ECLI:NL:RBAMS:2009:BI2694

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 januari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
362835
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.M. Vrakking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid Hoogheemraadschap en Elektrotechnisch bedrijf voor overstroming door uitvallen noodpompinstallatie

In deze zaak vorderde [A] een hoofdelijke veroordeling van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden en E.W.W. Technische Bedrijven B.V. tot betaling van schadevergoeding als gevolg van een overstroming die plaatsvond op 25 maart 2004. De rechtbank Amsterdam oordeelde dat zowel het Hoogheemraadschap als E.W.W. aansprakelijk waren voor de schade die [A] had geleden. De overstroming was het gevolg van het uitvallen van een noodpompinstallatie, waarbij het Hoogheemraadschap had nagelaten een sensor met koppeling naar het gemaal te installeren, wat had kunnen voorkomen dat de pompinstallatie uitviel. De rechtbank stelde vast dat het Hoogheemraadschap, als beheerder van de waterzuiveringsinstallatie, verantwoordelijk was voor het waarborgen van de veiligheid en het voorkomen van overstromingen. De rechtbank oordeelde dat de belangen van [A] zwaarder wogen dan de maatschappelijke belangen van het Hoogheemraadschap, en dat de nadelen voor [A] onevenredig groot waren. Daarnaast werd vastgesteld dat E.W.W. onzorgvuldig had gehandeld door een kabelhaspel onbeschermd buiten te laten liggen, wat leidde tot kortsluiting en het uitvallen van de pompinstallatie. De rechtbank wees de vorderingen van [A] toe en veroordeelde het Hoogheemraadschap en E.W.W. tot betaling van de schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 362835 / HA ZA 07-470
Vonnis in hoofdzaak en vrijwaring van 28 januari 2009
in de hoofdzaak met zaaknummer / rolnummer: 362835 / HA ZA 07-470 van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[A] BEHEER B.V.,
gevestigd te Rhenen,
eiseres,
advocaat mr. J.W. van Rijswijk,
tegen
1. de publiekrechtelijke rechtspersoon
HOOGHEEMRAADSCHAP DE STICHTSE RIJNLANDEN,
zetelend te Houten,
gedaagde,
advocaat mr. V.H. Affourtit,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[B] POMPEN B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. M.M. Mac-Lean,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
E.W.W. TECHNISCHE BEDRIJVEN B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. C.M. Slangen,
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 21 november 2007, waarbij een comparitie van partijen is gelast, met de daarin genoemde processtukken en/of - handelingen,
- het proces-verbaal van comparitie van 18 maart 2008, met de daarin vermelde processtukken en/of –handelingen, waarbij de zaak is verwezen naar de rol van 2 april 2008 voor beraad,
- de doorhaling van de procedure tegen [B], op eenstemmig verzoek van partijen, op de rol van 6 augustus 2008.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
in de hoofdzaak
2.1. [A] handelt in beslag voor onder meer deuren en meubels. Zij heeft een bedrijfspand op een industrieterrein in Rhenen. In dat pand bevinden zich kantoren en magazijnen.
2.2. Het Hoogheemraadschap exploiteert een rioolwaterzuiveringsinstallatie (verder de zuiveringsinstallatie) op een terrein naast het perceel van [A]. Het terrein van het Hoogheemraadschap ligt ongeveer twee meter hoger dan het terrein van [A].
2.3. In 2004 vonden in opdracht van het Hoogheemraadschap werkzaamheden plaats aan de zuiveringsinstallatie. Het Hoogheemraadschap heeft [C] B.V. (verder [C]) ingeschakeld voor het voeren van de bouwdirectie en voor het schrijven van het bestek, waarin was vastgelegd welke werkzaamheden zouden moeten worden uitgevoerd en onder welke voorwaarden. Omdat een deel van de zuiveringsinstallatie tijdens de werkzaamheden buiten bedrijf zou worden gesteld, was in het bestek opgenomen dat een tijdelijke pompinstallatie zou worden geplaatst en dat er ook een storingsmelder diende te worden geïnstalleerd.
Daarover staat in het bestek, voor zover hier van belang, het volgende:
“82 TIJDELIJKE VOORZIENINGEN
8210 Tijdelijke pompinstallaties
(…)
821011 Aanbrengen noodpompinstallatie
De aannemer moet voor deze tijdelijke installatie de volgende onderdelen leveren, installeren en bedrijfsvaardig opleveren:
(…)
- In de (tijdelijke) schakelkast storingsmelder opnemen.
