Parketnummers: 13/822008-08 (zaak A) en 13/822049-08 (zaak B)
PROMIS
Datum uitspraak: 3 februari 2009
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres].
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna genoemd respectievelijk zaak A en zaak B.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M. Bienfait, en van hetgeen door de raadsman van verdachte, mr. A.M.G. de Groot, en door de verdachte naar voren is gebracht.
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 20 januari 2009.
Zaak A:
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 18 oktober 2008 te Hilversum met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, [straatnaam], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2] en/of [slachtoffer3],
welk geweld bestond uit het (met kracht) een of meermalen schoppen en/of trappen en/of (met gebalde vuist) slaan en/of stompen tegen de benen en armen en/of het hoofd van die [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2] en/of [slachtoffer3] en/of het geven van zogenaamde knietjes tegen het hoofd en/of armen en/of benen van die [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2] en/of [slachtoffer3] en/of het krabben in het gezicht van die [slachtoffer3];
Zaak B:
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 27 juni 2008 te Hilversum, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een woning (perceel: [perceel]) heeft weggenomen een laptop en/of een televisie en/of een (spel)computer en/of één of meer computerspel(len) en/of een navigatiesysteem (Tom Tom) en/of één of meer siera(a)d(en) en/of éénof meer MP3-speler(s) en/of een fotocamera en/of één of meer (mobiele) telefoon(s) en/of één of meer horloge(s) en/of een geldbedrag van (totaal ongeveer) 300 euro en/of een joystick en/of een kabel, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [persoon1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn
mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereikheeft / hebben gebracht door een raam in te klimmen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat zowel in zaak A als zaak B de dagvaardingen geldig zijn, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van beide zaken, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 18 oktober 2008 te Hilversum met anderen, op de openbare weg, [straatnaam], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer1] en [slachtoffer2] en [slachtoffer3],
welk geweld bestond uit het schoppen en trappen en met gebalde vuist stompen tegen een been en armen en/of het hoofd van die [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2] en/of [slachtoffer3] en het geven van zogenoemde knietjes tegen het hoofd van die [slachtoffer1] en het krabben in het gezicht van die [slachtoffer3].
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 27 juni 2008 te Hilversum tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning (perceel: [perceel]) heeft weggenomen een laptop en een televisie en een spelcomputer en één of meer computerspellen en een navigatiesysteem (Tom Tom) en sieraden en MP3-spelers en een fotocamera en één of meer mobiele telefoons en één horloge en een geldbedrag van 300 euro en een joystick en een kabel, toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededader, waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door een raam in te klimmen.
Voor zover in de tenlasteleggingen taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
4. Waardering van het bewijs
4.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het in zaak A ten laste gelegde feit kan worden bewezen, waarbij zij zich baseert op de aangiftes, de verklaringen van de medeverdachten en getuigen en de verklaringen van verdachte zelf. Verdachte en zijn medeverdachten hebben zich schuldig gemaakt aan openlijk geweld door in vereniging geweld tegen de slachtoffers te gebruiken en waarbij ieder een aandeel heeft gehad. Verdachte en zijn medeverdachten zijn dan ook allen schuldig aan al het geweld dat gedurende de gehele gebeurtenis is gebruikt. Voorts kan het in het zaak B ten laste gelegde feit worden bewezen.
4.2. Standpunt van de verdachte en zijn verdediging
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend [slachtoffer2] twee klappen op achterhoofd te hebben gegeven. De raadsvrouw heeft zich in zaak A op het standpunt gesteld dat haar cliënt [slachtoffer2] heeft geslagen omdat deze medeverdachte [medeverdachte1] met een fles op zijn hoofd had geslagen, zodat er sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding die de reactie van verdachte rechtvaardigt. Verdachte dient derhalve voor dit feit te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Nu hij de andere twee slachtoffers niet heeft geslagen, dient verdachte voor het overige te worden vrijgesproken.
In zaak B heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat haar cliënt in geldnood zat, dat de medeverdachte in deze zaak hem erin heeft meegezogen en dat hij alleen de ten laste gelegde televisie, laptop en playstation heeft gestolen.
Artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht is van toepassing is nu verdachte na de onderhavige inbraak is veroordeeld voor een diefstal van een scooter.
4.3.1. Het oordeel van de rechtbank in zaak A
Feiten en omstandigheden
Op grond van de inhoud van de in de voetnoten genoemde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, gaat de rechtbank uit van de volgende feiten, die de rechtbank zakelijk zal weergeven.
Op 18 oktober 2008, omstreeks 23:30 uur verlaten [slachtoffer2] (hierna: [slachtoffer2]) en [slachtoffer1] (hierna: [slachtoffer1]) [slachtoffer2]’s woning om buiten een sigaret te roken. Zij zien een groep jongens staan; naar later blijkt, zijn dit [medeverdachte1] (hierna: [medeverdachte1])i, [medeverdachte2] (hierna: [medeverdachte2])ii, [verdachte] (hierna: [verdachte])iii en [medeverdachte3] (hierna: [medeverdachte3])iv. Een van deze jongens loopt richting [slachtoffer2] en [slachtoffer1] en zegt iets tegen (een van) hen. [slachtoffer1] negeert deze jongen, waarna de anderen ook richting [slachtoffer1] en [slachtoffer2] lopen. Er ontstaat een woordenwisseling tussen [slachtoffer1] en [medeverdachte1].v Een van de jongens spuugt op de auto van [slachtoffer1]. Deze wordt boos en geeft de jongen een duw. Vervolgens wordt [slachtoffer1] twee keer met een vuist op de kaak geslagen.vi [medeverdachte2] rent direct daarna naar het vlakbij gelegen café [cafe] en roept dat er gevochten wordt. Een groep jongens, waaronder [medeverdachte4] (hierna: [medeverdachte4]) en (in ieder geval) één meisje, [persoon2], rennen naar de vechtpartij.vii [slachtoffer1] rent daarop, in een poging te vluchten, een steeg in. Hij wordt achterhaald en wordt vervolgens door een grote groep jongens geslagen en geschopt op zijn hoofd, linker bovenbeen en armen. [slachtoffer1] weet weg te rennen, maar komt ten val. Nadat hij overeind is geholpen, wordt [slachtoffer1] met zijn armen op de rug vastgehouden door [medeverdachte2], die tegen andere jongens zegt: “Trap hem, trap hem, want hij kan niets meer”.viii Hierop wordt [slachtoffer1] wederom geslagen en/of geschopt, dit keer door onder andere [medeverdachte1], [medeverdachte3]ix en [verdachte],x terwijl [persoon3] [slachtoffer1] zogenoemde knietjes geeft.xi [medeverdachte4] staat in de directe nabijheid, zonder in te grijpen.xii De genoemde gewelddadigheden veroorzaken pijn en letsel bij [slachtoffer1].xiii
Kort na aanvang van vorenbedoelde woordenwisseling is ook [slachtoffer2] weggerend. [verdachte] rent achter [slachtoffer2] aan en slaat hem met de vuist op het achterhoofd. [slachtoffer2] wordt bovendien door [medeverdachte1] twee of drie keer met gebalde vuisten geslagen.xiv Hierdoor ontstaan letsel en pijn bij [slachtoffer2].xv
[slachtoffer2]s vader, [slachtoffer3], komt op enig moment naar buiten om de jongens uit elkaar te halen. Daarbij komt hij in aanraking met [persoon2], die hem in zijn gezicht krabt. [slachtoffer3] duwt [persoon2] van zich af en wordt vervolgens door [medeverdachte4] in zijn gezicht getrapt waardoor hij, [slachtoffer3], ten val komt.xvi [medeverdachte4] heeft bevestigd [slachtoffer3] met een aanloop een te hebben geraakt.xvii [slachtoffer3] ondervindt hiervan letsel en pijn.xviii
De betrokkenheid van verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde
Ten aanzien van de betrokkenheid van verdachte bij de ten laste gelegde feiten, overweegt de rechtbank als volgt.
