (met gebalde vuist) slaan en/of stompen tegen de benen en armen en/of het hoofd van die [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2] en/of [slachtoffer3] en/of het geven van zogenaamde knietjes tegen het hoofd en/of armen en/of benen van die [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2] en/of [slachtoffer3] en/of het krabben in het gezicht van die [slachtoffer3];
subsidiair:
hij op of omstreeks 18 oktober 2008 te Hilversum, tezamen en in vereniging , althans alleen, een persoon genaamd [slachtoffer3], meermalen, althans eenmaal, in het gezicht heeft/hebben gekrabt en/of geslagen en/of getrapt en/of tegen het lichaam heeft/hebben geduwd, waardoor voornoemde [slachtoffer3] pijn en/of letsel heeft ondervonden/bekomen.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 18 oktober 2008 te Hilversum met anderen, op de openbare weg, de [adres], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer1] en [slachtoffer2] en [slachtoffer3],
welk geweld bestond uit het schoppen en trappen en met gebalde vuist stompen tegen een been en armen en/of het hoofd van die [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2] en/of [slachtoffer3] en het geven van zogenoemde knietjes tegen het hoofd van die [slachtoffer1] en het krabben in het gezicht van die [slachtoffer3].
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
4. Waardering van het bewijs
4.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het primair ten laste gelegde feit kan worden bewezen, waarbij zij zich baseert op de aangiftes, de verklaringen van de medeverdachten en getuigen en de verklaringen van verdachte zelf. Verdachte en zijn medeverdachten hebben zich schuldig gemaakt aan openlijk geweld door in vereniging geweld tegen de slachtoffers te gebruiken en waarbij ieder een aandeel heeft gehad. Verdachte en zijn medeverdachten zijn dan ook allen schuldig aan al het geweld dat gedurende de gehele gebeurtenis is gebruikt.
4.2. Standpunt van de verdachte en zijn verdediging
De verdachte heeft bekend [slachtoffer3] een klap te hebben gegeven. Verdachte dient desalniettemin van het primair ten laste gelegde feit te worden vrijgesproken omdat hij geen wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de gewelddadigheden en ook geen deel uitmaakte van de groep. De raadsman deelt mee de wijziging tenlastelegging van de officier van justitie dan ook te begrijpen, nu zij hierbij een scheiding maakt in twee incidenten: aan de ene kant het voorval tussen verdachte en [slachtoffer3] en aan de andere kant hetgeen daaraan voorafgaand tussen de andere jongens en [slachtoffer2] en [slachtoffer1] heeft plaatsgevonden. De belangrijkste elementen voor bewezenverklaring ontbreken, nu gezien de feitelijkheden niet tot een wezenlijke bijdrage van verdachte aan het openlijke geweld kan worden gekomen. Het dossier biedt hieromtrent niet de duidelijkheid die verwacht mag worden. Verdachte is weliswaar op de groep afgelopen, maar hij heeft geen bijdrage aan het geweld geleverd, nu hij niet heeft deelgenomen aan de vechtpartijen met de jongens. Het is weliswaar ‘technisch’ mogelijk om tot een bewezenverklaring te komen, maar de overtuiging ontbreekt.
Het subsidiair ten laste gelegde feit kan wel bewezen worden verklaard. Het letsel dat het slachtoffer zou hebben opgelopen kan echter niet door deze klap zijn veroorzaakt. Nu verdachte zich aan het voorval had kunnen onttrekken, wordt geen beroep op noodweer gedaan.
De raadsman verzoekt de rechtbank de benadeelde partij [slachtoffer3] niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering, nu de gehoorschade geen direct gevolg is van de klap en ook de immateriële schade hierop is gebaseerd.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
4.3.1 Feiten en omstandigheden
Op grond van de inhoud van de in de voetnoten genoemde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, gaat de rechtbank uit van de volgende feiten, die de rechtbank zakelijk zal weergeven.