(…)
Elektrotechnische voorzieningen:
- Houten buitenopstellingskast (…) waarin aangebracht schakel- en besturingsapparatuur in kunststof kasten (…), voor het automatisch bedrijf van de tijdelijke pompinstallatie.
(…)
- Storingsmeldapparatuur.
- De aannemer moet zelf zorg dragen voor de voeding van de tijdelijke pompinstallatie.
(…)
821020 Instandhouden noodpompinstallatie
Betreft de noodpompinstallatie uit bestekspost nr 821011.
-inclusief onderhoud van de installatie.
-de aannemer moet 24 uur per dag bereikbaar zijn om eventuele storingen af te handelen en op te lossen.
-storing tevens doorbellen naar de opdrachtgever.
(…)”
2.4. Het Hoogheemraadschap heeft [D] Druten B.V. (verder [D]) als hoofdaannemer aangesteld. Deze heeft aan [B] opgedragen om de tijdelijke pompinstallatie te installeren die voorzien zou zijn van een telefonische alarmmelder. Daartoe heeft [D] aan [B] de desbetreffende pagina’s uit het bestek toegezonden.
[B] heeft in dit kader in februari 2004 onder meer twee pompen en een noodstroomvoorziening geïnstalleerd op het terrein van het Hoogheemraadschap. De noodstroomvoorziening bestond onder meer uit een aggregaat en een noodstroomaggregaat met automatische overname. Tussen het aggregaat en pompen zat een stroomverdeelkast (verder de paddenstoel).
2.5. Eveneens in 2004 voerde EWW, een elektrotechnisch bedrijf, op het terrein van het Hoogheemraadschap werktuigbouwkundige werkzaamheden uit.
2.6. Op 25 maart 2004 is aan het einde van de dag een storing opgetreden in de zuiveringsinstallatie doordat kortsluiting ontstond in de elektriciteitsvoorziening van de tijdelijke pompinstallatie. Hierdoor is een grote hoeveelheid rioolwater weggestroomd naar het bedrijfspand van [A].
2.7. Op 15 april 2005 heeft RISK Consultants (verder RISK) in opdracht van de verzekeraar van [A] een rapport van expertise uitgebracht over de overstroming. Daarin wordt de waterschade als gevolg van de overstroming berekend op EUR 84.187,= en de bedrijfsschade op EUR 13.954,=. In het rapport staat, voor zover hier van belang:
“(…)
REGRES
De eigenaar van de rioolwaterzuivering is Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (…).
Voor het voeren van de bouwdirectie heeft het Hoogheemraadschap in de arm genomen:
[C], afdeling Waterbouw en waterbehandeling
(…)Als hoofdaannemer voor het project heeft het Hoogheemraaadschap ingeschakeld:
[D]Druten Bouw B.V.
(…)
[D]Druten Bouw B.V. heeft als onderaannemer ingeschakeld:
[B] Pompen B.V.
(…)
[B] Pompen B.V. heeft de tijdelijke pompinstallatie met elektriciteitsvoorziening geplaatst. Tussen het aggregaat en de pompinstallatie heeft men een verdeelinrichting (“paddenstoel”) geplaatst. Ook heeft men, als omschreven in het bestek, de installatie voorzien van een storingsmelding. Deze heeft niet correct gefunctioneerd. Volgens mededeling heeft het bedrijf wel een storingsmelding binnen gekregen, maar kon men niet zien van welk project de storingsmelding afkomstig was.
Voor het realiseren van de werktuigbouwkundige installaties heeft het Hoogheemraadschap rechtstreeks opdracht verstrekt aan:
EWW Technische bedrijven B.V.
(…)
Medewerkers van EWW Technische bedrijven B.V. hebben op de verdeelinrichting van de tijdelijke elektriciteitsvoorziening een verlengsnoer aangesloten, Deze was volgens mededeling bedoeld voor het realiseren van een elektrische aansluiting van een schaftkeet. De haspel van dit verlengsnoer lag onbeschermd buiten, met de contactdozen naar boven gericht. Tijdens regenval is daardoor sluiting ontstaan, met het uitvallen van de pompinstallatie als gevolg.
