ECLI:NL:RBAMS:2009:BI3425

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
400962
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige perspublicatie door de Leeuwarder Courant met betrekking tot de Stichting Uit de Bron van Christus

In deze zaak vorderde de Stichting Uit de Bron van Christus een verklaring voor recht dat een artikel in de Leeuwarder Courant onrechtmatig was. Het artikel, gepubliceerd op 3 juni 2006, bevatte een ernstige beschuldiging dat de Stichting verantwoordelijk was voor de dood van een aanhanger, [D], die aan kanker overleed. De rechtbank oordeelde dat de eerste zin van het artikel, die stelde dat [D] had vertrouwd op de Stichting in plaats van op de medische staf, onrechtmatig was, omdat deze beschuldiging onvoldoende onderbouwd was en misleidend en grievend was voor de Stichting. De vordering tot rectificatie werd afgewezen, omdat de Leeuwarder Courant al een artikel had gepubliceerd waarin het oordeel van de Raad voor de Journalistiek over de zaak werd weergegeven, wat als een rectificatie kon worden beschouwd. De vorderingen tot schadevergoeding en vergoeding van buitengerechtelijke kosten werden afgewezen, omdat de Stichting niet had aangetoond dat zij daadwerkelijk schade had geleden. De rechtbank concludeerde dat de belangen van de Stichting zwaarder wogen dan het recht op vrijheid van meningsuiting van de Friese Pers c.s. met betrekking tot de onrechtmatige passage. De rechtbank compenseerde de proceskosten tussen partijen, aangezien slechts één van de vorderingen werd toegewezen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 400962 / HA ZA 08-1722
Vonnis van 25 februari 2009
in de zaak van
de stichting
STICHTING UIT DE BRON VAN CHRISTUS,
gevestigd te Oudehorne,
eiseres,
advocaat mr. M.Ch. Kaaks,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FRIESE PERS B.V.,
gevestigd te Leeuwarden,
2. [A],
wonende te --,
3. [B],
wonende te --,
gedaagden,
advocaat mr. P. Tuinman te Leeuwarden.
Eiseres zal hierna de Stichting genoemd worden. Gedaagden zullen afzonderlijk worden aangeduid als de Friese Pers, [A] en [B] en gezamenlijk als Friese Pers c.s.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis in het bevoegdheidsincident van 1 oktober 2008, waarbij de rechtbank zich bevoegd heeft verklaard van de vorderingen van de Stichting kennis te nemen,
- het tussenvonnis van 29 oktober 2008,
- het proces-verbaal van comparitie van 13 januari 2009.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. De Stichting is opgericht ter ondersteuning van de door [C] opgerichte geloofsgemeenschap. Artikel 2 van de statuten van de Stichting luidt:
“1. De stichting heeft ten doel de verbreiding van Gods Woord onder de mensen, zoals geopenbaard door instrumenten in Zijn dienst onder andere in speciale genezingen, te ondersteunen.
2. De stichting tracht haar doel te verwezenlijken door het onderhouden van de relatie tussen de patiënten, het instrument en de apostelen, alsmede het organiseren van bijeenkomsten en het uitgeven en/of doen uitgeven van publicaties en al hetgeen daarmede in de ruimste zin van het woord verband houdt.”
2.2. Friese Pers is uitgever van dagblad de Leeuwarder Courant. [A] is hoofdredacteur van deze krant.
2.3. Op zaterdag 3 juni 2006 is in de Leeuwarder Courant op de voorpagina en op pagina 22 een artikel verschenen, geschreven door [B]. Het artikel draagt de kop: “Klacht over [C]-sekte na overlijden”
In het artikel is verder – onder meer – geschreven:
“Als [D] uit Oudehorne op de medische staf had vertrouwd had hij nog geleefd. Maar [D] vertrouwde op [C] en haar engelen. Op 16 mei dit jaar overleed de jonge manager aan kanker. Hij werd 27 jaar. Tegen de stichting van [C], ‘Uit de bron van Christus’ te Oudehorne, is nu een klacht ingediend bij de Inspectie Gezondheidszorg.