Gezien de hiervoor besproken bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat verdachte openlijk en in vereniging met anderen geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer1], [slachtoffer2] en [slachtoffer3].
Verdachte heeft aangevoerd dat [slachtoffer2] medeverdachte [medeverdachte1] met een fles op zijn hoofd heeft geslagen, zodat er sprake is van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding die het door hem gepleegde geweld tegen [slachtoffer2] rechtvaardigt. De rechtbank verwerpt dit beroep op noodweer. De rechtbank acht de verklaringen van (onder meer) verdachte en [medeverdachte1] over het slaan met een fles door [slachtoffer2] ongeloofwaardig. [slachtoffer1] heeft zeer gedetailleerd over de aanleiding van de gewelddadigheden verklaard en hij heeft daarbij ook verklaard dat hij zelf is begonnen door een van de verdachten te duwen en dat hij niet heeft gezien dat [slachtoffer2] met een fles heeft geslagen. [slachtoffer2] heeft voorts ontkend dat hij met een fles zou hebben geslagen. Bovendien heeft [medeverdachte1] niet gevoeld dat hij met een fles is geslagen.
Maar zelfs al zou ervan moeten worden uitgegaan dat [medeverdachte1] door [slachtoffer2] zou zijn geslagen, faalt het verweer. Direct na het slaan, zou [slachtoffer2] volgens verdachte zijn weggerend en was derhalve eventueel resterend gevaar geweken. Van een noodweersituatie is dan geen sprake meer.
Verdachte heeft zowel [slachtoffer2] als [slachtoffer1] geslagen en aldus actief bijgedragen aan de gewelddadigheden. Daarenboven heeft hij niet ingegrepen en heeft hij zich evenmin (alsnog) tijdig gedistantieerd. Aldus heeft verdachte de overmacht van de groep ten opzichte van de twee slachtoffers en daarmee de dreiging die van de groep uitging, vergroot en heeft hij het voor derden bemoeilijkt de gewelddadigheden te doen stoppen. Aldus heeft verdachte een significante bijdrage aan het openlijke geweld geleverd.
Hoewel verdachte stelt dat hij niet heeft gezien dat medeverdachte [medeverdachte4] [slachtoffer3] heeft geslagen, acht de rechtbank ook de openlijke geweldpleging door verdachte tegen [slachtoffer3] bewezen. De rechtbank verwerpt in dat verband ook het verweer van de raadsvrouw, voor zover dit behelst het standpunt dat dient te worden uitgegaan van verschillende incidenten. De openlijke geweldpleging is tegen [slachtoffer1] en [slachtoffer2] begonnen en heeft zich vervolgens in een relatief kort tijdsbestek en binnen een beperkte straal voltrokken. In die situatie is sprake van één incident en derhalve van één openlijke geweldpleging waarbij allen die een bijdrage hebben geleverd betrokken zijn. Als vervolgens in het kader van die openlijke geweldpleging een derde, die de slachtoffers te hulp wil schieten, zelf slachtoffer wordt van vergelijkbare gewelddadigheden, maken deze gewelddadigheden deel uit van datzelfde incident.
4.3.2. Het oordeel van de rechtbank in zaak B
Op grond van de inhoud van de in de voetnoten genoemde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden, die de rechtbank zakelijk zal weergeven.
Op 27 juni 2008 begeven verdachte en [persoon4] (hierna: [persoon4]) zich naar de [perceel] om daar in te breken. Verdachte klimt via het afdakje boven de voordeur en het openstaande badkamerraam naar binnen en doet vervolgens de voordeur voor [persoon4] open.xix Verdachte en [persoon4] doorzoeken samen de woning en nemen de verschillende voorwerpen mee.xx Verdachte neemt de gestolen sieraden mee naar Turkije en verkoopt deze daar. [persoon4] verkoopt diezelfde nacht nog de overige voorwerpen en geeft verdachte € 200,- van de opbrengst.xxi
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend het feit te hebben gepleegd. De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde woninginbraak. Gezien de aangifte en de verklaring van [persoon4] acht de rechtbank voorts bewezen dat verdachte daarbij samen en in vereniging met [persoon4] de ten laste gelegde voorwerpen heeft gestolen.
