ECLI:NL:RBAMS:2009:BI7305

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13-477047-08
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzettelijke vrijheidsberoving met nadere bewijsoverwegingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 22 mei 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van medeplegen van opzettelijke vrijheidsberoving. De verdachte verbleef als gast in de woning van een medeverdachte en werd geconfronteerd met het feit dat het slachtoffer tegen zijn zin in de woning werd vastgehouden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, hoewel hij geen uitvoeringshandelingen had verricht, zich in voldoende mate had gecommitteerd aan de uitvoering van de vrijheidsberoving. De rechtbank overwoog dat de verdachte herhaaldelijk naar de woning was teruggekeerd en zelfs op een gegeven moment alleen met het slachtoffer in de woning was geweest. Dit leidde tot de conclusie dat de verdachte zich had gecommitteerd aan de situatie waarin het slachtoffer werd vastgehouden.

De rechtbank behandelde ook de voorvragen, waaronder de vraag of verklaringen van het slachtoffer, afgelegd in Roemenië, van het bewijs moesten worden uitgesloten. De rechtbank oordeelde dat de officier van justitie afkeurenswaardig had gehandeld door de verdediging niet te informeren over het rechtshulpverzoek, maar dat dit geen gevolgen had voor de zaak, aangezien de verdediging uiteindelijk in de gelegenheid was gesteld het slachtoffer te ondervragen.

De rechtbank sprak de verdachte vrij van de primair ten laste gelegde feiten, maar achtte het subsidiair ten laste gelegde bewezen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 194 dagen, gelijk aan de tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht. De rechtbank overwoog dat de bijdrage van de verdachte aan de vrijheidsberoving gering was, maar dat hij zich desondanks had gecommitteerd aan de situatie. De rechtbank concludeerde dat het bewezen verklaarde feit strafbaar was en dat er geen rechtvaardigingsgronden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/477047-08
Datum uitspraak: 22 mei 2009
op tegenspraak
VERKORT VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum],
gedagvaard als:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring "Nieuwegein" te Utrecht.
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 7 en 8 mei 2009.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is - na de wijzigingen tenlastelegging ter terechtzittingen van 7 en 8 mei 2009 -ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 25 oktober 2008 tot en met 30 oktober 2008 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, met het oogmerk (een) ander(en), te weten [persoon1] en/of [persoon2] en/of [persoon3], althans een of meer familieleden van die [slachtoffer], te dwingen (om binnen een dag) 90.000 euro naar Amsterdam te brengen en/of aan verdachte en/of zijn mededader(s) te betalen of 3 kilogram cocaïne te leveren aan verdachte en/of zijn mededader(s), althans iets te doen of niet te doen,immers heeft hij, verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, (toen en/of nadat duidelijk werd dat die [slachtoffer] geen cocaïne bij zich had
en/of geen cocaïne uit het buitenland had meegenomen)
- die [slachtoffer] in de woning aan de [adres1] onder bedreiging van een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp de woorden toegevoegd: "I will cut you!", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of
- die [slachtoffer] in de woning aan de [adres1] (meermalen) met kracht tegen het hoofd, althans het lichaam, geslagen en/of gestompt, en/of
- die [slachtoffer] vanuit een woning (te weten [adres1]),
gedwongen in een auto (te weten een snorder/taxi) te stappen en/of
- die [slachtoffer] gedwongen een andere woning (te weten [adres2]) binnen te gaan, en/of
- die [slachtoffer] (aldaar) tegen zijn wil vastgebonden en/of vastgehouden, en/of