Op 18 oktober 2008, omstreeks 23:30 uur verlaten [slachtoffer2] (hierna: [slachtoffer2]) en [slachtoffer1] (hierna: [slachtoffer1]) [slachtoffer2]’s woning om buiten een sigaret te roken. Zij zien een groep jongens staan; naar later blijkt, zijn dit [medeverdachte1] (hierna: [medeverdachte1])i, [medeverdachte2] (hierna: [medeverdachte2])ii, [medeverdachte3] (hierna: [medeverdachte3])iii en [medeverdachte4] (hierna: [medeverdachte4])iv. Een van deze jongens loopt richting [slachtoffer2] en [slachtoffer1] en zegt iets tegen (een van) hen. [slachtoffer1] negeert deze jongen, waarna de anderen ook richting [slachtoffer1] en [slachtoffer2] lopen. Er ontstaat een woordenwisseling tussen [slachtoffer1] en [medeverdachte1].v Een van de jongens spuugt op de auto van [slachtoffer1]. Deze wordt boos en geeft de jongen een duw. Vervolgens wordt [slachtoffer1] twee keer met een vuist op de kaak geslagen.vi [medeverdachte2] rent direct daarna naar het vlakbij gelegen café [cafe] en roept dat er gevochten wordt. Een groep jongens, waaronder [verdachte] (hierna: [verdachte]) en (in ieder geval) één meisje, [persoon1], rent naar de vechtpartij.vii [slachtoffer1] rent daarop, in een poging te vluchten, een steeg in. Hij wordt achterhaald en wordt vervolgens door een grote groep jongens geslagen en geschopt op zijn hoofd, linker bovenbeen en armen. [slachtoffer1] weet weg te rennen, maar komt ten val. Nadat hij overeind is geholpen, wordt [slachtoffer1] met zijn armen op de rug vastgehouden door [medeverdachte2], die tegen andere jongens zegt: “Trap hem, trap hem, want hij kan niets meer”.viii Hierop wordt [slachtoffer1] wederom geslagen en/of geschopt, dit keer door onder andere [medeverdachte1], [medeverdachte4]ix en [medeverdachte3],x terwijl [persoon2] [slachtoffer1] zogenoemde knietjes geeft.xi [verdachte] staat in de directe nabijheid, zonder in te grijpen.xii De genoemde gewelddadigheden veroorzaken pijn en letsel bij [slachtoffer1].xiii
Kort na aanvang van vorenbedoelde woordenwisseling is ook [slachtoffer2] weggerend. [medeverdachte3] rent achter [slachtoffer2] aan en slaat hem met de vuist op het achterhoofd. [slachtoffer2] wordt bovendien door [medeverdachte1] twee of drie keer met gebalde vuisten geslagen.xiv Hierdoor ontstaan letsel en pijn bij [slachtoffer2].xv
[slachtoffer2]s vader, [slachtoffer3], komt op enig moment naar buiten om de jongens uit elkaar te halen. Daarbij komt hij in aanraking met [persoon1], die hem in zijn gezicht krabt. [slachtoffer3] duwt [persoon1] van zich af en wordt vervolgens door [verdachte] in zijn gezicht getrapt waardoor hij, [slachtoffer3], ten val komt.xvi [verdachte] heeft bevestigd [slachtoffer3] met een aanloop een te hebben geraakt.xvii [slachtoffer3] ondervindt hiervan letsel en pijn.xviii
4.3.2 Bespreking van het verweer
Verdachte is, nadat [medeverdachte2] bij café [cafe] had aangegeven dat er een vechtpartij gaande was, (met anderen) naar de plaats van de vechtpartij gerend. Daar heeft hij op geen enkele wijze getracht een einde te maken aan de gewelddadigheden, ook niet toen hij moet hebben gezien dat in zijn directe nabijheid [slachtoffer1] door [medeverdachte2] werd vastgehouden en door anderen werd mishandeld. Door zich naar de ruzie te begeven, niet in te grijpen en zich niet (alsnog) te distantiëren, heeft verdachte de overmacht van de groep ten opzichte van de twee slachtoffers en daarmee de dreiging die van de groep uitging, vergroot en heeft hij het voor derden bemoeilijkt de gewelddadigheden te doen stoppen. Aldus heeft verdachte een significante bijdrage aan het openlijke geweld geleverd, welke bijdrage nog is vergroot door [slachtoffer3], die zijn zoon en [slachtoffer1] te hulp wilde schieten, te trappen.
De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de raadsman, ook voor zover dit behelst het standpunt dat dient te worden uitgegaan van twee dan wel drie verschillende incidenten. De openlijke geweldpleging is tegen [slachtoffer1] en [slachtoffer2] begonnen en heeft zich vervolgens in een relatief kort tijdsbestek en binnen een beperkte straal voltrokken. In die situatie is sprake van één incident en derhalve van één openlijke geweldpleging waarbij allen die een bijdrage hebben geleverd betrokken zijn. Als vervolgens in het kader van die openlijke geweldpleging een derde, die de slachtoffers te hulp wil schieten, zelf slachtoffer wordt van vergelijkbare gewelddadigheden, maken deze gewelddadigheden deel uit van datzelfde incident.
