Parketnummer: 13/413120-07 (hierna: zaak A); 13/851078-09 (hierna: zaak B) ter terechtzitting gevoegd; en 13/442150-06 (tul)
Datum uitspraak: 26 mei 2009
van de politierechter te Amsterdam, in de strafzaak tegen
[verdachte], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op [adres]
De politierechter heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 26 mei 2009.
Aan verdachte is telastegelegd dat
hij op of omstreeks 29 oktober 2007 te Amsterdam (de in uniform geklede) [inspecteur] en/of [agent1] (inspecteur en/of agent bij/van de Regiopolitie Amsterdam-Amstelland) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [inspecteur] en/of [agent1] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik ga jullie koppen herkennen. Ik ga jullie doodschieten. Ik ga een paar kogels in jullie koppen pompen, kankerlijders", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(artikel 285 Wetboek van Strafrecht)
hij op of omstreeks 29 oktober 2007 te Amsterdam (de in uniform geklede) [opsporingsambtenaar] (Buitengewoon en/of Bijzonder opsporingsambtenaar) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [opsporingsambtenaar] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik onthoud je gezicht. Ik kom je nog wel eens tegen, dan schiet ik drie kogels in je bast", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(artikel 285 Wetboek van Strafrecht)
hij op of omstreeks 29 oktober 2007 te Amsterdam toen de aldaar dienstdoende [inspecteur] en/of [agent1] (inspecteur en/of agent bij/van de Regiopolitie Amsterdam-Amstelland) verdachte op verdenking van het overtreden van artikel 179 en/of 284 van het Wetboek van Strafrecht, in elk geval op verdenking van het gepleegd hebben van enig strafbaar feit, op heterdaad ontdekt, had(den) aangehouden en vastgegrepen, althans vast had(den) teneinde hem ten spoedigste te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, te weten het politiebureau Raampoort, zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtena(a)r(en), werkzaam in de rechtmatige uitoefening zijner/hunner bediening, door opzettelijk gewelddadig (met kracht) te bewegen in een richting anders/tegengesteld dan waar die opsporingsambtena(a)r(en) hem, verdachte, wilde(n)/trachtte(n) (te) brengen/geleiden/bewegen en/of (door) (met kracht) zich los te trekken/rukken uit de greep van die opsporingsambtena(a)r(en) en/of (door) (met kracht) een of meermaal te slaan/stompen in de richting van die opsporingsambtena(a)r(en) en/of (door) (met kracht) een of meermaal (een) (zogenaamde) kopsto(o)t(en) te geven/plaatsen in de richting van die opsporingsambtena(a)r(en) en/of (door) (met kracht) te trachten te bijten in een/de arm(en) van die opsporingsambtena(a)r(en) en/of (door) te worstelen;
(artikel 180 Wetboek van Strafrecht)
hij op of omstreeks 12 februari 2009 te Amsterdam toen de aldaar dienstdoende [brigadier], brigadier van politie Amsterdam/Amstelland en/of [agent2], agent van politie Amsterdam/Amstelland verdachte op verdenking van het overtreden van artikel 350 en/of 300 van het Wetboek van Strafrecht, in elk geval op verdenking van het gepleegd hebben van enig strafbaar feit, op heterdaad ontdekt, had(den) aangehouden en vastgegrepen, althans vast had(den) teneinde hem ten spoedigste te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, te weten het politiebureau Raampoort, zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtena(a)r(en), werkzaam in de rechtmatige uitoefening zijner/hunner bediening, door opzettelijk gewelddadig zich los te rukken en/of te trekken uit de greep van die [brigadier] en/of [agent2] en/of een of meermalen (een) (zogenaamde) kopsto(o)t(en) te geven in de richting van en/of tegen (het hoofd van) die [brigadier] en/of [agent2];
(artikel 180 Wetboek van Strafrecht)
hij op of omstreeks 12 februari 2009 te Amsterdam opzettelijk mishandelend [persoon1] (met kracht) (op/tegen de grond) heeft geduwd, waardoor voornoemde [persoon1] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
(artikel 300 Wetboek van Strafrecht)
hij op of omstreeks 12 februari 2009 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een fiets, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [persoon2] en/of [persoon3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door toen daar opzettelijk en wederrechtelijk een of meermalen met
die fiets te gooien;
(artikel 350 Wetboek van Strafrecht)
3. Waardering van het bewijs
De politierechter acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Zaak A
Feit 1
op 29 oktober 2007 te Amsterdam de in uniform geklede [inspecteur] en [agent1] (inspecteur en agent bij de Regiopolitie Amsterdam-Amstelland) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [inspecteur] en [agent1] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik ga jullie koppen herkennen. Ik ga jullie doodschieten. Ik ga een paar kogels in jullie koppen pompen, kankerlijders";
