ECLI:NL:RBAMS:2009:BI3442

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
411455
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incidentele vordering tot zekerheidstelling in civiele procedure tussen Australische en Nederlandse partijen

In deze civiele procedure, die diende voor de Rechtbank Amsterdam, hebben zes eisers, waarvan drie in Nederland wonen en drie in Australië zijn gevestigd, een incidentele vordering tot zekerheidstelling voor proceskosten ingediend. De eisers in de hoofdzaak, die in Australië zijn gevestigd, vorderden zekerheidstelling voor de proceskosten. De rechtbank heeft deze vordering toegewezen, ondanks het verweer van de gedaagden, Westland Utrecht c.s., die stelden dat zij de proceskosten konden verhalen op de in Nederland wonende partijen. De rechtbank oordeelde dat het niet op voorhand uitgesloten kon worden dat de vordering van de Nederlandse partijen zou worden toegewezen, terwijl die van de Australische partijen zou worden afgewezen. Dit zou betekenen dat er geen hoofdelijke proceskostenveroordeling zou plaatsvinden. De rechtbank benadrukte dat Westland Utrecht c.s. niet genoegen hoefden te nemen met een verhaalsmogelijkheid die beperkt was tot de drie Nederlandse debiteuren.

De procedure omvatte meerdere dagvaardingen en een incidentele conclusie tot zekerheidstelling op basis van artikel 224 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De rechtbank oordeelde dat TZL, ZMS en Moon, de Australische partijen, op grond van dit artikel verplicht waren om zekerheid te stellen voor de proceskosten en schadevergoeding. De rechtbank begrootte het bedrag waarvoor zekerheid moest worden gesteld op EUR 1.788,--, en veroordeelde TZL, ZMS en Moon om binnen veertien dagen na betekening van het vonnis zekerheid te stellen in de vorm van een onherroepelijke bankgarantie bij een eersteklas Nederlandse bank. Daarnaast werden TZL, ZMS en Moon veroordeeld in de kosten van het incident, die tot op heden waren begroot op EUR 452,--. De zaak werd vervolgens naar de rol verwezen voor conclusie van antwoord aan de zijde van Westland Utrecht c.s.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 411455 / HA ZA 08-3064
Vonnis in incident van 25 februari 2009
in de zaak van
1. de rechtspersoon naar Australisch recht
TZ LIMITED,
gevestigd te Sydney (Australië),
2. de rechtspersoon naar Australisch recht
ZMS INVESTMENTS PTY LIMITED,
gevestigd te Sydney (Australië),
3. de rechtspersoon naar Australisch recht
MOON CORPORATION PTY LIMITED,
gevestigd te Sydney (Australië),
4. [A],
wonende te --,
5. [B],
wonende te --,
6. [C],
wonende te --,
eisers in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
advocaat: mr. A.V. Paardekooper,
tegen
1. de naamloze vennootschap
WESTLANDUTRECHT EFFECTENBANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
2. [D],
wonende te --,
gedaagden in de hoofdzaak,
eisers in het incident,
advocaat: mr. P.F. Hopman.
Eisers in de hoofdzaak zullen hierna worden aangeduid als TZL c.s. Eisers in de hoofdzaak sub 1 tot en met 3 / verweerders in het incident zullen hierna worden aangeduid als TZL, ZMS en Moon. Eisers in de hoofdzaak sub 3 tot en met 6 zullen worden aangeduid als [A], [B] en [C]. Gedaagden in de hoofdzaak / eisers in het incident zullen hierna worden aangeduid als WestlandUtrecht c.s.
