Parketnummer: 13/529147-08
Datum uitspraak: 22 mei 2009
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
geboren te [geboorteplaats] (Nigeria) op [geboortedatum],
wonende aan het adres [adres] (Duitsland),
gedetineerd in het Huis van Bewaring “Haarlem” te Haarlem.
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 7 en 8 mei 2009.
Aan verdachte is - na de wijzigingen tenlastelegging ter terechtzittingen van 7 en 8 mei 2009 -ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 25 oktober 2008 tot en met 30 oktober 2008 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, met het oogmerk (een) ander(en), te weten [persoon1] en/of [persoon2] en/of [persoon3], althans een of meer familieleden van die [slachtoffer], te dwingen (om binnen een dag) 90.000 euro naar Amsterdam te brengen en/of aan verdachte en/of zijn mededader(s) te betalen of 3 kilogram cocaïne te leveren aan verdachte en/of zijn mededader(s), althans iets te doen of niet te doen, immers heeft hij, verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (toen en/of nadat duidelijk werd dat die [slachtoffer] geen cocaïne bij zich had en/of geen cocaïne uit het buitenland had meegenomen)
- die [slachtoffer] in de woning aan de [adres1] onder bedreiging van een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp de woorden toegevoegd: "I will cut you!", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of
- die [slachtoffer] in de woning aan de [adres1] (meermalen) met kracht tegen het hoofd, althans het lichaam, geslagen en/of gestompt, en/of
- die [slachtoffer] vanuit een woning (te weten [adres1]), gedwongen in een auto (te weten een snorder/taxi) te stappen en/of
- die [slachtoffer] gedwongen een andere woning (te weten [adres2]) binnen te gaan, en/of
- die [slachtoffer] (aldaar) tegen zijn wil vastgebonden en/of vastgehouden, en/of
- met voornoemde familieleden van die [slachtoffer] gebeld, al dan niet door tussenkomst van [persoon4] en/of [slachtoffer], en gezegd dat er binnen een dag 90.000 euro naar Amsterdam gebracht moest worden en/of aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) betaald moest worden of 3 kilogram cocaïne aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s) geleverd moest worden, en/of dat voornoemde [slachtoffer] gedood zou worden wanneer voornoemd bedrag niet betaald en/of voornoemde hoeveelheid cocaïne niet geleverd zou worden;
- met [slachtoffer] in de woning aan de [adres2] is gebleven terwijl [medeverdachte1] en [medeverdachte2] de woning hadden verlaten;
- in de periode van 26 oktober tot en met 29 oktober 2008 heeft nagelaten ambtenaren van justitie of politie in te lichten;
(artikel 282a jo 47 Wetboek van Strafrecht)
hij in of omstreeks de periode van 25 oktober 2008 tot en met 30 oktober 2008 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer], wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of
beroofd gehouden, immers heeft hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (toen en/of nadat duidelijk werd dat die [slachtoffer] geen cocaïne bij zich had en/of geen cocaïne uit het buitenland had meegenomen)
- die [slachtoffer] in de woning aan de [adres1] onder bedreiging van een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp de woorden toegevoegd: "I will cut you!", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of
- die [slachtoffer] in de woning aan de [adres1] (meermalen) met kracht tegen het hoofd, althans het lichaam, geslagen en/of gestompt, en/of
- die [slachtoffer] vanuit een woning (te weten [adres1]), gedwongen in een auto (te weten een snorder/taxi) te stappen en/of
- die [slachtoffer] gedwongen een andere woning (te weten [adres2]) binnen te gaan, en/of
- die [slachtoffer] (aldaar) tegen zijn wil vastgebonden en/of vastgehouden;
- met [slachtoffer] in de woning aan de [adres2] is gebleven terwijl [medeverdachte1] en [medeverdachte2] de woning hadden verlaten;
