vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
zaaknummer / rekestnummer: 418787 FT RK 09.208
[A],
geboren op -- te --,
wonende te --, --,
[A].
Houweling & Kars advocaten,
gevestigd te Bleiswijk,
verweerster.
Partijen zullen hierna [A] en H&K genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het op 3 februari 2009 ter griffie van deze rechtbank ingekomen verzoekschrift tot toelating tot de schuldsanering en tot vaststelling van een dwangakkoord als bedoeld in artikel 287a Faillissementswet (Fw.)
- de mondelinge behandeling van genoemd verzoekschrift.
1.2. Ter zitting is [A] verschenen, vergezeld van de heer [B] namens Discus Amsterdam en mevrouw [C] namens [D]. H&K heeft bij brief van 25 februari 2009 te kennen gegeven niet ter zitting te zullen verschijnen en schriftelijk verweer gevoerd.
1.3. Ten slotte is vonnis bepaald op heden.
2. De feiten
De rechtbank gaat uit van de volgende vaststaande feiten.
2.1. [A] heeft in of omstreeks november 2008 een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers. Dit akkoord houdt – samengevat – in dat de vier concurrente schuldeisers van [A] 6,83 % van hun vordering ontvangen en de twee preferente schuldeisers van [A] 13,66 % van hun vordering ontvangen. Allen verlenen aan [A] in ruil daarvoor finale kwijting.
2.2. De onder 2.1. bedoelde schuldregeling is door alle schuldeisers behalve H&K aanvaard.
2.3. Uit de bij de aangeboden schuldregeling gevoegde toelichting blijkt dat [A] een maandelijks inkomen heeft van € 840,74 en dat voor hem met behulp van de Recofa-methode een negatief vrij te laten bedrag is berekend, zodat onder de huidige omstandigheden maandelijks geen ruimte is om een bedrag voor betaling aan schuldeisers beschikbaar te stellen. De wettelijke schuldsanering zal dan ook, bij gelijkblijvende omstandigheden, niet leiden tot een uitdeling aan de schuldeisers.
2.4. Bij toelating tot de schuldsaneringsregeling zal [A] aan bewindvoerderssalaris (tenminste) verschuldigd zijn: 36 x € 47,60 = € 1.713,60.
3. Het verzoek tot het vaststellen van een dwangakkoord
3.1. [A] heeft in het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling de rechtbank verzocht H&K te bevelen in te stemmen met de onder 2.1 bedoelde schuldregeling. Daarbij heeft [A] ter zitting zijn omstandigheden toegelicht. Het langdurige verslavingsverleden van [A], alsmede zijn daaraan gerelateerde psychische problematiek geven geen vooruitzicht op betaald werk binnen afzienbare tijd. Daardoor bestaat evenmin uitzicht op een toename van zijn inkomen en aflossingscapaciteit.
3.2. De heer [B] en mevrouw [C] hebben het door [A] gestelde ter zitting bevestigd. [A] wordt weliswaar door de stichting Pantar begeleid in een traject dat op termijn tot betaald werk zou moeten leiden, zijn ernstige problematiek geeft echter geen reëel uitzicht op spoedig succes. Met haar weigering in te stemmen met de voorgestelde schuldregeling schaadt H&K dan ook zowel [A] als de overige schuldeisers.
3.3. H&K bestrijdt het verzoek. In haar verweerschrift voert H&K als redenen voor het onthouden van haar instemming, kort samengevat, aan dat de leeftijd, inkomenssituatie en verdiencapaciteit van [A], in combinatie met de hoogte van de schulden, het aangeboden percentage niet rechtvaardigen. Voorts is H&K van mening dat, nu een groot deel van de schuldeisers – evenals de instanties die [A] bijstaan – aan de gemeente Amsterdam zijn gelieerd, in feite sprake is van de ongeoorloofde situatie dat één schuldeiser een akkoord aan een andere schuldeiser tracht op te dringen.
4. De beoordeling van het verzoek tot het vaststellen van een dwangakkoord
4.1. Het verzoek zal slechts kunnen worden toegewezen als H&K in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat hij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van de [A] of van de overige schuldeisers die door die weigering worden geschaad.
4.2. Allereerst zal bij de beoordeling van de vraag of H&K in redelijkheid tot haar weigering kon komen moeten worden gekeken naar de inhoud van het akkoord.
Aanvaarding van het akkoord zal tot gevolg hebben dat H&K 6,83 % van haar vordering tegemoet kan zien, hetgeen neerkomt op een betaling van € 228,64. Dit zal (in beginsel) moeten worden vergeleken met de situatie dat op [A] de schuldsaneringsregeling van toepassing wordt, zoals subsidiair gevorderd. In dat geval is aannemelijk, op basis van zijn huidige inkomenssituatie dat [A] ten behoeve van de schuldeisers niet zal kunnen sparen. Gelet op de onbetwiste omstandigheden genoemd onder 3.2. acht de rechtbank het ook niet aannemelijk dat de inkomenssituatie van [A] lopende de schuldsaneringsregeling zodanig zal verbeteren dat te verwachten valt dat hij in de toekomst wél ten behoeve van schuldeisers zal kunnen sparen; het ziet er naar uit dat hij nog aanzienlijke tijd aangewezen zal zijn op een uitkering.
4.3. Nu de vooruitzichten voor de schuldeisers bij aanvaarding van het akkoord gunstiger zijn dan bij verwerping daarvan, is het uitgangspunt dat H&K op grond van de inhoud van de aangeboden schuldregeling in redelijkheid niet tot weigering van instemming met deze schuldregeling heeft kunnen komen. Immers moet er op grond van deze vooruitzichten van uit worden gegaan dat H&K geen belang heeft bij de weigering van de instemming, terwijl [A] en de overige schuldeisers wel belang hebben bij aanvaarding van de schuldregeling.
4.4. [A] heeft het belang aangevoerd dat hij bij aanvaarding van de schuldregeling reeds thans schuldenvrij voort kan leven, terwijl hij bij verwerping van de schuldregeling een beroep zal moeten doen op de schuldsaneringsregeling, welke een looptijd van drie jaar heeft en voor hem zeer belastend is. De rechtbank merkt dit belang aan als een rechtens te respecteren belang.
4.5. Ten aanzien van de belangen van de overige schuldeisers overweegt de rechtbank dat nu de vooruitzichten voor de schuldeisers bij aanvaarding van de aangeboden schuldregeling gunstiger zijn dan bij verwerping daarvan, de aanneming in het belang van de overige schuldeisers is.
4.6. De rechtbank bespreekt thans hetgeen door H&K is aangevoerd, teneinde na te gaan of deze omstandigheden tot het oordeel kunnen leiden dat H&K ondanks de voordelige inhoud van het akkoord tot afwijzing daarvan had kunnen komen.
4.7. H&K heeft zich op de onder 3.3. genoemde omstandigheden beroepen. Deze maken, aldus H&K, dat zij geen genoegen hoeft te nemen met de in het akkoord voorgestelde gedeeltelijke betaling en het haar vrij staat de aangeboden schuldregeling te verwerpen. De rechtbank is van oordeel dat H&K als schuldeiser niet een volledige vrijheid heeft om naar believen het aangeboden akkoord te aanvaarden of te verwerpen. Uitgangspunt is immers de beoordeling van de over en weer betrokken belangen, waarbij de vooruitzichten op voldoening als bedoeld in rechtsoverweging 4.2. een belangrijke en veelal doorslaggevend rol spelen. Nu [A] bij het niet totstandkomen van een akkoord toelating tot de schuldsanering heeft gevraagd moet met elkaar worden vergeleken de aanvaarding van het akkoord en de afwijzing daarvan, met als gevolg de toelating tot de schuldsanering. Daarbij dient H&K op grond van ervaringsregels er vanuit te gaan dat de schuldsanering in een ruime meerderheid van de gevallen uitmondt in de ‘schone lei’, zodat zijn vordering niet meer afdwingbaar is. Bij de vraag of H&K in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen zal er dus vanuit moeten worden gegaan dat het belang van H&K er slechts in kan zijn gelegen dat hij een redelijke grond heeft om te veronderstellen dat [A] niet zoals verzocht tot de schuldsaneringsregeling zal worden toegelaten, dan wel dat er reeds thans redenen zijn om aan te nemen dat [A] de schuldsanering niet met succes zal kunnen voltooien. Daartoe is niets aangevoerd.
4.8. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de aangeboden schuldregeling aan de daaraan te stellen eisen voldoet, zodat H&K op de genoemde gronden niet in redelijkheid tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen. Dat verscheidene van de overige schuldeisers op één of andere wijze al of niet verbonden zijn aan de gemeente Amsterdam kan in dit oordeel geen verandering brengen. H&K heeft niets gesteld wat zou kunnen leiden tot het oordeel dat de aanvaarding van het akkoord door de overige schuldeisers ongeoorloofd zou zijn.
4.9. Het verzoek zal worden toegewezen.
4.10. Aangezien het verzoek tot vaststelling van een dwangakkoord wordt toegewezen komt het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling niet meer aan de orde.
4.11. Nu de rechtbank het verzoek toewijst, veroordeelt de rechtbank H&K in de kosten. Voor het onderhavige verzoek is geen griffierecht verschuldigd, terwijl [A] zich niet heeft doen bijstaan door een procureur; de kosten worden daarom begroot op nihil.
5.1. beveelt H&K te bevelen in te stemmen met de onder 2.1 bedoelde schuldregeling;
5.2. veroordeelt H&K in de kosten van dit geding, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.E. Geradts en in het openbaar uitgesproken op 10 maart 2009.