5. De strafbaarheid van de feiten en van verdachte
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
6. Motivering van de straf en maatregelen
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 360 uur, subsidiair 180 dagen gevangenisstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden en een proeftijd van twee jaar met de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich aan de aanwijzingen van de reclassering houdt ook als dat inhoudt deelname aan de Intensieve Aanpak Jongvolwassenen en een COVA-training.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer2] dient voor wat betreft de kosten van de simkaart, de spijkerbroek en de immateriële schade te worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige dient de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard. De benadeelde partijen [slachtoffer3] en [slachtoffer1] dienen niet ontvankelijk te worden verklaard in hun vorderingen, nu deze niet nader zijn onderbouwd, waardoor deze niet eenvoudig van aard zijn.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om gezien het feit dat alleen de tegen [slachtoffer1] gepleegde gewelddadigheden kunnen worden bewezen en gezien het reclasseringsadvies en de jonge leeftijd van verdachte de werkstraf en de voorwaardelijke gevangenisstraf te matigen. Een intensieve begeleiding door de reclassering lijkt gezien de persoonlijke omstandigheden van verdachte aangewezen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank ziet aanleiding om bij haar strafoplegging acht te slaan op de afspraken zoals deze ten aanzien van een aantal delictsgroepen zijn neergelegd in de zogenaamde oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren van de hoven en de rechtbanken, zoals laatstelijk gewijzigd op 18 november 2008. Genoemde oriëntatiepunten dienen ter bevordering van de rechtseenheid in de strafoplegging en worden regelmatig geactualiseerd. Bij de vaststelling van deze oriëntatiepunten wordt uitgegaan van het modale feit. Eventuele bijzonderheden in de daad- of dadercomponent dienen alsnog door de rechter te worden meegewogen. Ter zake van delicten als de onderhavige is een dergelijke afspraak gemaakt en de rechtbank zal deze dan ook als uitgangspunt voor de strafoplegging nemen.
In zaak A gelden de volgende landelijke oriëntatiepunten: 8 weken gevangenisstraf.
In zaak B gelden de volgende landelijke oriëntatiepunten: 10 weken gevangenisstraf.
De rechtbank heeft bij de keuze van de straf en bij de vaststelling van de duur ervan in het bijzonder het volgende laten meewegen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging waarbij drie slachtoffers zijn geslagen en/of geschopt. Door aldus te handelen draagt verdachte bij aan gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving, in het bijzonder bij de slachtoffers en bij hen die van het voorval getuige waren, zoals de moeder van een van de slachtoffers. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van misdrijven als het onderhavige, daarvan nog lange tijd psychische hinder kunnen ondervinden. Verdachte heeft bovendien uiterst laf gehandeld door een van de slachtoffers te slaan terwijl die door een medeverdachte werd vastgehouden. Bovendien is verdachte, blijkens het hem betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 7 november 2008, reeds eerder veroordeeld.
Gelet op het voorgaande is in beginsel een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats. Mede gelet op de eis van de officier van justitie ziet de rechtbank echter aanleiding om in plaats hiervan een taakstraf op te leggen. De rechtbank houdt rekening met het feit dat de slachtoffers geen ernstig blijvend letsel hebben opgelopen en met de jonge leeftijd van verdachte. Hierin ziet zij aanleiding af te wijken van de duur van de door de officier van justitie gevorderde taakstraf en de gevorderde voorwaardelijke gevangenisstraf af te wijzen.
Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel
[slachtoffer2]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer2] ten aanzien van de jeans (€ 75,-) en de immateriële schade (€ 300,-) van eenvoudige aard is, zodat deze zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van de hiervoor bewezen geachte feiten, rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op een bedrag van € 375,- (driehonderdvijfenzeventig euro).
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog zal maken.