(…) De klacht bij de Inspectie is ingediend door de Hulpgroep Sekten Friesland. Zij doet in de brief een “dringend beroep” op de Inspectie om nader onderzoek in te stellen. Bij de inspectie wordt de melding serieus bekeken, meldt woordvoerster [E]. Er zijn vaker klachten binnengekomen naar aanleiding van ziekte- en sterfgevallen. (…)”
2.4. Bij brief van 27 juni 2006 heeft de inspecteur voor de Gezondheidszorg aan de Stichting – onder meer – geschreven:
“(…) [C] en de Stichting ‘Uit de bron van Christus’, vormen een religieuze gemeenschap. Een gemeenschap waarover de inspectie tot op heden geen feiten bekend zijn dat er gezondheidszorg wordt bedreven en/of patiënten worden behandeld of bewoners worden afgehouden van de reguliere zorg. De inspectie ziet derhalve geen aanleiding om nader onderzoek te doen.(…)”
2.5. De Raad voor de Journalistiek heeft op 13 oktober 2006 een beslissing genomen op een namens de Stichting tegen [B] en [A] ingediende klacht. De Raad voor de Journalistiek heeft de klacht gegrond verklaard en verweerders verzocht de beslissing integraal of in samenvatting in de Leeuwarder Courant te publiceren.
2.6. In de Leeuwarder Courant van 18 oktober 2006 is een artikel geplaatst met de kop “LC op de vingers getikt over sekte” Het artikel luidt verder als volgt:
“De Leeuwarder Courant is in zijn berichtgeving over de [C]-sekte in Oudehorne te ver gegaan naar het oordeel van de Raad voor de Journalistiek. Op 3 juni publiceerde deze krant over de dood van oud-sektelid [D]. Hij overleed aan lymfeklierkanker. De eerste regels van het artikel op de voorpagina waren: “Als [D] uit Oudehorne op de medische staf had vertrouwd, had hij nog geleefd. Maar [D] vertrouwde op [C] en haar engelen.”
De Raad voor de Journalistiek vindt dat de lezers hiermee de conclusie krijgt opgedrongen dat [C] verantwoordelijk kan worden gehouden voor de dood van [D]. Deze zeer ernstige beschuldiging is naar het oordeel van de raad onvoldoende onderbouwd in het artikel.
De redactie had meer onderzoek moeten doen en heeft zich te veel laten leiden door de ouders van de overledene die grote onvrede hadden over de geloofsgemeenschap waar hun zoon deel van uitmaakte. Directe aanleiding voor de publicatie in juni was een klacht van de ouders tegen de [C]-gemeente bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg. De inspectie zag geen reden voor een onderzoek naar de sekte.
De Raad voor de Journalistiek acht de klacht van de stichting “Uit de bron van Christus” (de officiële naam van de [C]-sekte) tegen de publicatie in de Leeuwarder Courant gegrond.”
2.7. Bij brief van 9 november 2006 heeft de advocaat van de Stichting de Leeuwarder Courant gesommeerd tot plaatsing van een rectificatie, zoals weergegeven in deze brief, en tot voldoening van een schadevergoeding. Aan deze sommatie heeft de Leeuwarder Courant niet voldaan.
3. Het geschil
3.1. De Stichting vordert samengevat -, na vermindering van eis ter comparitie, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. te verklaren voor recht dat het op 3 juni 2006 gepubliceerde artikel met de titel “Klacht over [C]-sekte na overlijden” onrechtmatig is,
2. gedaagden onder 1. 2. en 3. te veroordelen binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis in de zaterdageditie van de Leeuwarder Courant op de voorpagina, alsmede op de homepage www.leeuwardercourant.nl een rectificatie op te nemen onder de voorwaarden als in het petitum onder 2 verwoord,
3. gedaagden ieder hoofdelijk te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding van EUR 10.000,= voor immateriële schade, alsmede EUR 10.000,= voor materiële schade, althans door de rechtbank in goede justitie vast te stellen vergoedingen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der verschuldigdheid,
4. gedaagden ieder hoofdelijk te veroordelen tot vergoeding van de door de Stichting voorafgaande aan dit geding gemaakte buitengerechtelijke kosten, waaronder de kosten voor de procedure voor de Raad voor de Journalistiek, begroot op EUR 6.565,59, althans een door de rechtbank in goede justitie vast te stellen bedrag,
5. gedaagden te veroordelen in de kosten van dit geding.