(…)”
2.8. Op 28 oktober 2005 heeft E M N Expertise B.V. aan ING Bank Insurance Brokers, de verzekeraar van [B], een interim-rapport van expertise gezonden. Daarin staat, voor zover hier van belang:
“Relatie tussen betrokken partijen
In opdracht van het Hoogheemraadschap heeft een uitgebreide verbouwing alsmede nieuwbouw plaatsgevonden van de R.W.Z.I. Rhenen. [C], afdeling Waterbouw en Waterbehandeling, was door het Hoogheemraadschap ingeschakeld voor het voeren van de bouwdirectie, het schrijven van het bestek en dergelijke. De hoofdaannemer bij het project was [D] Druten Bouw B.V. (…)
(…)
[D] Druten Bouw B.V. heeft verzekerde ([B], rb.) ingeschakeld voor het leveren, aanbrengen en nadien weer verwijderen van een noodpompinstallatie tijdens een deel van de renovatiewerkzaamheden van de waterzuiveringsinstallatie. (…)
(…)
Evenement
Op 25 maart 2004 is de door verzekerde geleverde noodpompinstallatie uitgevallen, als gevolg waarvan het aangeboden rioolwater niet afgevoerd werd.
(…)
Oorzaak
Primair kon de waterschade bij tegenpartij ([A], rb.) ontstaan doordat de noodpompinstallatie was uitgevallen, als gevolg waarvan het aangeboden rioolwater uit een deel van de zuiveringsinstallatie niet werd weggepompt en over het terrein wegstroomde, onder ander naar tegenpartij.
De stroomvoorziening naar de noodpompinstallatie werd geleverd middels een aggregaat. Tussen het aggregaat en de pompen bevond zich een zogenoemde zwerfkast (…) met verschillende aansluitpunten voor elektrische apparaten. De besturing van de noodpompinstallatie was op deze zwerfkast van verzekerde aangesloten. Voorts bleek dat medewerkers van EWW Technische Bedrijven B.V. op deze zelfde zwerfkast een kabelhaspel hadden aangesloten, die diende als voeding voor de verwarming van de containerkeer van EWW. In deze kabelhaspel was op schadedatum volgens de informatie, die wij tot op heden ontvingen, een kortsluiting ontstaan. Als gevolg van deze kortsluiting zou de stuurspanning naar de pompen zijn uitgevallen, als gevolg waarvan de pompen ook niet meer functioneerden, De kortsluiting zou zijn ontstaan de medewerkers van EWW de haspel onbeschermd buiten hadden gelegd, met de contactdozen naar boven. Door regenval zou vervolgens sluiting in deze haspel zijn ontstaan, waardoor zeer waarschijnlijk de overspanningsbeveiliging van de zwerfkast is aangesproken en de stuurstroom van de besturing van de pompen is uitgevallen,
(…)
De noodpompinstallatie was, zoals reeds vermeld, voorzien van een telefoonmelder in geval van calamiteiten. Het uitvallen van de pompinstallatie was omstreeks 18.00 uur op schadedatum ontdekt doordat omwonenden het water hadden zien stromen. Om 18.30 uur was de het [E] van [C] hiervan op de hoogte gesteld door één van deze omwonenden, waarna door hem is gebeld met de beheerder van R.W.Z.I., de heer [F]. Deze heeft de zaak weer doorgegeven aan de heer [G], de diensthebbende storingsmonteur. De heer [G] heeft de drie toevoergemalen uitgeschakeld waardoor de aanvoer van rioolwater stopte. Dit gebeurde volgens het verslag van de heer [E] om 18.50 uur.
(…)
Op diezelfde dag had verzekerde om circa 16.30 uur een melding gekregen van de storingsmelder, onderdeel van de pompinstallatie te Rhenen. De dienstdoende monteur heeft de storingsmelder teruggebeld en geen details doorgekregen. (…)
(…)”
2.9. Op 29 november 2005 heeft EWW aan de raadsman van [A] een brief geschreven waarin staat, voor zover hier van belang:
“Betreffende uw aansprakelijkheidstelling wijzen wij deze terstond af om de volgende reden.
Wij hebben inderdaad op de RWZI Rhenen gewerkt in opdracht van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden maar hebben totaal geen enkele werkzaamheden uitgevoerd voor de noodinstallatie.