- met voornoemde familieleden van die [slachtoffer] gebeld, al dan niet door tussenkomst van [persoon4] en/of [slachtoffer], en gezegd dat er binnen een dag 90.000 euro naar Amsterdam gebracht moest worden en/of aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) betaald moest worden of 3 kilogram cocaïne aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s) geleverd moest worden, en/of dat voornoemde [slachtoffer] gedood zou worden wanneer voornoemd bedrag niet betaald en/of voornoemde hoeveelheid cocaïne niet geleverd zou worden;
- met [slachtoffer] in de woning aan de [adres2] is gebleven terwijl [medeverdachte1] en [medeverdachte2] de woning hadden verlaten en/of hem toen de woorden heeft toegevoegd “Give this guy the stuff, they are going to kill you” of woorden van gelijke strekking, en/of
- op dinsdag 29 oktober 2008 tegen [medeverdachte2] en/of [medeverdachte1] heeft gezegd “it’s not there”of woorden van gelijke strekking (terwijl [slachtoffer] in de badkamer lag en/of [verdachte] wist of heeft moeten begrijpen dat met deze woorden de drugs werden bedoeld waarnaar gezocht was), en/of
- op dinsdag 29 oktober 2008 een gesloten deur van de woning aan de [adres2] een of meerdere keren heeft geopend om anderen dan [slachtoffer] in en/of uit de woning te laten, en/of
- in de periode van 26 oktober tot en met 29 oktober 2008 heeft nagelaten ambtenaren van justitie of politie in te lichten;
(artikel 282a jo 47 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 25 oktober 2008 tot en met 30 oktober 2008 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer], wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden,
immers heeft hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (toen en/of nadat duidelijk werd dat die [slachtoffer] geen cocaïne bij zich had en/of geen cocaïne uit het buitenland had meegenomen)
- die [slachtoffer] in de woning aan de [adres1] onder bedreiging van een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp de woorden toegevoegd: "I will cut you!", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of
- die [slachtoffer] in de woning aan de [adres1] (meermalen) met kracht tegen het hoofd, althans het lichaam, geslagen en/of gestompt, en/of
- die [slachtoffer] vanuit een woning (te weten [adres1]), gedwongen in een auto (te weten een snorder/taxi) te stappen en/of
- die [slachtoffer] gedwongen een andere woning (te weten [adres2]) binnen te gaan, en/of
- die [slachtoffer] (aldaar) tegen zijn wil vastgebonden en/of vastgehouden;
- met [slachtoffer] in de woning aan de [adres2] is gebleven terwijl [medeverdachte1] en [medeverdachte2] de woning hadden verlaten en/of hem toen de woorden heeft toegevoegd “Give this guy the stuff, they are going to kill you” of woorden van gelijke strekking, en/of
- op dinsdag 29 oktober 2008 tegen [medeverdachte2] en/of [medeverdachte1] heeft gezegd “it’s not there”of woorden van gelijke strekking (terwijl [slachtoffer] in de badkamer lag en/of [ve[verdachte] wist of heeft moeten begrijpen dat met deze woorden de drugs werden bedoeld waarnaar gezocht was), en/of
- op dinsdag 29 oktober 2008 een gesloten deur van de woning aan de [adres2] een of meerdere keren heeft geopend om anderen dan [slachtoffer] in en/of uit de woning te laten, en/of
- in de periode van 26 oktober tot en met 29 oktober 2008 heeft nagelaten ambtenaren van justitie of politie in te lichten;
(artikel 282 jo 47 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij in of omstreeks de periode van 25 oktober 2008 tot en met 30 oktober 2008 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon (te weten [slachtoffer]), opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel (te weten een steekwond in zijn anus), heeft toegebracht, door (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, deze opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk,
- een schroevendraaier en/of een biljartkeu (diep) in en/of bij de anus, althans het lichaam, van die [slachtoffer] te duwen en/of te steken en/of heen en weer te bewegen;
(artikel 303/302 jo 47 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 25 oktober 2008 tot en met 30 oktober 2008 te Amsterdam
tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn medeverdachtes voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachte rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk,