Feit 2
op 29 oktober 2007 te Amsterdam de in uniform geklede [opsporingsambtenaar] (bijzonder opsporingsambtenaar) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [opsporingsambtenaar] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik onthoud je gezicht. Ik kom je nog wel eens tegen, dan schiet ik drie kogels in je bast";
Feit 3
op 29 oktober 2007 te Amsterdam toen de aldaar dienstdoende [inspecteur] en [agent1] (inspecteur en agent van de Regiopolitie Amsterdam-Amstelland) verdachte op verdenking van het overtreden van artikel 179 en 284 van het Wetboek van Strafrecht, op heterdaad ontdekt, hadden aangehouden en vastgegrepen teneinde hem ten spoedigste te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, te weten het politiebureau Raampoort, zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtenaren, werkzaam in de rechtmatige uitoefening hunner bediening, door opzettelijk gewelddadig met kracht te bewegen in een richting anders dan waar die opsporingsambtenaren hem, verdachte, wilden bewegen, door met kracht zich los te trekken uit de greep van die opsporingsambtenaren en door met kracht te slaan in de richting van die opsporingsambtenaren en door met kracht meermalen een kopstoot te plaatsen in de richting van die opsporingsambtenaren en door te trachten te bijten in een arm van die opsporingsambtenaren en door te worstelen;
Zaak B
Feit 1
op 12 februari 2009 te Amsterdam toen de aldaar dienstdoende [brigadier], brigadier van politie Amsterdam/Amstelland en [agent2], agent van politie Amsterdam/Amstelland verdachte op verdenking van het overtreden van artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht, op heterdaad ontdekt, hadden aangehouden en vastgegrepen, teneinde hem ten spoedigste te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, te weten het politiebureau Raampoort, zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtenaren, werkzaam in de rechtmatige uitoefening hunner bediening, door opzettelijk gewelddadig zich los te rukken uit de greep van die [brigadier] en meermalen een kopstoot te geven in de richting van die [agent2];
Feit 2
op 12 februari 2009 te Amsterdam opzettelijk mishandelend [persoon1] met kracht op de grond heeft geduwd, waardoor voornoemde [persoon1] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
Feit 3
op 12 februari 2009 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een fiets, toebehorende aan [persoon3], onbruikbaar heeft gemaakt door toen daar opzettelijk en wederrechtelijk met die fiets te gooien.
Voor zover in de telastelegging taal- en schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De politierechter grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
5. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7. Motivering van de straffen en maatregelen
De officier van justitie heeft bij requisitoir geconcludeerd tot bewezenverklaring van alle zes tenlastegelegde feiten. Zij heeft gevorderd dat verdachte ter zake daarvan zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 80 uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 40 dagen.
Ter onderbouwing van haar vordering heeft de officier van justitie onder meer, zakelijk weergegeven, verklaard dat er in het gedrag van verdachte een patroon is te herkennen: als de politie verdachte aanspreekt, is hij het er niet mee eens, verzet hij zich tegen de aanhouding en uit hij bedreigende woorden. Volgens de officier van justitie mag de politie verwachten dat iemand gevolg geeft aan zijn aanhouding. Op het politiebureau kan hij dan laten blijken dat en waarom hij het met die aanhouding niet eens is. Ter zake de vier feiten die geweld door verdachte tegen politieambtenaren inhouden, eist zij daarom een dubbel zo hoge straf dan in het geval dat geweld zich had gericht tegen een willekeurige burger en niet tegen iemand met een openbare functie. Bij dit soort feiten wordt normaal een geldboete geëist, ter zake wederspannigheid bijvoorbeeld € 320,-. Zouden de te eisen geldboetes in dit geval bij elkaar worden opgeteld, dan zou zij een geldboete van in totaal ruim € 2.000,- vorderen. De officier van justitie acht in dit geval een geldboete echter niet passend. Dit gelet op verdachtes justitiële documentatie en de wijze waarop hij de politie heeft bejegend. Verdachte moet zorgen dat hij zich voortaan inhoudt jegens de politie. Een werkstraf van 80 uur, bij niet verrichten te vervangen door 40 dagen hechtenis, is volgens de officier van justitie wel passend.
Bij pleidooi heeft verdachtes raadsman onder meer gesteld dat opsporingsambtenaren meer moeten kunnen incasseren dan andere mensen. Volgens hem moeten opsporingsambtenaren het niet meteen opvatten als een bedreiging als iemand iets zegt.
De politierechter is van oordeel dat gelet op alle omstandigheden van dit geval aanleiding bestaat om bij de straftoemeting af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd. Bij het bepalen van een passende straf en strafmaat heeft de politierechter onder meer en zakelijk weergegeven het volgende betrokken.
Verdachte neemt geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn daden. Hij heeft politieambtenaren in functie bedreigd met een misdrijf tegen het leven gericht, en een politieambtenaar tijdens zijn aanhouding een kopstoot gegeven. Dit zijn ernstige feiten. De omstandigheid dat hij in een proeftijd liep vanwege een in 2006 door hem gepleegde mishandeling, heeft verdachte in 2007 niet weerhouden van het plegen van de in zaak A tenlastegelegde feiten.
Behalve dat verdachte de bedreigde personen willens en wetens angst heeft aangejaagd en daarbij één van hen enkele dagen pijn heeft doen lijden, is het bedreigen van en pijn veroorzaken bij een ambtenaar in functie temeer ernstig omdat die ambtenaar er door wordt aangetast in zijn of haar gezag. Bovendien getuigt dergelijk gedrag jegens politieambtenaren in functie, die zich bezig houden met de naleving van op democratische wijze tot stand gekomen regels, van een kwalijk gebrek aan respect voor het openbaar gezag.
De officier van justitie heeft ter zake de feiten waar politieambtenaren bij waren betrokken een 100% hogere straf geëist dan zij zou hebben gedaan in het geval van “gewone burgers”. De politierechter ziet, gelet op alle omstandigheden van dit geval, geen reden de officier van justitie hierin volledig te volgen. Anders dan bijvoorbeeld ambulancebroeders dient een politieambtenaar zich bij de aanvaarding van zijn functie te realiseren dat hij onvermijdelijk geconfronteerd gaat worden met personen die geagiteerd of boos zijn alleen al omdat ze door een politieambtenaar worden aangesproken of alleen al als ze een politieambtenaar zien. Zeker als die personen zelf vinden dat ze niets verkeerds hebben gedaan. Het omgaan met agressieve personen en met personen met ander ongewenst en soms angstaanjagend gedrag behoort nu eenmaal bij het functioneren als politieambtenaar.
Duidelijk dient wel te zijn dat de omstandigheid dat de bedreigingen en agressie van verdachte waren gericht tegen ambtenaren in functie, een strafverhogende omstandigheid is, ook al heeft de wetgever dat, anders dan in het geval van belediging, niet expliciet bepaald.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij [agent2], van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezengeachte feit 1 van zaak B rechtstreeks schade heeft geleden. De politierechter waardeert deze op een bedrag van € 100,- (honderd euro). De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [agent2], voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich de op 4 december 2007 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 13/442150-06, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 10 november 2006 van de politierechter te Amsterdam, waarbij verdachte wegens mishandeling is veroordeeld tot een geldboete van € 1.260,-, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot € 1.000,-, niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op de op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens blijkt uit de stukken dat de kennisgeving, bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering, aan verdachte is toegezonden.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een soortgelijk strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De politierechter ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van het destijds voorwaardelijk opgelegde strafdeel te gelasten.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 36f, 57, 180, 285, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
De politierechter komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het telastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
T.a.v. zaak A feit 1 en feit 2:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
T.a.v. zaak A feit 3 en zaak B feit 1:
Wederspannigheid, meermalen gepleegd;
T.a.v. zaak B feit 2:
Mishandeling;
T.a.v. zaak B feit 3:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, onbruikbaar maken.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 60 uren, met aftrek van de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht naar de maatstaf van twee uren per dag. Beveelt dat, als de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 30 dagen.
Beveelt dat verdachte de aanwijzingen en opdrachten opvolgt die hem, verdachte, in het kader van de tenuitvoerlegging van de taakstraf door of namens de reclassering worden gegeven.
Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [agent2], domicilie kiezende op het adres (Regiopolitie Amsterdam Amstelland,) Postbus 2287, 1000 CG te Amsterdam tot een bedrag van € 100,- (honderd euro).
Veroordeelt verdachte aan [agent2], voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [agent2], te betalen de som van € 100,- (honderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 2 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van de voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorzover deze voorwaardelijk is opgelegd bij voornoemd vonnis d.d.10 november 2006, zijnde een geldboete van € 1.000,-, bij niet-betalen te vervangen door 20 dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. Q.R.M. Falger, politierechter, in tegenwoordigheid van
mr. M.F. Zaagsma, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 mei 2009.
de griffier is buiten staat dit vonnis
mede te ondertekenen.