5. De strafbaarheid van het feit en van verdachte
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
6. Motivering van de straf
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 240 uur, subsidiair 120 dagen gevangenisstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden met een proeftijd van 2 (twee) jaar.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer2] dient voor wat betreft de kosten van de sim-kaart, de spijkerbroek en de immateriële schade te worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige dient de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard. De benadeelde partijen [slachtoffer3] en [slachtoffer1] dienen niet ontvankelijk te worden verklaard in hun vorderingen, nu deze niet nader zijn onderbouwd, waardoor deze niet eenvoudig van aard zijn.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om gezien de, in vergelijking met de medeverdachten, beperkte rol van verdachte bij de ten laste gelegde feiten de straf te matigen en de gevorderde voorwaardelijke gevangenisstraf niet op te leggen. De raadsman verzoekt de rechtbank rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte woont met zijn vriendin bij zijn familie en werkt hard. Verdachte is erg geschrokken van de elf dagen die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank ziet aanleiding om bij de strafoplegging acht te slaan op de afspraken zoals deze ten aanzien van een aantal delictsgroepen zijn neergelegd in de zogenoemde oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren van de hoven en de rechtbanken, zoals laatstelijk gewijzigd op 18 november 2008. Genoemde oriëntatiepunten dienen ter bevordering van de rechtseenheid in de strafoplegging en worden regelmatig geactualiseerd. Bij de vaststelling van deze oriëntatiepunten wordt uitgegaan van het modale feit. Eventuele bijzonderheden in de daad- of dadercomponent dienen alsnog door de rechter te worden meegewogen. Ter zake van delicten als het onderhavige is een dergelijke afspraak gemaakt en de rechtbank zal deze dan ook als uitgangspunt voor de strafoplegging nemen.
In de onderhavige zaak gelden de volgende landelijke oriëntatiepunten: 8 weken gevangenisstraf.
De rechtbank heeft bij de keuze van de straf en bij de vaststelling van de duur ervan in het bijzonder het volgende laten meewegen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging waarbij drie slachtoffers zijn geslagen en/of geschopt. Door aldus te handelen draagt verdachte bij aan gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving, in het bijzonder bij de slachtoffers en bij hen die van het voorval getuige waren, zoals de moeder van een van de slachtoffers. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van misdrijven als het onderhavige, daarvan nog lange tijd psychische hinder kunnen ondervinden. Bovendien is verdachte, blijkens het hem betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 7 november 2008, reeds eerder veroordeeld voor mishandeling en openlijke geweldpleging.
Gelet op het voorgaande is in beginsel een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats. Mede gelet op de eis van de officier van justitie ziet de rechtbank echter aanleiding om in plaats hiervan een taakstraf op te leggen. De rechtbank houdt rekening met het feit dat de slachtoffers geen ernstig blijvend letsel hebben opgelopen en met de jonge leeftijd van verdachte. Hierin ziet zij aanleiding af te wijken van de duur van de door de officier van justitie gevorderde taakstraf en de gevorderde voorwaardelijke gevangenisstraf af te wijzen.
Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel
[slachtoffer2]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer2] ten aanzien van de jeans (€ 75,-) en de immateriële schade (€ 300,-) van eenvoudige aard is, zodat deze zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van de hiervoor bewezen geachte feiten, rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op een bedrag van € 375,- (driehonderdvijfenzeventig euro).
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog zal maken.
Het deel van de vordering van de benadeelde partij dat ziet op kosten voor fysiotherapie, misgelopen inkomsten en de vervanging van de mobiele telefoon leent zich niet voor behandeling in dit strafgeding, omdat dit onvoldoende is onderbouwd. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk is. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
In het belang van [slachtoffer2] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
[slachtoffer1]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer1] ten aanzien van de immateriële schade van eenvoudige aard is, zodat deze zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van de hiervoor bewezen geachte feiten, rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op een bedrag van € 300,- (driehonderd euro).
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog zal maken.
Het deel van de vordering van de benadeelde partij dat ziet op de rekening van het ziekenhuis leent zich niet voor behandeling in dit strafgeding, omdat dit onvoldoende is onderbouwd. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk is. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
In het belang van [slachtoffer1] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
[slachtoffer3]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer3] ten aanzien van de immateriële schade van eenvoudige aard is, zodat deze zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van de hiervoor bewezen geachte feiten, rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op een bedrag van € 150,- (honderdvijftig euro).
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog zal maken.
Het deel van de vordering van de benadeelde partij dat ziet op kosten van een hoortoestel en medicijnen leent zich niet voor behandeling in dit strafgeding, omdat dit onvoldoende is onderbouwd. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk is. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
In het belang van [slachtoffer3] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 22c, 22d, 36f, 63 en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
8. Beslissing
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 160 uren. Beveelt dat, als de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 80 dagen.
Benadeelde partijen
[slachtoffer2]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer2], wonende op het adres [adres] toe tot een bedrag van € 375,- (driehonderdvijfenzeventig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer2] voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering.
Veroordeelt verdachte aan [slachtoffer2] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voorzover deze vordering reeds door of namens een ander of anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer2], te betalen de som van € 375,- (driehonderdvijfenzeventig euro), behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens een ander is betaald, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 7 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Bepaalt dat, indien en voorzover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
[slachtoffer1]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer1], wonende op het adres [adres] toe tot een bedrag van € 300,- (driehonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer1] voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering.