- in de periode van 26 oktober tot en met 29 oktober 2008 heeft nagelaten ambtenaren van justitie of politie in te lichten;
(artikel 282 jo 47 Wetboek van Strafrecht)
hij in of omstreeks de periode van 26 oktober tot en met 29 oktober 2008, te Amsterdam in aanmerkelijke mate verwijtbaar en/of onvoorzichtig heeft gehandeld en/of heeft nagelaten, immers heeft verdachte in vorengenoemde periode
- (te weten op of omstreeks 26 oktober 2008) contact gehad met [medeverdachte1] en/of [medeverdachte2] (uit welk contact verdachte wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat die [medeverdachte1] en/of [medeverdachte2] had(den) te maken met en/of bezig was/waren met de gijzeling en/of opzettelijke en wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer]) en/of
- (vervolgens) tijdens dit contact aan hem verdachte is verteld dat [slachtoffer] cocaïne zou hebben achtergehouden voor die [medeverdachte1] en/of [medeverdachte2] en/of dat die [medeverdachte1] en/of [medeverdachte2] hem wilden dwingen cocaïne terug te geven, althans over de reden heeft gesproken waarom [slachtoffer] in de woning aan de [adres2] verbleef en werd geslagen door [medeverdachte1] en [medeverdachte2] en/of
- (vervolgens) tijdens dit contact aan hem verdachte is verteld dat [medeverdachte1] en [medeverdachte2] [slachtoffer] hadden geslagen en/of dat het verdachte kenbaar was dat [medeverdachte1] en/of [medeverdachte2] [slachtoffer] hadden geslagen en/of
- (voorafgaand aan voornoemd contact) gezien dat [slachtoffer] geboeid was en/of wist, althans had moeten weten dat die [slachtoffer] zich in de macht van [medeverdachte1] en [medeverdachte2] bevond en/of
- (vervolgens) op of omstreeks de periode van 26 oktober tot en met 29 oktober 2008 op meerdere momenten, waaronder nachten, in de woning [adres2] is verbleven terwijl [slachtoffer] daar ook verbleef (terwijl verdachte wist, althans redelijker wijs had moeten vermoeden, dat [slachtoffer] was gegijzeld en/of opzettelijk en wederrechtelijk van zijn vrijheid was beroofd) en/of
- (vervolgens) op of omstreeks de periode van 26 oktober tot en met 29 oktober 2008 op een moment in de [adres2] is verbleven terwijl [slachtoffer] daar ook verbleef (terwijl verdachte wist, althans redelijker wijs had moeten vermoeden, dat [slachtoffer] was gegijzeld en/of opzettelijk en wederrechtelijk van zijn vrijheid was beroofd) en op dat moment [medeverdachte2] en [medeverdachte1] niet in de woning aanwezig was/waren en/of (telkens) tijdens en/of gedurende en/of na bovenomschreven handeling(en) en/of gebeurtenissen heeft nagelaten een of meer ambtenaren van justitie of politie in te lichten (en/of aldus) (mede) ten gevolge waarvan het aan zijn, verdachtes, schuld te wijten is geweest dat die [slachtoffer] opzettelijk wederrechtelijk van de vrijheid is beroofd en/of beroofd is gebleven;
(artikel 283 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
hij in of omstreeks de periode van 25 oktober 2008 tot en met 30 oktober 2008 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon (te weten [slachtoffer]), opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel (te weten een steekwond in zijn anus), heeft toegebracht, door (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, deze opzettelijk, na kalm
beraad en rustig overleg, althans opzettelijk,
- een schroevendraaier en/of een biljartkeu (diep) in en/of bij de anus, althans het lichaam, van die [slachtoffer] te duwen en/of te steken en/of heen en weer te bewegen;
(artikel 303/302 jo 47 Wetboek van Strafrecht)
hij in of omstreeks de periode van 25 oktober 2008 tot en met 30 oktober 2008 te Amsterdam
tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn medeverdachtes voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachte rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk,
- die [slachtoffer] met een ijzeren stang, een of meermalen tegen een of meer knie(ën) en/of het lichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen, en/of
