Parketnummer: 13/524018-08 (PROMIS)
Datum uitspraak: 16 april 2009
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedatum],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres].
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 april 2009.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat
hij op of omstreeks 17 januari 2008 te Amsterdam door geweld en/of een (andere) feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld en/of een (andere) feitelijkheid
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft verdachte
- (telkens) ondanks dat die [slachtoffer] heeft gegild: "Hou op, ik wil eruit!" en/of "Laat me gaan! Ik wil dit niet!" en/of "Houd op, niet doen!" en/of
(telkens) ondanks dat die [slachtoffer] heeft gehuild en/of zich heeft verzet die [slachtoffer] in zijn taxi naar een parkeerplaats gereden en/of de portieren van die taxi (centraal) vergrendeld en/of die [slachtoffer] onder de kleding bij de borst(en) betast
en/of
die [slachtoffer] (stevig) bij de haren vastgepakt en/of het hoofd van die [slachtoffer] naar beneden geduwd/getrokken en/of die [slachtoffer] gedwongen om zijn penis in haar mond te nemen en/of het hoofd van die [slachtoffer] (meermalen) op en neer bewogen
en/of
(toen één of meer politieambtenaren aan de bestuurderszijde van die geparkeerde taxi kwamen staan) zijn arm/hand tegen de keel van die [slachtoffer] gehouden en/of haar (aldus) tegen de passagiersstoel gedrukt (gehouden) (zodat die [slachtoffer] niet weg kon komen en/of de politie niet kon waarschuwen)
en/of
die [slachtoffer] (vervolgens) naar een (andere) afgelegen parkeerplaats gereden en/of de broek van die [slachtoffer] opengemaakt en/of naar beneden getrokken en/of die [slachtoffer] (wederom) (stevig) bij de haren vastgepakt en/of het hoofd van die [slachtoffer] naar beneden geduwd/getrokken en/of die [slachtoffer] gedwongen om zijn penis in haar mond te nemen en/of het hoofd van die [slachtoffer] op en neer bewogen
en/of
is verdachte (vervolgens) uit de taxi gestapt en/of heeft verdachte aan de passagierszijde het portier geopend en/of staande naast die (nog steeds op de passagiersstoel gezeten) [slachtoffer] die [slachtoffer] wederom (stevig) bij de haren vastgepakt en/of gedwongen om zijn penis in haar mond te nemen en/of het hoofd van die [slachtoffer] op en neer bewogen
en/of
die [slachtoffer] (vervolgens) (met kracht) uit de taxi gesleurd/getrokken en/of op de achterbank gegooid en/of de broek en onderbroek van die [slachtoffer] naar beneden getrokken en/of zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of één of meer op- en neergaande bewegingen gemaakt.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Waardering van het bewijs
3.1. Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat het onder 1 ten laste gelegde feit bewezen kan worden en zij heeft een gevangenisstraf gevorderd voor de duur van 3 jaren met aftrek van voorarrest. Zij heeft de rechtbank tevens verzocht de gevangenneming van verdachte te bevelen bij de uitspraak van het vonnis. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] refereert de officier van justitie zich aan het oordeel van de rechtbank. Zij merkt daarbij op dat zij wel van mening is dat een bedrag aan schadevergoeding op zijn plaats is. De officier van justitie maakt melding van het feit dat zij het betrokken slachtoffer telefonisch heeft gesproken. Het slachtoffer heeft in dit gesprek meegedeeld bang te zijn voor verdachte en daarom niet ter terechtzitting te zullen verschijnen. Het slachtoffer heeft door het handelen van verdachte doodsangsten uitgestaan.
Er is voldoende wettig en overtuigend bewijs voor een bewezenverklaring van het feit. Ten eerste heeft het slachtoffer bij het instappen in de taxi van verdachte onderhandeld over de ritprijs. Het is onwaarschijnlijk dat een jonge vrouw na een prijs te zijn overeengekomen vervolgens aanbiedt de rit 'in natura' te betalen, temeer daar de afgesproken ritprijs slechts
€ 8,50.- bedroeg. Het is onwaarschijnlijk dat een jonge vrouw ter kwijtschelding van een dergelijk bedrag (deze) seksuele handelingen zou verrichten.
Daarnaast is verdachte ter terechtzitting niet consistent in zijn verklaringen. Zo zegt hij dat het slachtoffer tijdens de rit zou hebben aangeboden om 'in natura' te betalen, terwijl een geldbedrag was afgesproken. Onlogisch is bovendien dat verdachte het slachtoffer niet thuis heeft afgezet, maar is doorgereden, terwijl het slachtoffer hem, volgens de verklaring van verdachte, pas daarna - op het Bos en Lommerplein - zou hebben gevraagd te stoppen. Ook niet logisch is dat het slachtoffer hem niet zou hebben gezegd naar welk huisnummer hij haar diende te brengen. Verdachte heeft gesteld dat hij verwachtte dat het slachtoffer, eenmaal aangekomen in haar straat, zou aangeven waar hij precies moest stoppen om zo de rit te beëindigen. Verder heeft verdachte verklaard dat hij langs het politiebureau is gereden, terwijl het slachtoffer tegenover het politiebureau woont. Dit zou betekenen dat verdachte de woning van het slachtoffer voorbij is gereden, hetgeen eveneens onlogisch is. De verklaringen van verdachte dienen dan ook te worden gekwalificeerd als leugenachtig.