1. De procedure in de hoofdzaak en in het incident
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de twee gelijkluidende dagvaardingen van 17 oktober 2008;
- de dagvaarding van 21 oktober 2008, waarbij WestlandUtrecht, onder intrekking en buiten effectstelling van de op 17 oktober 2008 aan haar betekende dagvaarding, opnieuw is gedagvaard;
- de dagvaarding van 22 oktober 2008, waarbij WestlandUtrecht, onder intrekking en buiten effectstelling van de op 21 oktober 2008 aan haar betekende dagvaarding, opnieuw is gedagvaard;
- de akte overlegging produkties van 5 november 2008 aan de zijde van TZL c.s.;
- de incidentele conclusie tot zekerheidstelling proceskosten ex artikel 224 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) aan de zijde van WestlandUtrecht c.s.;
- de incidentele conclusie van antwoord ex 224 Rv.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2. Het geschil in het incident
2.1. WestlandUtrecht c.s. vordert – zeer verkort weergegeven –:
a. veroordeling van TZL, ZMS en Moon tot het stellen van zekerheid voor de proceskosten en de schadevergoeding waartoe TZL, ZMS en Moon zouden kunnen worden veroordeeld, in de vorm van een onherroepelijke bankgarantie bij een eersteklas Nederlandse Bank, althans in een door deze rechtbank in redelijkheid te bepalen vorm van zekerheidstelling, binnen veertien dagen na het ten deze te wijzen vonnis in het incident, althans binnen een door deze rechtbank in redelijkheid te bepalen termijn, op straffe van niet ontvankelijkheid van TZL, ZMS en Moon in de hoofdzaak;
b. hoofdelijke veroordeling van TZL, ZMS en Moon tot betaling van
EUR 24.050,--, althans tot betaling van een door deze rechtbank in redelijkheid te bepalen bedrag, dan wel dat TZL, ZMS en Moon ieder afzonderlijk worden veroordeeld tot betaling van EUR 8.016,70, althans een door deze rechtbank in redelijkheid te bepalen bedrag;
c. hoofdelijke veroordeling van TZL, ZMS en Moon in de kosten van dit incident.
2.2. WestlandUtrecht c.s. leggen aan hun vordering ten grondslag, dat TZL, ZMS en Moon woonplaats hebben in Australië. Australië is geen partij bij enig verdrag met Nederland waarbij het stellen van zekerheid is uitgesloten, noch bij enig verdrag waarin tenuitvoerlegging van een Nederlandse kostenveroordeling mogelijk is gemaakt. Verder hebben TZL, ZMS en Moon geen in Nederland voor verhaal vatbaar vermogen. Het verhaal van proceskosten op TZL, ZMS en Moon zal daarom worden bemoeilijkt, omdat het verhaal in eerste instantie in Australië zal moeten plaatsvinden. TZL, ZMS en Moon zijn op grond van artikel 224 Rv gehouden zekerheid te stellen voor alle kosten, schade en interessen waartoe zij zouden kunnen worden veroordeeld, hetgeen door WestlandUtrecht c.s. wordt begroot op EUR 24.050,--.
2.3. TZL, ZMS en Moon voeren verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
3. De beoordeling in het incident
3.1. In het onderhavige incident is de vraag aan de orde of TZL, ZMS en Moon op grond van artikel 224 lid 1 Rv gehouden zijn tot het stellen van zekerheid voor de proceskosten en de schadevergoeding tot betaling waarvan zij in de hoofdzaak zouden kunnen worden veroordeeld.
3.2. Op grond van artikel 224 lid 1 Rv is – voor zover hier van belang – een ieder zonder woonplaats of gewone verblijfplaats in Nederland, die bij een Nederlandse rechter een vordering instelt, verplicht op vordering van de wederpartij zekerheid te stellen voor de proceskosten en de schadevergoeding tot betaling waarvan zij veroordeeld zou kunnen worden. Een verplichting tot het stellen van zekerheid bestaat niet indien wordt voldaan aan de uitzonderingen vermeld in artikel 224 lid 2 sub a tot en met d Rv.
3.3. Tussen partijen staat vast dat TZL, ZMS en Moon niet in Nederland zijn gevestigd. Australië is verder geen partij bij een verdrag waaruit voortvloeit dat geen verplichting tot het stellen van zekerheid bestaat. Daarnaast kan een veroordeling tot betaling van proceskosten en schadevergoeding niet op grond van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden, een verdrag of een EG-verordening in Australië ten uitvoer worden gelegd. Verder is gesteld noch gebleken dat door het stellen van zekerheid de effectieve toegang tot de Nederlandse rechter wordt belemmerd. De uitzonderingen van artikel 224 lid 2 sub a, b en d Rv zijn derhalve niet van toepassing.
3.4. Volgens TZL, ZMS en Moon hebben WestlandUtrecht c.s. een verhaalsmogelijkheid in Nederland, omdat [A], [B] en [C] woonplaats in Nederland hebben en een proceskostenveroordeling in de hoofdzaak hoofdelijk zal plaatsvinden. WestlandUtrecht c.s. kunnen zich dan op [A], [B] en [C] verhalen, aldus TZL, ZMS en Moon.
