ECLI:NL:RBAMS:2009:BI2607
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van verzoek tot schadevergoeding na voorwaardelijk sepot in strafzaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 28 april 2009 uitspraak gedaan over een verzoek tot schadevergoeding van verzoeker, die in verzekering was gesteld. Het verzoek was ingediend op basis van artikel 89 en 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De rechtbank oordeelde dat een voorwaardelijk sepot geen einde van de zaak betekent in de zin van artikel 89 Sv. Verzoeker was op 17 juni 2008 door de officier van justitie geïnformeerd over een voorwaardelijke niet-vervolging, waarbij hij gedurende een proeftijd van twee jaar zich niet aan strafbare feiten mocht schuldig maken. Aangezien deze proeftijd nog niet was verstreken, was het niet uitgesloten dat verzoeker alsnog vervolgd zou worden. De rechtbank concludeerde dat het verzoek om schadevergoeding prematuur was ingediend, omdat de zaak nog niet definitief was afgesloten. De rechtbank verklaarde het verzoek niet-ontvankelijk, wat betekent dat verzoeker niet in zijn verzoek kon worden ontvangen. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de voorzitter en de rechters in aanwezigheid van de griffier. Verzoeker heeft het recht om binnen een maand na betekening van deze beschikking hoger beroep in te stellen.