De verklaring van het slachtoffer is zeer gedetailleerd, terwijl verdachte zeer veel moeite heeft zich nog iets van het gebeuren te herinneren. Het slachtoffer heeft, nadat zij door verdachte was afgezet, ook direct alarm geslagen. Zij is diezelfde nacht nog naar het politiebureau gegaan. Het is redelijkheid niet te verklaren dat het slachtoffer eerst, zoals verdachte verklaart, lachend de auto verlaat om vervolgens, vijf à tien minuten later, huilend haar zus op te bellen met het verhaal dat zij is verkracht.
Twee politieambtenaren hebben een gedeelte van het voorgevallene waargenomen. Het slachtoffer was op dat moment echter niet in staat deze verbalisanten te waarschuwen. Door het handelen van verdachte was het slachtoffer verlamd van angst.
Het is zeer ernstig dat verdachte op geen enkele wijze spijt heeft betuigd. Verdachte heeft door zijn handelen een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. Naar de ervaring leert zal het slachtoffer nog lange tijd de nadelige psychische gevolgen ondervinden van wat haar is overkomen. Daarnaast is het verdachte aan te rekenen dat hij het in hem als taxichauffeur gestelde vertrouwen heeft beschaamd. Het is dan ook zorgelijk dat hij nog steeds werkzaam is als taxichauffeur.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte van het ten laste gelegde feit dient te worden vrijgesproken. Verdachte zou weliswaar seks met het slachtoffer hebben gehad, maar deze seks vond niet tegen de wil van het slachtoffer plaats. De verklaring van het slachtoffer is op dit punt niet geloofwaardig. Als gevolg van drankgebruik, aangeefster heeft bij de politie verklaard dat zij 10 tot 12 glazen wijn had gedronken op de avond van het voorval, is het aannemelijk dat het slachtoffer zich heeft laten meeslepen en er achteraf spijt van heeft gekregen dat zij seks met de verdachte heeft gehad. Dit kan verdachte echter niet verweten worden.
De verklaring van verdachte is op enkele punten niet consistent maar dit heeft te maken met het feit dat hij tijdens het rijden niet goed oplette. De aangeefster was op dat moment bezig met het verrichten van erotische handelingen. Dit maakt de verklaring van verdachte niet onbetrouwbaar.
Daarnaast zijn er in de verklaring van het slachtoffer vele nuanceverschillen. Zo stelt het slachtoffer in haar slachtofferverklaring dat zij rode en blauwe opgezwollen plekken over haar hele lichaam had na het gebeuren. Ook stelt zij dat verdachte grote plukken hoofdhaar met wortel en al uit haar hoofd heeft getrokken tijdens de worsteling; hierbij zouden ook haar nagels zijn gebroken. Dit is opmerkelijk nu er tijdens de aangifte bij de politie geen bemonsteringen van nagelvuil en haarwortels zijn genomen omdat aangeefster zich niet zou hebben verzet. Ook ontbreekt een doktersverklaring. Daarnaast laat het slachtoffer aan haar zus enkel een wondje op haar lip zien. Het is niet aannemelijk dat, indien er sprake was van het beschreven letsel, het slachtoffer haar zus enkel een wondje aan haar lip laat zien en geen gewag maakt van het overige, ernstigere letsel. De gebroken nagels van het slachtoffer zijn des te opmerkelijker nu het slachtoffer eerder bij de politie verklaarde dat zij haar handschoenen in de taxi nog aanhad.
De verklaring van het slachtoffer wijkt ook op belangrijke punten af van het proces-verbaal van bevindingen van de politieambtenaren. Zo verklaart het slachtoffer dat de deuren aan de voorzijde van de auto op slot zaten en niet van binnenuit opengemaakt konden worden. Na onderzoek blijkt dit echter niet mogelijk te zijn. Nadat dit geconcludeerd is, stelt het slachtoffer haar verklaring bij door bij de rechter-commissaris te verklaren dat zij te bang was de deuren te openen. Daarnaast stelt het slachtoffer dat zij ten tijde van de controle door de twee verbalisanten in haar stoel werd geduwd door verdachte. Beide verbalisanten verklaren echter, zowel in het proces-verbaal van bevindingen als bij de rechter-commissaris, dat verdachte met beide handen met zijn broek bezig was. De verbalisanten hebben verklaard dat zij het portier aan de kant van verdachte hebben geopend en met een zaklamp naar binnen hebben geschenen. Zij hebben geen enkele vorm van dwang waargenomen. De aangeefster heeft verklaard dat verdachte haar met één arm tegen de leuning van haar stoel heeft geduwd, dat hij het portier heeft geopend, een gebaar met zijn vinger heeft gemaakt om aan te geven dat zij stil moest zijn en zijn kruis heeft bedekt. Deze handelingen kunnen niet allemaal op hetzelfde moment hebben plaatsgevonden.