3.2. De Stichting stelt hiertoe dat de publicatie in de Leeuwarder Courant een zeer ernstige inbreuk op de eer en goede naam van de Stichting vormt, en daarmee ook op haar persoonlijke levenssfeer. De zeer ernstige beschuldiging aan het adres van de Stichting en [C] is door de krant zonder voorbehoud en lichtvaardig prominent naar voren gebracht. Met deze verdachtmaking heeft de Leeuwarder Courant grote en blijvende schade aangericht. Ook twee jaar na dato ondervindt de Stichting nog steeds de negatieve gevolgen van de publicatie. Door het gebruik van diskwalificerende bewoordingen als “sekte”en “engel of satan” heeft de Leeuwarder Courant de verdachtmaking extra lading gegeven. Op geen enkele wijze is gebleken dat de verdachtmaking en geuite beschuldigingen worden ondersteund door andere bronnen, dan de ouders van de overleden [D].
De Stichting heeft recht en belang bij een eenduidige prominente rectificatie in de Leeuwarder Courant op de voorpagina.
Met een verklaring voor recht kan de Stichting zich verweren tegen voortgaande verwijzingen naar de bestreden publicatie.
De Stichting heeft als gevolg van de uitingen in de Leeuwarder Courant bovendien immateriële en materiële schade geleden, die door Friese Pers c.s. vergoed dient te worden.
3.3. Friese Pers c.s. voert gemotiveerd verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Het gaat in deze zaak om een botsing van twee fundamentele rechten, namelijk aan de zijde van Friese Pers c.s. het recht op vrijheid van meningsuiting en aan de zijde van de Stichting het recht op bescherming van eer en goede naam en op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. Het antwoord op de vraag welk van deze beide, in beginsel gelijkwaardige, rechten in dit geval zwaarder weegt, moet worden gevonden door een afweging van alle terzake dienende omstandigheden van het geval.
4.2. Het belang van Friese Pers c.s. is dat zij zich in het openbaar kritisch, informerend, opiniërend en waarschuwend moet kunnen uitlaten over misstanden die de samenleving raken. Het belang van de Stichting is dat zij niet wordt blootgesteld aan lichtvaardige verdachtmakingen.
4.3. De aanleiding voor het bestreden artikel in de Leeuwarder Courant was de klacht die is ingediend bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg, naar aanleiding van het overlijden van [D] (hierna [D]), aanhanger van de Stichting. De kop van het artikel “Klacht over [C]-sekte na overlijden” bevat dan ook voldoende feitelijke basis en kan tot dusver niet als onrechtmatig worden aangemerkt.
Het gebruik van de term [C]-sekte in deze kop, maakt dit niet anders. Het woord ‘sekte’ wordt in het dagelijkse spraakgebruik veelal gebruikt als een aanduiding van een (min of meer) besloten religieuze groep mensen die afwijkt van de meer reguliere godsdiensten. De in de Van Dale omschreven betekenis, “(soms met ongunstige bijbetekenis) de gezamenlijke aanhangers van een, m.n. godsdienstige, gezindheid, die op bepaalde punten afwijkt van een meer oorspronkelijke waaruit zij is voortgekomen; in de christelijke Kerken m.n. in toepassing op groeperingen die zich afsplitsen van een kerkgemeenschap op grond van afwijkende opvattingen betreffende een of meer geloofpunten (…)” sluit daarbij aan. Dat deze term niet zelden in ongunstige zin wordt gebruikt, maakt het gebruik van het woord sekte ter aanduiding van de Stichting nog niet onrechtmatig. Bovendien is gebleken uit de door Friese Pers c.s. overgelegde stukken dat de term sekte ook in andere media wordt gebruikt ter aanduiding van de Stichting.