(…)
Als deze noodinstallatie op welke manier dan ook in het ongerede is geraakt en daarmee schade heeft veroorzaakt aan uw cliënte, dan moet u zich wenden tot de opdrachtgever van deze installatie c.q. de aannemer/installateur.
(…)”
3. Het geschil
3.1. [A] vordert hoofdelijke veroordeling van het Hoogheemraadschap en EWW tot betaling van EUR 98.140,58, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 april 2004 tot aan de voldoening, alsmede met de buitengerechtelijke kosten van EUR 3.000,= en de wettelijke rente daarover vanaf de dag der dagvaarding, met hoofdelijke veroordeling van het Hoogheemraadschap en EWW in de kosten van de procedure, daaronder begrepen de nakosten.
3.2. Daartoe stelt [A] het volgende. [A] heeft door de overstroming voor een bedrag van EUR 98.140,58 aan schade geleden.
Het Hoogheemraadschap is op grond van artikel 6:162 BW aansprakelijk voor deze schade aangezien hij geen, althans onvoldoende, zorg heeft besteed aan de inrichting en bewaking van de zuiveringsinstallatie. Hij heeft nagelaten een koppeling te leggen tussen de pompinstallatie en de aanvoergemalen, waardoor het uitvallen van de pompinstallatie niet heeft geleid tot het stilzetten van de aanvoergemalen. Van een zorgvuldig beheerder van een zuiveringsinstallatie mag worden verwacht dat zij alle nodige veiligheidswaarborgen inbouwt die een overstroming voorkomen. Door dit na te laten is zij aansprakelijk als een gebeurtenis die had kunnen worden vermeden zich toch voordoet.
Het Hoogheemraadschap is ook aansprakelijk op grond van artikel 6:171 BW nu hij aan een (onder)aannemer heeft opgedragen om te zorgen voor een ongestoorde bedrijfsvoering van de zuiveringsinstallatie. [D] is een niet-ondergeschikte, zelfstandige hulppersoon die een onderdeel van de bedrijfsvoering van het Hoogheemraadschap, namelijk het instandhouden van de installatie, uitvoerde. Het Hoogheemraadschap is een bedrijf als bedoeld in artikel 6:171 BW, hij zuivert immers rioolwater.
EWW is aansprakelijk omdat een van haar werknemers een kabelhaspel onbeschermd tegen weersinvloeden met de contactdozen naar boven in de open lucht heeft neergelegd en achtergelaten, waardoor kortsluiting is ontstaan die geleid heeft tot uitval van het stroomaggregaat waarop de pompinstallatie was aangesloten.
3.3. Het Hoogheemraadschap voert verweer. Dit verweer komt neer op het volgende. Het Hoogheemraadschap is niet aansprakelijk voor de fouten van [D] en/of EWW. Artikel 6:171 BW is in dit geval niet van toepassing. Dit artikel behelst een aansprakelijkheid voor niet-ondergeschikten die zijn ingeschakeld voor het uitoefenen van het bedrijf van de opdrachtgever en die zelf aansprakelijk zijn tegenover de derde voor bij die werkzaamheden begane fouten. [D] en EWW oefenden bij hun werkzaamheden voor het Hoogheemraadschap niet het bedrijf van het Hoogheemraadschap uit. Daarbij komt dat de overheid – en het Hoogheemraadschap als zodanig kan worden gekwalificeerd – geen bedrijf uitoefent in de zin van artikel 6:171 BW.
Het Hoogheemraadschap zelf valt evenmin iets te verwijten. Het aanleggen van een koppeling tussen de pompinstallatie en de aanvoergemalen is niet gebruikelijk en niet wenselijk, omdat dit het probleem zou verplaatsen. Het is bovendien duur. De aanleg en het onderhoud van het systeem van alarm- en storingsmelding behoort tot de verantwoordelijkheid van de uitvoerende aannemer. Onder deze omstandigheden behoefde het Hoogheemraadschap niet te zorgen voor een koppeling. Het Hoogheemraadschap heeft verder ook adequaat gereageerd op de melding van de storing.
Subsidiair betwist het Hoogheemraadschap de gestelde schade nu deze slechts wordt ondersteund door een niet onpartijdig expertiserapport. Ook de buitengerechtelijke kosten worden betwist.