- die [slachtoffer] met een ijzeren stang, een of meermalen tegen een of meer knie(ën) en/of het lichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen, en/of
- die [slachtoffer] tegen zijn hoofd en/of lichaam heeft gestompt en/of geslagen, en/of
- met een tang in de pink en een of meer tepels van die [slachtoffer] heeft geknepen, en/of
- een biljartkeu op het lichaam van die [slachtoffer] heeft stukgeslagen, en/of
- met het heft van een mes een of meermalen tegen het hoofd van die [slachtoffer] heeft geslagen, en/of
- een schroevendraaier en/of een biljartkeu (diep) in en/of bij de anus, althans het lichaam, van die [slachtoffer] heeft geduwd en/of gestoken en/of gedrukt en/of die schroevendraaier en/of die keu (in het lichaam) heen en weer heeft bewogen, en/of
- gepeperde, althans een voor de huid irriterende saus of substantie op het gezicht en/of de penis van die [slachtoffer] heeft gesmeerd;
(artikel 303/302 jo 45 jo 47 Wetboek van Strafrecht)
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, het openbaar ministerie ontvankelijk is in de strafvervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Resultaten rechtshulpverzoek Roemenië
De raadsvrouw heeft betoogd dat de verklaringen uit het verhoor van het slachtoffer (hierna: [slachtoffer]) in Roemenië, afgelegd in het kader van een rechtshulpverzoek van de officier van justitie d.d. 12 november 2008, van het bewijs dienen te worden uitgesloten. Zij heeft daartoe aangevoerd dat op het moment dat de officier van justitie bedoeld rechtshulpverzoek deed, zij op de hoogte was van het feit dat de raadsvrouw de rechter-commissaris had verzocht [slachtoffer] als getuige te doen horen, welk verzoek was afgewezen omdat de rechter-commissaris van oordeel was dat [slachtoffer] al voldoende was gehoord. Desondanks werd de verdediging over het verhoor van [slachtoffer] in Roemenië niet geïnformeerd en werd de verdediging niet in staat gesteld bij het verhoor aanwezig te zijn, aldus de raadsvrouw.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de gang van zaken betreffende het rechtshulpverzoek aan Roemenië op 14 november 2008 het volgende. De rechtbank acht de wijze waarop de officier van justitie heeft gehandeld aangaande het rechtshulpverzoek afkeurenswaardig. In de situatie waarin de verdachte in voorlopige hechtenis zat en - naar de rechtbank aanneemt - de officier van justitie wist dat de raadsvrouw het verzoek had gedaan tot het horen van [slachtoffer] als getuige, had de officier van justitie minst genomen de raadsvrouw vooraf dienen te informeren over het in gang gezette rechtshulpverzoek. Dat er op dat moment onderzoeksbelangen waren die zich daar tegen verzetten, is de rechtbank niet gebleken, maar voor het geval dat zou moeten worden aangenomen, had de officier van justitie het verhoor van [slachtoffer] kunnen beperken, in die zin dat verdachte daarin niet zou worden betrokken. Wat er ook zij van de ter terechtzitting geponeerde stelling van de officier van justitie dat er geen rechtsregel is die haar daartoe verplichtte; in het kader van een behoorlijke procesorde had zij de verdediging hierin moeten kennen. Er was sprake van ernstige beschuldigingen jegens verdachte, zodat de verdediging daarbij alle belang had. Niettegenstaande het vorenstaande zal de rechtbank aan een en ander geen gevolgen verbinden. De verdediging is uiteindelijk (alsnog) in de gelegenheid gesteld - van welke gelegenheid zij blijkens het desbetreffende proces-verbaal ook gebruikt heeft gemaakt - [slachtoffer] tijdens het verhoor op 20 april 2009 ten overstaan van de rechter-commissaris als getuige te ondervragen. Nu de verdediging niet gemotiveerd heeft gesteld en de rechtbank ook niet is gebleken dat [slachtoffer] tijdens het verhoor in Roemenië op wezenlijke punten anders heeft verklaard dan bij laatstbedoeld verhoor, is er geen sprake van schending van enig verdedigingsbelang. De rechtbank wijst het verzoek van de raadsvrouw tot uitsluiten van de verklaringen van [slachtoffer] afgelegd in het kader van bedoeld rechtshulpverzoek dan ook af.