- die [slachtoffer] tegen zijn hoofd en/of lichaam heeft gestompt en/of geslagen, en/of
- met een tang in de pink en een of meer tepels van die [slachtoffer] heeft geknepen, en/of
- een biljartkeu op het lichaam van die [slachtoffer] heeft stukgeslagen, en/of
- met het heft van een mes een of meermalen tegen het hoofd van die [slachtoffer] heeft geslagen, en/of
- een schroevendraaier en/of een biljartkeu (diep) in en/of bij de anus, althans het lichaam, van die [slachtoffer] heeft geduwd en/of gestoken en/of gedrukt en/of die schroevendraaier en/of die keu (in het lichaam) heen en weer heeft bewogen, en/of
- gepeperde, althans een voor de huid irriterende saus of substantie op het gezicht en/of de penis van die [slachtoffer] heeft gesmeerd;
(artikel 303/302 jo 45 jo 47 Wetboek van Strafrecht)
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, het openbaar ministerie ontvankelijk is in de strafvervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Resultaten rechtshulpverzoek Roemenië
De raadsman heeft betoogd dat de verklaringen uit het verhoor van het slachtoffer (hierna: [slachtoffer]) in Roemenië, afgelegd in het kader van een rechtshulpverzoek van de officier van justitie d.d. 12 november 2008, van het bewijs dienen te worden uitgesloten. Hij heeft daartoe aangevoerd dat op het moment dat de officier van justitie bedoeld rechtshulpverzoek deed, zij op de hoogte was van het feit dat de raadsman - alsmede de raadsvrouw van medeverdachte [medeverdachte3] - de rechter-commissaris had verzocht [slachtoffer] als getuige te doen horen, welk verzoek was afgewezen omdat de rechter-commissaris van oordeel was dat [slachtoffer] al voldoende was gehoord. Desondanks werd de verdediging over het verhoor van [slachtoffer] in Roemenië niet geïnformeerd en werd de verdediging niet in staat gesteld bij het verhoor aanwezig te zijn en vragen te stellen, aldus de raadsman. Voor zover de officier van justitie stelt dat dat ook niet aan de orde was omdat het onderzoek nog in volle gang was en de opsporing van belang was in verband met de op dat moment nog niet aangehouden verdachte(n), had het verhoor van [slachtoffer] in Roemenië in de visie van de raadsman beperkt moeten blijven tot de rol van de twee medeverdachten. Gebleken is echter dat tijdens het verhoor [slachtoffer] ook werd bevraagd over de rol van verdachte (en de medeverdachte [medeverdachte3]), die op dat moment in voorlopige hechtenis zaten. In die situatie had de verdediging in staat moeten worden gesteld bij het verhoor van [slachtoffer] in Roemenië aanwezig te zijn, aldus de raadsman.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de gang van zaken betreffende het rechtshulpverzoek aan Roemenië op 14 november 2008 het volgende.
De rechtbank acht de wijze waarop de officier van justitie heeft gehandeld aangaande het rechtshulpverzoek afkeurenswaardig. In de situatie waarin verdachte in voorlopige hechtenis zat en – naar de rechtbank aanneemt – de officier van justitie wist dat de raadsman het verzoek had gedaan tot het horen van [slachtoffer] als getuige, had de officier van justitie minst genomen de raadsman vooraf dienen te informeren over het rechtshulpverzoek. Dat er op dat moment onderzoeksbelangen waren die zich daar tegen verzetten, is de rechtbank niet gebleken, maar voor het geval dat zou moeten worden aangenomen had de officier van justitie, zoals de raadsman terecht heeft betoogd, het verhoor van [slachtoffer] kunnen beperken, in die zin dat verdachte daarin niet zou worden betrokken. Wat er ook zij van de ter terechtzitting geponeerde stelling van de officier van justitie dat er geen rechtsregel is die haar daartoe verplichtte; in het kader van een behoorlijke procesorde had zij de verdediging hierin moeten kennen. Er was sprake van ernstige beschuldigingen jegens verdachte, zodat de verdediging daarbij alle belang had.
