ECLI:NL:RBAMS:2009:BH7439
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Wrakingsverzoek tegen kantonrechter niet-ontvankelijk verklaard wegens te late indiening
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 10 februari 2009 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van een kantonrechter, ingediend door verzoekers op 15 januari 2009. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op de stelling dat verzoekers op 4 mei 2001 aangifte hadden gedaan tegen de rechter wegens verduistering en valsheid in geschrifte, en dat de officier van justitie nooit had gereageerd. Hierdoor waren er twijfels over de onpartijdigheid van de rechter, die volgens verzoekers ook had gelogen over het geven van zijn naam. De rechtbank oordeelde dat het verzoek tot wraking niet tijdig was ingediend, aangezien verzoekers op 18 december 2008 op de hoogte waren geraakt van de toewijzing van hun zaak aan de rechter. De rechtbank benadrukte dat volgens artikel 37, lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering een verzoek tot wraking onmiddellijk moet worden ingediend zodra de feiten bekend zijn. Aangezien verzoekers hun verzoek pas meer dan een maand later indienden, verklaarde de rechtbank hen niet-ontvankelijk in hun verzoek. De rechtbank merkte ook op dat er in het verzoek en de bijgevoegde stukken geen gronden waren te vinden voor toewijzing van het verzoek tot wraking. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier en de betrokken partijen.