4. Waardering van het bewijs
4.1 Vrijspraak
De rechtbank acht - evenals de officier van justitie - niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder feit 1 primair en feit 2 primair en subsidiair ten laste is gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
4.2 Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde
in de periode van 25 oktober 2008 tot en met 30 oktober 2008 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer], wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers heeft hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- die [slachtoffer] aldaar (de rechtbank begrijpt: aan de [adres2]) tegen zijn wil vastgebonden en vastgehouden en
- is verdachte met [slachtoffer] in de woning aan de [adres2] gebleven terwijl [medeverdachte1] en [medeverdachte2] de woning hadden verlaten.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
4.3 Het bewijs
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De rechtbank is van oordeel dat de door verdediging bepleite vrijspraak voor het tenlastegelegde feit wordt weersproken door de bewijsmiddelen. De rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van die, van de lezing van verdachte afwijkende, bewijsmiddelen te twijfelen.
De rechtbank zal het volgende door de verdediging gevoerde bewijsverweer hieronder nader bespreken.
Medeplegen
De raadsvrouw heeft gemotiveerd betwist dat aan verdachte het medeplegen van de wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer] kan worden verweten.
De rechtbank verwerpt het verweer en overweegt daartoe het volgende.
Medeplegen van een strafbaar feit veronderstelt een nauwe en bewuste samenwerking tussen de medeplegers. Niet nodig is dat alle medeplegers uitvoeringshandelingen verrichten. Van een nauwe en bewuste samenwerking kan sprake zijn wanneer iemand die geen uitvoeringshandelingen heeft verricht, zich wel aan de uitvoering van het feit heeft gecommitteerd. Een dergelijk commitment kan blijken uit de aanwezigheid bij uitvoeringshandelingen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich aan de door medeverdachten [medeverdachte2] en [medeverdachte1] geïnitieerde wederrechtelijke vrijheidsberoving heeft gecommitteerd. Redengevend voor dit oordeel is dat het voor verdachte duidelijk moet zijn geweest dat [slachtoffer] in de woning werd gegijzeld, en dat hij vervolgens over een periode van niet minder dan drie dagen herhaaldelijk aanwezig is geweest in die woning, en op enig moment zelfs alleen met [slachtoffer] in die woning aanwezig is geweest.
Uit de op 5 november 2008 tegenover de politie afgelegde verklaring van verdachte blijkt dat verdachte in de woning aan de [adres2] verbleef als gast van medeverdachte [medeverdachte2]. Volgens zijn verklaring ter terechtzitting heeft hij daar ongeveer 2 à 3 weken verbleven. In de ochtend van 26 oktober 2008 werd verdachte - ongevraagd - geconfronteerd met het feit dat [medeverdachte2] en medeverdachte [medeverdachte1] [slachtoffer] die nacht naar de woning aan de [adres2] hadden gebracht. Toen verdachte - na terugkomst van een kerkdienst op zondagochtend - samen met medeverdachte [medeverdachte4] (hierna: [medeverdachte4]), die eveneens als verdachte als gast van [medeverdachte2] in de woning verbleef, de woning aan de [adres2] binnenkwam, werd hij - ongevraagd - geconfronteerd met het feit dat [medeverdachte2] en medeverdachte [medeverdachte1] [slachtoffer] die nacht naar de woning hadden gebracht. Hoewel verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij slechts heeft gezien dat [slachtoffer] in de kamer achter de bank met een deken over zich heen - kennelijk - lag te slapen, heeft [medeverdachte4] - waarvan moet worden aangenomen dat die gelijktijdig met verdachte die ochtend de woning binnenkomt - verklaard dat hij zag dat [slachtoffer] aan handen en voeten vastgebonden achter de bank lag. Ingeval het voor medeverdachte [medeverdachte4] volstrekt duidelijk was dat [slachtoffer] in de woning werd vastgehouden, acht de rechtbank het niet waarschijnlijk dat dit voor verdachte niet duidelijk is geweest. De rechtbank wordt in deze overtuiging gesterkt doordat [medeverdachte4] heeft verklaard dat het voor hem ook al snel duidelijk werd dat [slachtoffer] werd mishandeld door de medeverdachten [medeverdachte2] en [medeverdachte1]; volgens zijn eigen verklaring hoorde hij dit en zag hij dat [slachtoffer] er slecht aan toe was. Ter terechtzitting heeft verdachte betwist iets van de mishandelingen van [slachtoffer] te hebben gezien en daarvan ook geen weet te hebben gehad. Uit de op 5 november 2008 tegenover de politie afgelegde verklaring van verdachte leidt de rechtbank af dat verdachte toen kennelijk wel op de hoogte was van het feit dat [slachtoffer] in de woning werd mishandeld. Hij verklaart immers dat onder andere [medeverdachte2] - die verdachte kent als te zijn genaamd “[X]” - die jongen (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer]) heeft mishandeld. Verderop in datzelfde verhoor verklaart hij dat er op een bepaald moment (de rechtbank begrijpt: op dinsdag) een blanke vrouw (de rechtbank begrijpt: [persoon4]) en een zwarte man (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte3]) in de woning arriveerden. Vervolgens verklaart verdachte: “ Zij kwamen voor het probleem. Zij kwamen de woning in toen de mishandelde jongen er nog was”. In antwoord op de vraag van de verbalisant hoe hij dan wist dat de jongen werd mishandeld terwijl de deur dicht was, antwoordt verdachte dat hij dat hoorde. De rechtbank houdt verdachte aan deze verklaringen.