3.4. EWW voert verweer. Dit verweer komt neer op het volgende. De kortsluiting is niet aan EWW te wijten. Zij wist niet en behoefde ook niet te weten dat de paddenstoel tussen het aggregaat en de pompinstallatie was gemonteerd en zij kon dus ook niet voorzien dat haar gedrag een overstroming tot gevolg zou hebben. Het is in de bouw gebruikelijk om gebruik te maken van elkaars paddenstoelen. EWW behoefde zich niet bewust te zijn van het risico dat zich een kortsluiting zou voordoen doordat zij gebruik maakte van de paddenstoel.
[B] had, bijvoorbeeld door een bord te plaatsen, moeten waarschuwen dat de paddenstoel niet voor algemeen gebruik was omdat hij was gemonteerd tussen het aggregaat en de noodpompinstallatie en dat een kortsluiting in het aggregaat tot uitval van de pompinstallatie zou leiden en dus tot een overstroming. Het alarmsysteem van de noodpompinstallatie werkte niet naar behoren. Er is ook sprake van een ongelukkige samenloop van omstandigheden waarvan de gevolgen voor EWW niet waren te voorzien.
Het gebruik maken van elkaars paddenstoel maakt een overstroming niet onder alle omstandigheden zo waarschijnlijk dat EWW zich daarvan had behoren te onthouden.
Doordat het Hoogheemraadschap onvoldoende toezicht heeft gehouden op de werkzaamheden van [D], heeft het handelen van [B] tot de overstroming kunnen leiden. Aldus heeft zij haar zorgplicht geschonden.
Subsidiair beetwist EWW de gestelde schade nu deze slechts wordt ondersteund door een niet onpartijdig expertiserapport. Ook de buitengerechtelijke kosten worden betwist.
4. De beoordeling
4.1. Ten aanzien van de aansprakelijkheid van het Hoogheemraadschap wordt als volgt overwogen. Vaststaat dat op de noodpompinstallatie geen sensor, of hoogwaterdetectiesysteem, met een koppeling met de aanvoergemalen was geïnstalleerd. Het Hoogheemraadschap heeft niet betwist dat een dergelijke sensor de overstroming had kunnen voorkomen. Hij heeft daarentegen aangevoerd dat aan het aanbrengen van een dergelijke sensor met koppeling nadelen zijn verbonden – het zou duur zijn en het zou het probleem verplaatsen, hetgeen naar hij stelt maatschappelijk ongewenst is – en dat ook in het normale geval (de rechtbank begrijpt: in het geval geen noodpompinstallatie is geïnstalleerd en de reguliere waterzuiveringsinstallatie in gebruik is) een dergelijke koppeling niet op de zuiveringsinstallatie is aangebracht.
Hieruit leidt de rechtbank af dat het Hoogheemraadschap bewust heeft gekozen voor het niet aanbrengen van een sensor met koppeling en heeft hij het risico van een overstroming als gevolg van het uitvallen van de noodpompinstallatie op zich genomen.
Het Hoogheemraadschap is als waterschap belast met de waterhuishouding in zijn gebied. In die hoedanigheid moet hij ervoor waken dat afvalwater niet ongezuiverd op het oppervlaktewater wordt geloosd, zulks is immers ongewenst. Aan de andere kant moet het Hoogheemraadschap zich de gerechtvaardigde belangen van zijn buren aantrekken die niet hoeven te dulden dat grote hoeveelheden rioolwater over hun erf lopen. Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat in dit geval de belangen van [A] zwaarder wegen dan het maatschappelijk belang. De nadelen voor haar zijn immers onevenredig groot, terwijl gesteld noch gebleken is dat de maatschappelijke gevolgen van het wegstromen van het ongezuiverde rioolwater naar het oppervlaktewater in dit geval onaanvaardbaar zouden zijn geweest.
Daarbij komt, zoals hierna wordt overwogen en ter comparitie is gebleken, dat het niet ongebruikelijk is om op een pompinstallatie bij een waterzuiveringsinstallatie een sensor met automatische koppeling aan te brengen. Voor zover aan het Hoogheemraadschap in deze beleidsvrijheid toekomt, geldt dat hij – indien zich de risico’s verwezenlijken die het gevolg zijn van het niet plaatsen van een dergelijke sensor – gehouden is om aan de daardoor benadeelde diens schade te vergoeden.