Het deel van de vordering van de benadeelde partij dat ziet op kosten voor fysiotherapie, misgelopen inkomsten en de vervanging van de mobiele telefoon leent zich niet voor behandeling in dit strafgeding, omdat dit onvoldoende is onderbouwd. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk is. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
In het belang van [slachtoffer2] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
[slachtoffer1]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer1] ten aanzien van de immateriële schade van eenvoudige aard is, zodat deze zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van de hiervoor bewezen geachte feiten, rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op een bedrag van € 300,- (driehonderd euro).
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog zal maken.
Het deel van de vordering van de benadeelde partij dat ziet op de rekening van het ziekenhuis leent zich niet voor behandeling in dit strafgeding, omdat dit onvoldoende is onderbouwd. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk is. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
In het belang van [slachtoffer1] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
[slachtoffer3]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer3] ten aanzien van de immateriële schade van eenvoudige aard is, zodat deze zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van de hiervoor bewezen geachte feiten, rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op een bedrag van € 150,- (honderdvijftig euro).
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog zal maken.
Het deel van de vordering van de benadeelde partij dat ziet op kosten van een hoortoestel en medicijnen leent zich niet voor behandeling in dit strafgeding, omdat dit onvoldoende is onderbouwd. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk is. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
In het belang van [slachtoffer3] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 141 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubrieken 3 en 4 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Zaak A
Openlijk in verenging geweld plegen tegen personen;
Zaak B
diefstal, tezamen en in vereniging gepleegd, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van inklimming.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren. Beveelt dat, als de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen.
Beveelt dat van deze taakstraf het gedeelte van 80 (tachtig) uren niet ten uitvoer gelegd zal worden. Beveelt dat, als de verdachte het voorwaardelijk deel van de taakstraf bij tenuitvoerlegging niet naar behoren heeft verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 40 (veertig) dagen.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt. Tevens kan de tenuitvoerlegging worden gelast indien veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarde niet naleeft.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
Stelt als bijzondere voorwaarde
dat veroordeelde zich (onverwijld) stelt en dat hij gedurende de proeftijd blijft onder toezicht van de reclassering en zich gedurende die proeftijd gedraagt naar de door of namens die instelling te geven aanwijzingen, zolang deze instelling dat noodzakelijk oordeelt, ook als dat inhoudt deelname aan de Intensieve Aanpak Jongvolwassenen en het volgen van een COVA-training.
[slachtoffer2]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer2], wonende op het adres [adres] toe tot een bedrag van € 375 (driehonderdvijfenzeventig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer2] voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering.
Veroordeelt verdachte aan [slachtoffer2] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens een ander of anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer2], te betalen de som van € 375,- (driehonderdvijfenzeventig euro), behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens een ander is betaald, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 7 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
[slachtoffer1]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer1], wonende op het adres [adres] toe tot een bedrag van € 300,- (driehonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer1] voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering.
Veroordeelt verdachte aan [slachtoffer1] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voorzover deze vordering reeds door of namens een ander of anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer1], te betalen de som van € 300,- (driehonderd euro), behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens een ander is betaald, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 6 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
[slachtoffer3]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer3], wonende op het adres [adres] toe tot een bedrag van € 150,- (honderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer3] voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering.
Veroordeelt verdachte aan [slachtoffer3] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens een ander of anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer3], te betalen de som van € 150,- (honderdvijftig euro), behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens een ander is betaald, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 3 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.M.J. Quaedvlieg, voorzitter,
mrs. A.B.M. Wijnveldt en A.C. Schaafsma, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.L. Hetterschijt, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 februari 2009.
i Een proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte1] met nummer PL14OP/08-063634 van 6 november 2008 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar1], pag. 311.
ii Een proces-verbaal van verhoor van [m[medeverdachte2] met nummer PL14OP/08-063634 van 6 november 2008 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar2], pag. 911.
iii Een proces-verbaal van verhoor van [verdachte] met nummer PL14OP/08-063634 van 5 november 2008 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar3] en [opsporingsambtenaar2], pag. 112.
iv Een proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte3] met nummer PL14OP/08-063634 van 5 november 2008 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar1] en [opsporingsambtenaar5], pag. 214.