Desondanks is verdachte evenwel steeds weer naar de woning teruggekeerd. Voorts heeft hij elke nacht dat [slachtoffer] daar werd vastgehouden in de woning geslapen. Verdachte is volgens zijn verklaring afgelegd ter terechtzitting zelfs op enig moment met [slachtoffer] alleen in de woning geweest op een moment dat verdachte achter de bank (vastgebonden) lag en verdachte televisie aan het kijken was. Wie zich alleen in een woning ophoudt met iemand die daar tegen zijn zin wordt vastgehouden, committeert zich - behoudens bijzondere omstandigheden, waarvan in casu niet is gebleken - aan die situatie. Het valt dan ook te begrijpen dat [slachtoffer] kennelijk de indruk had dat verdachte één van zijn gijzelnemers was.
Verdachte heeft zich zodoende in een dusdanige mate aan de uitvoering gecommitteerd dat hij, hoewel hij geen uitvoeringshandelingen heeft verricht, noch betrokken is geweest bij het initiëren van de vrijheidsberoving, als medepleger van de opzettelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer] kan worden aangemerkt.
5. De strafbaarheid van het feit en van verdachte
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
6. Motivering van de straf
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar onder 1 subsidiair bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee jaar, met aftrek van voorarrest.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een bijna drie dagen durende wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer]. Verdachte is niet betrokken bij de initiatie van deze vrijheidsberoving, maar nadat hij ermee werd geconfronteerd committeerde hij zich gaandeweg aan (het blijven voortduren van) de vrijheidsberoving. Hij deed dit door zich herhaaldelijk in de woning op te houden, en zich daar zelfs op enig moment alleen met het slachtoffer op te houden. Niettegenstaande deze situatie ondernam verdachte geen actie die er toe leidde dat [slachtoffer] uit zijn benarde positie werd bevrijd. De wederrechtelijke vrijheidsberoving moet op (het leven van) [slachtoffer] een grote impact hebben gehad, onder meer in de vorm van gevoelens van angst en onveiligheid.
De rechtbank ziet aanleiding bij de straftoemeting af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank overweegt daartoe dat de bijdrage van verdachte aan het strafbare feit gering is geweest en, anders dan de aan de wederrechtelijke vrijheidsberoving door de medeverdachten [medeverdachte2] en [medeverdachte1] geleverde bijdrage, in hoge mate naar de persoon inwisselbaar.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf van 194 (honderdvierennegentig) dagen, gelijk aan het aantal dagen dat verdachte tot 12 mei 2009 in voorarrest heeft verbleven, passend.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47 en 282 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
8. Beslissing
Verklaart het onder 1 primair en 2 (primair en subsidiair) ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4.2 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk iemand van de vrijheid beroven en beroofd houden
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] (gedagvaard als: [verdachte]), daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 194 (honderdvierennegentig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de opgelegde vrijheidsstraf, te weten per 12 mei 2009, welke beslissing afzonderlijk is geminuteerd.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F. Wieland, voorzitter,
mrs. W.M. van den Bergh en N.A.J. Purcell, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H. Leeuwenkamp, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 mei 2009.
De oudste en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.