Veroordeelt verdachte aan [slachtoffer1] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voorzover deze vordering reeds door of namens een ander of anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer1], te betalen de som van € 300,- (driehonderd euro), behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens een ander is betaald, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 6 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Bepaalt dat, indien en voorzover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
[slachtoffer3]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer3], wonende op het adres [adres] toe tot een bedrag van € 150,- (honderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer3] voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering.
Veroordeelt verdachte aan [slachtoffer3] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voorzover deze vordering reeds door of namens een ander of anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer3], te betalen de som van € 150,- (honderdvijftig euro), behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens een ander is betaald, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 3 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Bepaalt dat, indien en voorzover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.M.J. Quaedvlieg, voorzitter,
mrs. A.C. Schaafsma en A.B.M. Wijnveldt , rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.L. Hetterschijt, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 februari 2009.
i Een proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte1] met nummer PL14OP/08-063634 van 6 november 2008 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar1], pag. 311.
ii Een proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte2] met nummer PL14OP/08-063634 van 6 november 2008 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar2], pag. 911.
iii Een proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte3] met nummer PL14OP/08-063634 van 5 november 2008 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar3] en [opsporingsambtenaar2], pag. 112.
iv Een proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte4] met nummer PL14OP/08-063634 van 5 november 2008 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar1] en [opsporingsambtenaar5], pag. 214.
v Een proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte1] met nummer PL14OP/08-063634 van 6 november 2008 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar1], pag. 311.
vi Een proces-verbaal van aangifte inhoudende de verklaring van [slachtoffer1] met nummer PL1406/08-063634 van 19 oktober 2008 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar4], pag. 14.
vii Een proces-verbaal van verhoor van [verdachte] van 6 november 2008, met nummer PL14OP/08-063634 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar5] en een proces-verbaal van verhoor van [persoon1] van 6 november 2008, met nummer PL14OP/08-063634 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar2], pag. 613.
viii Een proces-verbaal van aangifte inhoudende de verklaring van [slachtoffer1] met nummer PL1406/08-063634 van 19 oktober 2008 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar4], pag. 14 en een proces-verbaal van verhoor inhoudende de verklaring van [medeverdachte2] van 6 november 2008 met nummer PL14OP/08-063634 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar2], pag. 912.
ix Een proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte1] met nummer PL14OP/08-063634 van 6 november 2008 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar1], pag. 311 en een proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte4] met nummer PL14OP/08-063634 van 5 november 2008 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar1] en [opsporingsambtenaar5], pag. 215.
x Een proces-verbaal van verhoor inhoudende de verklaring van [medeverdachte2] van 6 november 2008 met nummer PL14OP/08-063634 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar2], pag. 912 en een proces-verbaal van verhoor van [persoon2] met nummer PL14OP/08-063634 van 6 november 2008 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar1] en [opsporingsambtenaar5], pag. 514.
xi Een proces-verbaal van verhoor van [persoon2] met nummer PL14OP/08-063634 van 6 november 2008 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar1] en [opsporingsambtenaar5], pag. 514.
xii Een proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte4] met nummer PL14OP/08-063634 van 5 november 2008 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar1], pag. 215 en een proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte1] met nummer PL14OP/08-063634 van 6 november 2008 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar1], pag. 312.
xiii Een proces-verbaal van aangifte inhoudende de verklaring van [slachtoffer1] met nummer PL1406/08-063634 van 19 oktober 2008 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar4], pag. 15 en een geschrift van 20 oktober 2008, bevattende een letselomschrijving van [slachtoffer1], vervat door [arts], arts GGD, pag. 20.
xiv Een proces-verbaal van verhoor inhoudende de verklaring van [medeverdachte1] met nummer PL14OP/08-063634 van 6 november 2008 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar1] en een proces-verbaal van verhoor inhoudende de verklaring van [medeverdachte3] met nummer PL14OP/08-063634 van 5 november 2008 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar3].
xv Een proces-verbaal van aangifte inhoudende de verklaring van [slachtoffer2] met nummer PL14ZD/08-063541 van 19 oktober 2008, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar1] en [opsporingsambtenaar6], pag. 24 en een geschrift van 21 oktober 2008, bevattende een letselomschrijving van [slachtoffer2], vervat door [arts], arts GGD, pag. 31.
xvi Een proces-verbaal inhoudende de verklaring van [slachtoffer3] met nummer PL14ZD/08-063636 van 11 november 2008 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar7].
xvii Een proces-verbaal van verhoor van [verdachte] met nummer PL14OP/08-063634 van 5 november 2008 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar8], pag. 710 en 711.
xviii Een geschrift van 21 oktober 2008, bevattende een letselomschrijving van [slachtoffer3], vervat door [arts], arts GGD, pag. 38.
Parketnummer: 13/822033-08
[verdachte]