v Een proces-verbaal van verhoor van [medever[medeverdachte1] met nummer PL14OP/08-063634 van 6 november 2008 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar1], pag. 311.
vi Een proces-verbaal van aangifte inhoudende de verklaring van [slachtoffer1] met nummer PL1406/08-063634 van 19 oktober 2008 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar4], pag. 14.
vii Een proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte4] van 6 november 2008, met nummer PL14OP/08-063634 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar5] en een proces-verbaal van verhoor van [persoon2] van 6 november 2008, met nummer PL14OP/08-063634 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar2], pag. 613.
viii Een proces-verbaal van aangifte inhoudende de verklaring van [slachtoffer1] met nummer PL1406/08-063634 van 19 oktober 2008 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar4], pag. 14 en een proces-verbaal van verhoor inhoudende de verklaring van [medeverdachte2] van 6 november 2008 met nummer PL14OP/08-063634 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar2], pag. 912.
ix Een proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte1] met nummer PL14OP/08-063634 van 6 november 2008 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar1], pag. 311 en een proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte3] met nummer PL14OP/08-063634 van 5 november 2008 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar1] en [opsporingsambtenaar5], pag. 215.
x Een proces-verbaal van verhoor inhoudende de verklaring van [medeverdachte2] van 6 november 2008 met nummer PL14OP/08-063634 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar2], pag. 912 en een proces-verbaal van verhoor van [persoon3] met nummer PL14OP/08-063634 van 6 november 2008 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar1] en [opsporingsambtenaar5], pag. 514.
xi Een proces-verbaal van verhoor van [persoon3] met nummer PL14OP/08-063634 van 6 november 2008 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar1] en [opsporingsambtenaar5], pag. 514.
xii Een proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte3] met nummer PL14OP/08-063634 van 5 november 2008 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar1], pag. 215 en een proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte1] met nummer PL14OP/08-063634 van 6 november 2008 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar1], pag. 312.
xiii Een proces-verbaal van aangifte inhoudende de verklaring van [slachtoffer1] met nummer PL1406/08-063634 van 19 oktober 2008 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar4], pag. 15 en een geschrift van 20 oktober 2008, bevattende een letselomschrijving van [slachtoffer1], vervat door [arts] arts GGD, pag. 20.
xiv Een proces-verbaal van verhoor inhoudende de verklaring van [medeverdachte1] met nummer PL14OP/08-063634 van 6 november 2008 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar1] en een proces-verbaal van verhoor inhoudende de verklaring van [verdachte] met nummer PL14OP/08-063634 van 5 november 2008 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar3].
xv Een proces-verbaal van aangifte inhoudende de verklaring van [slachtoffer3] met nummer PL14ZD/08-063541 van 19 oktober 2008, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar1] en [opsporingsambtenaar6], pag. 24 en een geschrift van 21 oktober 2008, bevattende een letselomschrijving van [slachtoffer2], vervat door [arts] arts GGD, pag. 31.
xvi Een proces-verbaal inhoudende de verklaring van [slachtoffer3] met nummer PL14ZD/08-063636 van 11 november 2008 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar7].
xvii Een proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte4] met nummer PL14OP/08-063634 van 5 november 2008 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar8], pag. 710 en 711.
xviii Een geschrift van 21 oktober 2008, bevattende een letselomschrijving van [slachtoffer3], vervat door [arts] arts GGD, pag. 38.
xix Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 22 januari 2009 afgelegd en zie het proces-verbaal van verhoor met nummer PL14ZD/08-052383 inhoudende de verklaring van [persoon4] van 24 september 2008 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambteaar9].
xx Zie het proces-verbaal van aangifte met nummer PL14ZD/08-039511 inhoudende de verklaring van [persoon1] van 1 juli 2008 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar10].
xxi Zie noot 13
Parketnummers: 13/822008-08 (zaak A) en 13/822049-08 (zaak B)PROMIS
[verdachte]