Niettegenstaande het vorenstaande zal de rechtbank aan een en ander geen gevolgen verbinden. De verdediging is uiteindelijk (alsnog) in de gelegenheid gesteld – van welke gelegenheid zij blijkens het desbetreffende proces-verbaal ook gebruikt heeft gemaakt – [slachtoffer] tijdens het verhoor op 20 april 2009 ten overstaan van de rechter-commissaris als getuige te ondervragen. Nu de verdediging niet gemotiveerd heeft gesteld en de rechtbank ook niet is gebleken dat [slachtoffer] tijdens het verhoor in Roemenië op wezenlijke punten anders heeft verklaard dan bij laatsbedoeld verhoor, is er geen sprake van schending van enig verdedigingsbelang. De rechtbank wijst het verzoek van de raadsman tot uitsluiten van de verklaringen van [slachtoffer] afgelegd in het kader van bedoeld rechtshulpverzoek dan ook af.
4. Waardering van het bewijs
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder feit 1 primair en feit 2 primair en subsidiair ten laste is gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
ten aanzien van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde
in de periode van 25 oktober 2008 tot en met 30 oktober 2008 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers heeft hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- die [slachtoffer] aldaar (de rechtbank begrijpt: aan de [adres2]) tegen zijn wil vastgebonden en vastgehouden en
- is verdachte met [slachtoffer] in de woning aan de [adres2] gebleven terwijl [medeverdachte1] en [medeverdachte2] de woning hadden verlaten.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De rechtbank is van oordeel dat de door verdediging bepleite vrijspraak voor het tenlastegelegde feit wordt weersproken door de bewijsmiddelen. De rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van die, van de lezing van verdachte afwijkende, bewijsmiddelen te twijfelen.
De rechtbank zal het volgende door de verdediging gevoerde bewijsverweer hieronder nader te bespreken.
De raadsman heeft gemotiveerd betwist dat aan verdachte het medeplegen van de wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer] kan worden verweten.
De rechtbank verwerpt het verweer en overweegt daartoe het volgende.
Medeplegen van een strafbaar feit veronderstelt een nauwe en bewuste samenwerking tussen de medeplegers. Niet nodig is dat alle medeplegers uitvoeringshandelingen verrichten. Van een nauwe en bewuste samenwerking kan sprake zijn wanneer iemand die geen uitvoeringshandelingen heeft verricht, zich wel aan de uitvoering van het feit heeft gecommitteerd. Een dergelijk commitment kan blijken uit de aanwezigheid bij uitvoeringshandelingen
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich aan de door medeverdachten [medeverdachte2] en [medeverdachte1] geïnitieerde wederrechtelijke vrijheidsberoving heeft gecommitteerd. Redengevend voor dit oordeel is dat het verdachte al snel duidelijk werd dat [slachtoffer] in de woning werd gegijzeld, en dat hij vervolgens over een periode van niet minder dan drie dagen herhaaldelijk aanwezig is geweest in die woning, en op enig moment zelfs alleen met [slachtoffer] in die woning aanwezig is geweest.
Uit de op 5 november 2008 tegenover de politie afgelegde verklaring van verdachte en zijn verklaring ter terechtzitting blijkt dat verdachte in de woning aan de [adres2] verbleef als gast van medeverdachte [medeverdachte2], die hij uit Nigeria kent. Op 26 oktober 2008 werd verdachte - ongevraagd - geconfronteerd met het feit dat [medeverdachte2] en medeverdachte [medeverdachte1] [slachtoffer] ’s nachts naar deze woning brachten. Uit de verklaringen van verdachte blijkt dat het hem kort daarop - na terugkomst van een kerkdienst op zondagochtend - duidelijk is geworden dat [slachtoffer] tegen zijn wil werd vastgehouden in de woning. Verdachte zag dat [slachtoffer] aan handen en voeten vastgebonden achter de bank lag. Daarnaar gevraagd antwoordden de medeverdachten [medeverdachte2] en [medeverdachte1] omtrent de reden hiervan dat [slachtoffer] tegen de afspraken in de cocaïne uit Brazilië niet had meegenomen. Ook werd het verdachte al snel duidelijk dat [slachtoffer] werd mishandeld door voornoemde medeverdachten. Volgens zijn eigen verklaring hoorde hij dit en zag hij dat [slachtoffer] er slecht aan toe was.