4.4. De Stichting heeft niet gespecificeerd welke passages in het artikel naar haar oordeel onrechtmatig zijn, maar uit de dagvaarding en uit hetgeen ter comparitie door de Stichting naar voren is gebracht, blijkt dat zij met name doelt op de eerste alinea van het artikel, als opgenomen onder 2.3 tot aan “engelen”.
4.5. Vaststaat dat [D] pas zeer kort voor zijn overlijden is opgenomen in een ziekenhuis en aldaar geconstateerd werd dat hij aan een vorm van lymfklierkanker leed. Op geen enkele wijze is gebleken dat [D] door de Stichting werd afgehouden van bezoek aan reguliere artsen en/of dat de Stichting hem adviseerde over zijn ziekte. In de eerste alinea van het artikel wordt een conclusie getrokken die niet door de feiten wordt gedragen. Immers als feit wordt gepresenteerd dat [D] op [C] en haar engelen in plaats van op de medische staf heeft vertrouwd, en dat hij nog zou leven indien hij dit niet had gedaan.
Het verweer van Friese Pers c.s. dat deze passage geen vaststelling van feiten betreft, maar een weergave van door de ouders van [D] geuite beschuldigingen aan het adres van de Stichting gaat niet op, daar uit de passage op geen enkele wijze blijkt dat het om de mening van de ouders gaat, bijvoorbeeld door het plaatsen van aanhalingstekens of de vermelding dat het volgens de ouders zo is.
Deze ernstige beschuldiging, die onvoldoende steun vindt in het beschikbare feitenmateriaal, is misleidend en grievend en onrechtmatig jegens de Stichting. Een afweging van de belangen leidt daarom tot het oordeel dat ten aanzien van deze passage het belang van de Stichting om niet te worden blootgesteld aan lichtvaardige verdachtmakingen zwaarder weegt dan het recht op vrijheid van meningsuiting van Friese Pers c.s.
De gevorderde verklaring voor recht is dan ook toewijsbaar in die zin dat voor recht zal worden verklaard dat de passage “Als [D] uit Oudehorne op de medische staf had vertrouwd had hij nog geleefd. Maar [D] vertrouwde op [C] en haar engelen.” onrechtmatig is jegens de Stichting.
4.6. De vordering tot rectificatie wordt afgewezen.
Op 18 oktober 2006 heeft Friese Pers c.s. in de Leeuwarder Courant een artikel geplaatst naar aanleiding van de uitspraak van de Raad voor de Journalistiek waarin de door de Stichting ingediende klacht gegrond is verklaard, hiervoor onder 2.6 vermeld. In dit artikel wordt duidelijk vermeld wat het oordeel van de Raad voor de Journalistiek is over het bestreden artikel van 3 juni 2006. Het artikel is dan ook aan zonder meer aan te merken als een rectificatie van het artikel van 3 juni 2006.
De rechtbank kan de Stichting niet volgen in haar stelling dat het artikel van 18 oktober 2006 het karakter van een rectificatie ontbeert, omdat Friese Pers c.s. alleen het oordeel van de Raad voor de Journalistiek weergeeft en daarmee in het midden laat of zij nog achter de oorspronkelijke publicatie staat. Een rectificatie behelst immers een rechtzetting van een onjuistheid, al dan niet na veroordeling daartoe door een rechter of na een tuchtprocedure, maar vereist niet dat de rectificerende weergeeft dat hij zelf ook niet meer achter de oorspronkelijke uitlating staat.