Ook als het Hoogheemraadschap er niet bewust voor heeft gekozen om geen sensor met koppeling aan te brengen en voor zover hij stelt dat hij erop mocht vertrouwen dat [C], [D] en [B] – die hij had belast met de verbouwing en de nieuwbouw van de zuiveringsinstallatie – voldoende voorzorgsmaatregelen zouden nemen ter voorkoming van een overstroming, geldt dat het Hoogheemraadschap aansprakelijk is. Hij is immers op grond van artikel 6:171 BW als opdrachtgever aansprakelijk voor de fouten van niet-ondergeschikten die in zijn opdracht ter uitoefening van zijn bedrijf werkzaamheden verrichten. Het betoog van het Hoogheemraadschap dat artikel 6:171 BW niet voor hem geldt, wordt niet gevolgd, nu het Hoogheemraadschap naar het oordeel van de rechtbank een bedrijf uitoefent – hij zuivert tegen betaling rioolwater – en het artikel wel van toepassing is op overheidsbedrijven. Vaststaat dat in het bestek dat [C] ten behoeve van het werk heeft opgesteld, niet is opgenomen dat in de noodpompinstallatie een sensor voor hoog water moest worden geïnstalleerd die het gemaal zou uitschakelen als het waterpeil te hoog werd. Ter comparitie is gebleken dat het niet ongebruikelijk is dat zulks wel in een bestek wordt opgenomen. Daartoe heeft [B] ter comparitie een pagina uit een vergelijkbaar bestek overgelegd waarin op dit punt het volgende staat: “In de rioolput dient een hoogwaterdetectie te worden aangebracht. Indien deze wordt aangesproken dient gemaal Honderdland te worden uitgeschakeld.” Indien het Hoogheemraadschap elk risico van een overstroming had willen uitsluiten, had het dus op zijn weg gelegen om aan [C] op te dragen in het bestek op te nemen in de noodpompinstallatie een sensor met koppeling te installeren. Nu hij dit heeft nagelaten en [C], voor wier fouten het Hoogheemraadschap op grond van artikel 6:171 BW tegenover [A] aansprakelijk is, dit niet uit zichzelf heeft gedaan, komt het risico voor zijn rekening.
De conclusie is dat het Hoogheemraadschap aansprakelijk is voor de gevolgen van de overstroming.
4.2. Niet in geschil is dat EWW een kabelhaspel op de paddenstoel heeft aangesloten en dat deze nadien met de contactdozen open en naar boven buiten heeft gelegen. Hiermee heeft EWW, althans (een van) haar werknemers, naar het oordeel van de rechtbank onzorgvuldig gehandeld. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat indien water in een contactdoos komt dit met grote mate van waarschijnlijkheid leidt tot kortsluiting. Door de contactdoos met de opening naar boven buiten te laten liggen, heeft EWW dan ook een groot risico genomen. Dat dit handelen als onzorgvuldig moet worden gekwalificeerd geldt te meer nu EWW een elektrotechnisch bedrijf is en van haar werknemers kan worden verwacht dat zij zich, meer dan anderen, bewust zijn van dit risico.
EWW heeft betwist dat de kortsluiting is ontstaan doordat in de contactdoos regenwater terecht is gekomen. Geoordeeld wordt als volgt. In het rapport van RISK wordt zonder voorbehoud regenval en kortsluiting via de kabelhaspel, die op de paddenstoel was aangesloten voor het realiseren van een elektrische aansluiting in de schaftkeet, aangewezen als oorzaak van de overstroming. EWW heeft haar verweer tegen de met het rapport van RISK onderbouwde stelling van [A] op geen enkele manier ondersteund. Zij heeft ook niet betwist dat het voorafgaand aan de overstroming heeft geregend op het terrein van het Hoogheemraadschap. Verder heeft EWW dit verweer pas ter comparitie voor het eerst gevoerd. Noch in haar brief van 29 november 2005 waarin zij de aansprakelijkheid voor de schade van de hand wees, noch in haar conclusie van antwoord heeft zij over dit punt iets aangevoerd. De rechtbank zal aan dit betoog dan ook voorbij gaan.