Zowel verdachte als slachtoffer verklaren, onafhankelijk van elkaar, dat sprake is geweest van de vraag de seks in het huis van het slachtoffer af te maken. Dit is een zeer merkwaardige vraag indien zojuist een verkrachting heeft plaatsgevonden.
Na afloop van het voorgevallene, belt het slachtoffer haar zus. Pas op aangeven van haar zus heeft het slachtoffer gezegd dat zij verkracht is. De zus legt het slachtoffer de woorden in de mond door te vragen: "Ben je verkracht?" Het slachtoffer bevestigt dit, maar wil geen aangifte doen. De zus belt dan de politie en dwingt het slachtoffer hiermee aangifte te doen. Dan is er geen weg terug voor het slachtoffer en volhardt zij in haar verklaring.
Bij de fotoconfrontatie herkent de aangeefster verdachte niet. Zij verklaart dat hij er zeker niet bij zit. Dit is zeer merkwaardig. Daarnaast heeft zij verklaard dat de taxi grijs van kleur was. In werkelijkheid was de taxi knalrood. Tevens heeft zij verklaard dat de binnenkant van de taxi zwart was. Deze was lichtgrijs. Misschien was dit voor haar een manier om verdachte niet verder te belasten.
Verder is merkwaardig dat het slachtoffer niets heeft gezegd toen de politie de auto van verdachte controleerde. Niet logisch zou het bovendien zijn indien verdachte, nadat hij was gecontroleerd door de politie, nog verder zou zijn gereden met het slachtoffer om haar, zoals zij heeft verklaard, wederom aan te randen of te verkrachten.
Concluderend stelt de verdediging zich op het standpunt dat de aangeefster achteraf spijt heeft gekregen, er geen weg meer terug was nadat haar zus voor haar de politie had gebeld en zij vervolgens een valse aangifte heeft afgelegd.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde niet bewezen, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.
Vast staat dat er de bewuste avond seksueel contact tussen verdachte en aangeefster is geweest. De vraag is of aangeefster tot dit contact is gedwongen. In die richting wijzen de verklaring van aangeefster en het gegeven dat zij kort na thuiskomst in emotionele toestand haar zus belt. Voor het overige ontbreekt echter bewijs voor de aanwezigheid van dwang.
Zo zijn in de taxi waar de seks heeft plaatsgevonden, geen sporen van dwang aangetroffen. In de taxi is DNA-onderzoek verricht. Hierbij is geen haar van aangeefster aangetroffen, terwijl zij heeft verklaard dat verdachte verscheidene malen hard aan haar haren heeft getrokken, daarbij zelfs, blijkens de slachtofferverklaring, plukken haar uit haar hoofdhuid trekkend. Ook op het lichaam van aangeefster zijn geen sporen van dwang, bijvoorbeeld in de vorm van letsel, waargenomen. Aangeefster stelt in haar slachtofferverklaring wel letsel te hebben opgelopen, maar deze stelling vindt geen steun in het dossier.
Van belang is voorts dat de twee verbalisanten, die getuige zijn geweest van een deel van de seksuele gedragingen die zich in de taxi hebben afgespeeld, geen enkele vorm van dwang hebben geconstateerd, terwijl zij getraind zijn op het waarnemen strafbare handelingen.
Na de tussenkomst van deze verbalisanten is verdachte naar een andere plaats gereden. Hier zijn wederom seksuele handelingen verricht. De rechtbank acht het niet aannemelijk dat verdachte, indien sprake zou zijn van dwang, zijn handelingen voortzet na ´betrapt´ te zijn door twee politieambtenaren. Bij een eventuele aangifte zou verdachte immers direct in beeld komen.
Gelet op het voorgaande in combinatie met de ontkennende verklaring van verdachte, heeft de rechtbank niet de overtuiging bekomen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.
Ten aanzien van de benadeelde partij
Nu aan verdachte - zonder toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht - geen straf of maatregel is opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij, [slachtoffer], in haar vordering niet ontvankelijk is.
Verklaart het ten laste gelegde feit niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de benadeelde partij, [slachtoffer], niet ontvankelijk is in haar vordering.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.M.J. Quaedvlieg, voorzitter,
mrs. J.L. de Vries en B. Langendoen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Bakker, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 april 2009.