De rechtbank hecht geloof aan de - door de verklaringen van medeverdachten [medeverdachte4] en [persoon4] ondersteunde - verklaring van verdachte dat hij de situatie afschuwelijk vond, dat hij tegen [medeverdachte2] en [medeverdachte1] heeft gezegd dat hij het met hun handelwijze niet eens was en dat hij de woning meerdere malen heeft verlaten om de mishandelingen niet te hoeven horen. Verdachte is evenwel steeds weer naar de woning teruggekeerd. Hij heeft elke nacht dat [slachtoffer] daar werd vastgehouden in de woning geslapen. Verdachte is volgens zijn verklaring afgelegd ter terechtzitting zelfs op enig moment met [slachtoffer] alleen in de woning geweest.
Wie zich alleen in een woning ophoudt met iemand die daar tegen zijn zin wordt vastgehouden, committeert zich - behoudens bijzondere omstandigheden, waarvan in casu niet is gebleken - aan die situatie. Het valt dan ook alleszins te begrijpen dat [slachtoffer] kennelijk de indruk had dat verdachte één van zijn gijzelnemers was.
Verdachte heeft zich zodoende in een dusdanige mate aan de uitvoering gecommitteerd dat hij, hoewel hij geen uitvoeringshandelingen heeft verricht, noch betrokken is geweest bij het initiëren van de vrijheidsberoving, als medepleger van de opzettelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer] kan worden aangemerkt.
5. De strafbaarheid van het feit en van verdachte
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
6. Motivering van de straf
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar onder 1 subsidiair bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één jaar, met aftrek van voorarrest.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een bijna drie dagen durende wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer]. Verdachte was niet betrokken bij de initiatie van deze vrijheidsberoving, maar nadat hij ermee werd geconfronteerd committeerde hij zich gaandeweg aan (het blijven voortduren van) de vrijheidsberoving. Hij deed dit door zich herhaaldelijk in de woning op te houden, en zich daar zelfs op enig moment alleen met het slachtoffer op te houden. Niettegenstaande deze situatie ondernam verdachte geen actie die er toe leidde dat [slachtoffer] uit zijn benarde positie werd bevrijd. De wederrechtelijke vrijheidsberoving moet op (het leven van) [slachtoffer] een grote impact hebben gehad, onder meer in de vorm van gevoelens van angst en onveiligheid.
De rechtbank ziet aanleiding bij de straftoemeting af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank overweegt daartoe dat de bijdrage van verdachte aan het strafbare feit gering is geweest en, anders dan de aan de wederrechtelijke vrijheidsberoving door de medeverdachten [medeverdachte2] en [medeverdachte1] geleverde bijdrage, in hoge mate naar de persoon inwisselbaar. Daarnaast weegt de rechtbank in het voordeel van verdachte mee dat hij zich tegenover [medeverdachte2] en [medeverdachte1] in woord heeft verzet tegen met name de mishandeling van [slachtoffer], dat hij vanaf aanvang van het onderzoek openheid van zaken heeft gegeven en ter terechtzitting zijn medeleven aan het slachtoffer heeft betoond. Een en ander rechtvaardigt een lagere straf dan door de officier van justitie gevorderd.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf van 194 (honderdvierennegentig) dagen, gelijk aan het aantal dagen dat verdachte tot 12 mei 2009 in voorarrest heeft verbleven, passend.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47 en 282 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1 primair en 2 (primair en subsidiair) ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4.2 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk iemand van de vrijheid beroven en beroofd houden
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 194 (honderdvierennegentig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de opgelegde vrijheidsstraf, te weten per 12 mei 2009, welke beslissing afzonderlijk is geminuteerd.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F. Wieland, voorzitter,
mrs. W.M. van den Bergh en N.A.J. Purcell, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H. Leeuwenkamp, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 mei 2009.
De oudste en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen