ECLI:NL:RBAMS:2009:BI3786

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13.497.201-09 RK nummer: 09/1669
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering aan Italië voor strafrechtelijk onderzoek naar moord en doodslag

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 13 mei 2009 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering van een opgeëiste persoon aan de Italiaanse autoriteiten. De vordering was ingediend door de officier van justitie op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Staatsanwaltschaft te Duisburg, Duitsland. De opgeëiste persoon, die in Nederland gedetineerd was, werd verdacht van betrokkenheid bij een zesvoudige moord/doodslag in Duisburg. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Italiaanse autoriteiten ook een overlevering hebben gevraagd voor dezelfde feiten, maar heeft besloten dat de overlevering aan Italië voorrang dient te krijgen. Dit besluit is genomen op basis van verschillende factoren, waaronder de relatie van de opgeëiste persoon met Italië en het feit dat de slachtoffers Italiaanse nationaliteit hadden.

De rechtbank heeft de vordering behandeld op een openbare zitting op 29 april 2009, waar de officier van justitie, de opgeëiste persoon en zijn raadsman, mr. S.J. van der Woude, aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat aan alle eisen van de Overleveringswet (OLW) is voldaan en dat de feiten waarvoor de overlevering wordt gevraagd, onder de uitzonderingen van de OLW vallen. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de Duitse autoriteiten hebben aangegeven dat de overlevering aan de Italiaanse autoriteiten voorrang moet krijgen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om de overlevering van de opgeëiste persoon aan de Italiaanse autoriteiten toe te staan, met de bevestiging dat de Italiaanse autoriteiten voorrang krijgen in deze zaak. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. F. Salomon, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals bepaald in artikel 29, tweede lid, van de OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13.497.201-09
RK nummer: 09/1669
Datum uitspraak: 13 mei 2009
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 13 maart 2009 en strekt onder meer tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB), uitgevaardigd op
3 september 2007 door de officier van justitie verbonden aan het Staatsanwaltschaft te Duisburg (Duitsland). Dit bevel betreft de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Italië) op [geboortedatum],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Vught te Vught,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.
1. Procesgang
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 29 april 2009, en is gelijktijdig behandeld met het hierna nog te noemen overleveringsverzoek van de Italiaanse autoriteiten met betrekking tot de opgeëiste persoon (RK 09/1668). Daarbij zijn de officier van justitie, de opgeëiste persoon en zijn raadsman, mr. S.J. van der Woude, advocaat te Amsterdam, gehoord. De opgeëiste persoon is bijgestaan door een tolk in de Italiaanse taal.
2. Grondslag en inhoud van het EAB
2.1 Aan het EAB ligt een internationaal hechtenis bevel van 31 augustus 2007 van het Amtsgericht te Duisburg (Duitsland) ten grondslag.
2.2 Het EAB houdt het verzoek in om overlevering ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende staat ingesteld strafrechtelijk onderzoek. Dit onderzoek betreft het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar het recht van Duitsland strafbare feiten.
2.3 Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB, waarvan een door de griffier gewaarmerkte fotokopie als bijlage aan deze uitspraak is gehecht.
3. Identiteit van de opgeëiste persoon
De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij niet de Nederlandse, maar de Italiaanse nationaliteit heeft.
4. Strafbaarheid
4.1 Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt.
Uitgaande van de in rubriek e) van het EAB vermelde gegevens heeft zij in redelijkheid tot dat oordeel kunnen komen. De feiten vallen onder nummer 14 op bijlage 1 bij de OLW, te weten:
nr. 14: moord en doodslag, zware mishandeling.
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op deze feiten naar het recht van Duistland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.
5. Namens de opgeëiste persoon is tegen de vordering geen inhoudelijk verweer gevoerd.
6. Slotsom
6.1 Nu ten aanzien van de feiten waarvoor de overlevering wordt gevraagd is vastgesteld dat aan alle eisen is voldaan die de OLW daaraan stelt, dient de overlevering te worden toegestaan.
6.2 In casu is er met betrekking tot het (enige) feit terzake waarvan door de Duitse autoriteiten de overlevering wordt gevraagd en het tweede feit terzake waarvan de Italiaanse autoriteiten de opgeëiste persoon overgeleverd wensen te zien sprake van samenloop van overleveringsverzoeken. De artikelen 26, derde lid en 28, lid 4 en 5 OLW zijn derhalve van toepassing.
6.3 In haar schriftelijke samenvatting stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat voorrang dient te worden gegeven aan overlevering voor het Europees aanhoudingsbevel, afkomstig van de Italiaanse justitiële autoriteiten, omdat:
- het strafbare feit waarvan de opgeëiste persoon wordt verdacht een uitvloeisel is
van rivaliserende groeperingen in het Italiaanse dorp San Luca, en aldus de relatie met
Italië groter wordt geacht dan de relatie met de plaats waar het delict is gepleegd;
- de Italiaanse autoriteiten de opgeëiste persoon naast de moorden gepleegd in
Duitsland tevens vervolgen voor deelneming aan een criminele organisatie;
- de Duitse autoriteiten te kennen hebben gegegeven dat aan overlevering aan de Italiaanse autoriteiten voorrang moet worden gegeven;
- de slachtoffers allen de Italiaanse nationaliteit hebben;
- de Italiaanse autoriteiten hebben aangegeven dat het onderzoek naar de verdenking van deelneming aan een criminele organisatie is voltooid.
6.4 Naar het oordeel van de rechtbank heeft de officier van justitie in redelijkheid tot het hiervoor weergegeven standpunt kunnen komen. Derhalve bevestigt de rechtbank het voorstel van de officier van justitie, dat aan het Italiaanse EAB voorrang dient te worden gegeven.
6. Toepasselijke wetsbepalingen
Artikelen 2, 5 en 7 van de OLW.
7. Beslissing
STAAT TOE de overlevering van [opgeëiste persoon] aan de officier van justitie verbonden aan de Staatsanwaltschaft te Duisburg (Duitsland) ten behoeve van het in Italië tegen hem gerichte strafrechtelijke onderzoek naar de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht, zulks met dien verstande dat het voorstel van de Officier van Justitie wordt bevestigd, dat terzake van die feiten voorrang zal worden gegeven aan overlevering aan de Italiaanse autoriteiten.
Aldus gedaan door
mr. F. Salomon, voorzitter,
mrs. J.H.M. van de Ven en W.J. van Bennekom, rechters,
in tegenwoordigheid van J.P. Braam, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 13 mei 2009.
Mrs. Van de Ven en Van Bennekom zijn buiten staat deze uitspraak te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, van de OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.