Friese Pers c.s. heeft de onrechtmatige passage uit het artikel van 3 juni 2006 derhalve reeds gerectificeerd en de Stichting heeft naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen belang bij een tweede rectificatie. Dat het artikel van 18 oktober 2006 is geplaatst op pagina 21 van de woensdageditie van de Leeuwarder Courant en het gewraakte artikel van 3 juni 2006 destijds op de voorpagina van de zaterdageditie, maakt dit oordeel niet anders. Gezien het feit dat het artikel van 3 juni 2006 reeds gerectificeerd is door Friese Pers c.s. in het artikel van 18 oktober 2008 en het feit dat gelet op het hiervoor onder 4.5 overwogene slechts een klein deel van het artikel onrechtmatig is jegens de Stichting, zou plaatsing van een tweede rectificatie op de voorpagina van de zaterdagkrant niet proportioneel zijn.
4.7. Ten aanzien van de vordering Friese Pers c.s. te veroordelen tot betaling van EUR 10.000,= aan materiële schadevergoeding overweegt de rechtbank als volgt. De Stichting heeft bij dagvaarding ter nadere motivering van de door haar gestelde materiële schade gesteld dat zij als gevolg van de gewraakte uitingen heeft moeten investeren in voorlichtingsavonden om het verslechterde beeld dat het publiek van de Stichting heeft gekregen, te verbeteren. Ter comparitie heeft de Stichting echter desgevraagd verklaard dat geen sprake is van ledenverlies na de gewraakte publicatie en dat de frequentie waarop zij voorlichtingsavonden voor het publiek organiseert niet is gewijzigd na de gewraakte publicatie. Van daadwerkelijk ten gevolge van de gewraakte publicatie geleden materiële schade is derhalve niet gebleken. De vordering tot vergoeding van EUR 10.000,= aan materiële schade wordt daarom afgewezen.
4.8. Met betrekking tot de vordering tot vergoeding van de immateriële schade overweegt de rechtbank dat weliswaar ook aan een rechtspersoon immateriële schadevergoeding kan worden toegekend, maar dat in dat geval dient vast te staan dat de gewraakte uiting jegens de rechtspersoon zelf onrechtmatig is en dat de rechtspersoon daadwerkelijk immateriële schade, zoals reputatieschade, heeft geleden. Nu door de Stichting onvoldoende is gesteld om aan te kunnen nemen dat zij immateriële schade heeft geleden, wordt deze vordering afgewezen. De enkele stelling van de Stichting dat mensen haar sinds de gewraakte publicatie wantrouwender tegemoet treden, is daartoe onvoldoende.
4.9. Tot slot heeft de Stichting vergoeding gevorderd van de door haar gemaakte buitengerechtelijke incassokosten, waaronder door haar worden begrepen de kosten van de procedure bij de Raad voor de Journalistiek.
Volgens vaste rechtspraak kan een tuchtrechtelijke procedure niet worden aangemerkt als een redelijke maatregel ter vaststelling van aansprakelijkheid als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 sub b BW of als een redelijke maatregel ter voorkoming of beperking van schade als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 sub a BW en geldt als uitgangspunt dat de aan de tuchtprocedure verbonden kosten niet kunnen worden beschouwd als redelijke kosten ter voorkoming of beperking van schade als bedoeld in dat artikel en dat slechts in bijzondere omstandigheden plaats is voor afwijking van dit uitgangspunt (HR 10 januari 2003, NJ 2003, 537 en HR 3 juni 2005, NJ 2005, 324).
Nu van bijzondere omstandigheden die tot afwijking van dit standpunt zouden nopen niets gesteld of gebleken is, wordt deze vordering afgewezen.
4.10. De rechtbank acht termen aanwezig de proceskosten te compenseren, nu slechts één van de gevorderde veroordelingen wordt toegewezen en de overige worden afgewezen, dan wel zijn ingetrokken.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. verklaart voor recht dat de in het op 3 juni 2006 in de Leeuwarder Courant gepubliceerde artikel met de titel “Klacht over [C]-sekte na overlijden” opgenomen passage “Als [D] uit Oudehorne op de medische staf had vertrouwd had hij nog geleefd. Maar [D] vertrouwde op [C] en haar engelen.”, onrechtmatig is;
5.2. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.3. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.C. Hoogeveen en in het openbaar uitgesproken op 25 februari 2009.?