TZL, ZMS en Moon hebben met hun verweer klaarblijkelijk lid 2 sub c van artikel 224 Rv op het oog. Zij gaan er echter ten onrechte aan voorbij dat niet op voorhand is uit te sluiten dat de vordering in de hoofdzaak van [A], [B] en [C] wordt toegewezen, terwijl de vordering van TZL, ZMS en Moon wordt afgewezen. Alsdan vindt geen hoofdelijke veroordeling in de proceskosten plaats voor zover dit [A], [B] en [C] betreft. Daarbij komt dat WestlandUtrecht c.s., in het geval de vordering van alle eisers wordt afgewezen, geen genoegen hoeven te nemen met een verhaalsmogelijkheid die beperkt is tot drie debiteuren (de Nederlandse partijen). Aan het verweer van TZL, ZMS en Moon moet dan ook worden voorbijgegaan.
3.5. Hetgeen hiervoor onder r.o. 3.3. en 3.4. is overwogen leidt ertoe dat TZL, ZMS en Moon zekerheid dienen te stellen, zoals bedoeld in artikel 224 lid 1 Rv. WestlandUtrecht c.s. hebben het bedrag waarvoor zekerheid moet worden gesteld begroot op EUR 24.050,--, maar hebben niet inzichtelijk gemaakt hoe zij dit hebben berekend, terwijl verder gesteld noch gebleken is dat en welke schade WestlandUtrecht c.s. lijden als gevolg van het entameren van de hoofdzaak door TZL, ZMS en Moon. Zekerheidstelling tot een bedrag van EUR 24.050,-- is dan ook niet toewijsbaar.
3.6. Ter begroting van de proceskosten dient te worden uitgegaan van het toepasselijke liquidatietarief. Anders dan TZL, ZMS en Moon hebben aangevoerd dient in de hoofdzaak te worden uitgegaan van tarief IV, omdat zij – naast de verklaringen voor recht – in ieder geval betaling hebben gevorderd van AUS $ 112.000,--, ofwel EUR 58.160,70. Gesteld noch gebleken is dat in de hoofdzaak complicaties zijn te verwachten. Het bedrag waarvoor TZL, ZMS en Moon zekerheid dienen te stellen wordt daarom tot op heden begroot op EUR 1.788,-- (2 punten x tarief IV). TZL, ZMS en Moon hebben geen verweer gevoerd tegen de gevorderde hoofdelijke veroordeling, zodat deze wordt toegewezen.
Nu TZL, ZMS en Moon geen verweer hebben gevoerd tegen de vorm waarin de zekerheidstelling dient plaats te vinden, zullen zij worden veroordeeld tot het stellen van zekerheid in de vorm van een bankgarantie.
3.7. TZL, ZMS en Moon hebben nog aangevoerd dat WestlandUtrecht c.s. moeten worden veroordeeld in de kosten van dit incident, omdat zij hen niet buiten rechte hebben benaderd voor het stellen van zekerheid. Gesteld noch gebleken is evenwel dat TZL, ZMS en Moon bereid waren vrijwillig zekerheid te stellen. Uit het verweer van TZL, ZMS en Moon in dit incident is het tegendeel af te leiden. WestlandUtrecht c.s. hebben derhalve belang bij hun vordering in het incident. Aan het verweer van TZL, ZMS en Moon op dit punt wordt dan ook voorbijgegaan. TZL, ZMS en Moon zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure aan de zijde van WestlandUtrecht c.s., tot op heden begroot op EUR 452,-- (1 punt x tarief II) voor salaris advocaat.
in de hoofdzaak
3.8. De zaak wordt naar de rol verwezen, voor het nemen van een conclusie van antwoord aan de zijde van WestlandUtrecht c.s.
3.9. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden
4. De beslissing
De rechtbank
in het incident
4.1. beveelt TZL, ZMS en Moon hoofdelijk – op straffe van niet ontvankelijkheid in de hoofdzaak – binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis zekerheid te stellen voor een bedrag van EUR 1.788,-- ten behoeve van WestlandUtrecht c.s., in de vorm van een onherroepelijke bankgarantie bij een eersteklas Nederlandse bank;
4.2. veroordeelt TZL, ZMS en Moon in de kosten van het incident, aan de zijde van WestlandUtrecht c.s. tot op heden begroot op EUR 452,--;
4.3. wijst af het meer of anders gevorderde;
in de hoofdzaak
4.4. verwijst de zaak naar de rol van 8 april 2009 voor conclusie van antwoord aan de zijde van WestlandUtrecht c.s.;
4.5. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.C. van Harmelen en in het openbaar uitgesproken op 25 februari 2009.?