De betwisting van de stelling dat regenwater in de contactdozen de oorzaak was van de kortsluiting is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd, nu – zoals al is overwogen – het een feit van algemene bekendheid is dat water in een contactdoos met grote mate van waarschijnlijkheid leidt tot kortsluiting. Ook dit zal dan ook worden gepasseerd.
Voor het overige luidt het verweer van EWW dat zij niet verantwoordelijk is voor de kortsluiting omdat de gevolgen van haar handelen niet waren te voorzien. Ook dit betoog gaat, mede gelet op het voorgaande, niet op. Van werknemers van een elektrotechnisch bedrijf mag worden verwacht dat zij zorgvuldig te werk gaan als zij stroom aftappen van een paddenstoel die door een andere aannemer is geplaatst op een voor derden afgesloten werkterrein. Zij hadden niet mogen verwachten dat [B] rond de paddenstoel waarschuwingsborden zou plaatsen of het gebruik daarvan anderszins zou beletten. Dat op een noodpompinstallatie doorgaans een storingsmelder zit, geeft werknemers van EWW voorts geen vrijbrief om de contactdozen met de opening naar boven buiten te laten liggen. Hiermee hebben zij een groot risico genomen. Dit risico heeft zich verwezenlijkt. De gevolgen daarvan komen dan ook voor rekening van EWW.
4.3. Het Hoogheemraadschap en EWW hebben de door [A] gestelde schade betwist. Daartoe hebben zij erop gewezen dat [A] deze schade slechts heeft onderbouwd met het expertiserapport van RISK dat niet kan worden aangemerkt als onafhankelijk. Zij hebben deze betwisting evenwel op geen enkele manier onderbouwd. Het door [A] in het geding gebrachte expertiserapport is daarentegen helder en voldoende gedetailleerd. Er is voorts geen aanleiding om te twijfelen aan de deskundigheid van RISK op het gebied van het vaststellen van waterschade. Het verweer tegen de gestelde schade wordt dan ook gepasseerd. Het voorgaande brengt met zich mee dat de vorderingen tegen het Hoogheemraadschap en EWW zullen worden toegewezen.
De gevorderde buitengerechtelijke kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking nu [A] heeft nagelaten een omschrijving te geven van de voor haar rekening verrichte buitengerechtelijke werkzaamheden. De kosten waarvan [A] vergoeding vordert moeten dan ook worden aangemerkt als betrekking hebbend op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling wordt geacht een vergoeding in te sluiten.
Het Hoogheemraadschap en EWW hebben geen verweer gevoerd tegen de wettelijke rente. Deze zal worden toegewezen als gevorderd.
4.4. Het Hoogheemraadschap en EWW zullen als de in het ongelijk gestelde partijen worden veroordeeld in de kosten van de procedure tussen hen en [A]. Daarbij geldt dat zij ieder afzonderlijk de kosten moeten dragen van de dagvaarding die aan hen is betekend, ofwel EUR 70,85. In de kosten voor vast recht en salaris procureur zullen zij hoofdelijk worden veroordeeld. Deze kosten aan de zijde van [A] worden begroot op
- vast recht EUR 2.225,=
- salaris advocaat EUR 2.842,= (2 punten x tarief EUR 1.421,=)
Totaal EUR 5.067,=
4.5. De gevorderde veroordeling in nakosten moet worden afgewezen, nu in artikel 237 lid 4 Rv voor het verhaal van deze kosten een bijzondere procedure is voorgeschreven.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. veroordeelt het Hoogheemraadschap en EWW hoofdelijk om aan [A] te betalen een bedrag van EUR 98.140,59 (achtennegentigduizend honderd veertig euro en negenenvijftig eurocent) te vermeerderen met de wettelijke rente over het nog niet betaalde deel daarvan vanaf 1 april 2004 tot aan de dag der voldoening,
5.2. veroordeelt het Hoogheemraadschap en EWW hoofdelijk in de kosten voor vast recht en salaris procureur, aan de zijde van [A] tot op heden begroot op EUR 5.067,=,
5.3. veroordeelt het Hoogheemraadschap en EWW om ieder afzonderlijk aan [A] te betalen een bedrag van EUR 70,85 voor de kosten van de aan hen betekende dagvaarding,
5.4. verklaart dit vonnis in de hoofdzaak tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5. wijst het meer of anders gevorderde af,
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Vrakking en in het openbaar uitgesproken op 28 januari 2009.?