ECLI:NL:RBAMS:2009:BH6681

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
391908 - HA ZA 08-629
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verklaring van een derde-beslagene in een civiele procedure met betrekking tot een vordering

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam werd behandeld, betreft het een verklaring van een derde-beslagene, Nemaco B.V., in het kader van een executoriaal beslag dat door Pegroam B.V. was gelegd. De procedure is gestart naar aanleiding van een vonnis in kort geding van 17 juni 1982, waarbij [A] sr. was veroordeeld om een bedrag aan Bouw- en Exploitatiemaatschappij Bouwplan B.V. te betalen. Pegroam, als rechtsopvolger van Bouwplan, heeft op 28 mei 2002 beslag gelegd op vorderingen die [A] sr. op Nemaco mocht hebben. Nemaco heeft in een gerechtelijke verklaring gesteld dat er geen betalingsverplichting bestaat jegens [A] sr., maar Pegroam betwist dit en eist aanvulling van de verklaring.

De rechtbank heeft de feiten en de procedure zorgvuldig onderzocht. Het vonnis van 25 februari 2009 concludeert dat, hoewel Nemaco stelt dat er geen vergoeding verschuldigd is aan [A] sr., op grond van artikel 479a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering aangenomen moet worden dat er een redelijke vergoeding verschuldigd is voor de werkzaamheden die [A] sr. als bestuurder heeft verricht. De rechtbank heeft vastgesteld dat [A] sr. tot en met 2000 een vergoeding ontving, maar dat hij in 2000 heeft besloten om geen vergoeding meer te vragen. De rechtbank oordeelt dat, gezien de omstandigheden, er toch een redelijke vergoeding verschuldigd is, en stelt deze vast op € 45.378,00 per jaar, met een totaalbedrag van € 363.024,00 over de jaren na 2000.

De rechtbank heeft Nemaco veroordeeld tot betaling van de verschuldigde bedragen aan Pegroam, inclusief wettelijke rente en proceskosten. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en ondertekend door mr. A.W.H. Vink.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 391908 / HA ZA 08-629
Vonnis van 25 februari 2009
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PEGROAM B.V.,
gevestigd te Zwijndrecht,
eiseres,
advocaat mr. T.W. Jaburg,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NEMACO B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. M. Deckers.
Partijen zullen hierna Pegroam en Nemaco worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 7 mei 2008 waarbij ambtshalve een comparitie van partijen is gelast,
- de akte houdende producties zijdens Pegroam,
- het proces-verbaal van comparitie van 19 augustus 2008 en de daarin genoemde stukken,
- de akte houdende gerechtelijke verklaring ex artikel 477a lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) zijdens Nemaco,
- de antwoordakte houdende betwisting van de gerechtelijke verklaring zijdens Pegroam,
- de akte houdende vermeerdering van eis zijdens Pegroam,
- de antwoordakte zijdens Nemaco,
- het proces-verbaal van voortzetting van comparitie van 14 januari 2009.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Bij vonnis in kort geding van 17 juni 1982 (hierna: het vonnis), gewezen tussen Bouw- en Exploitatiemaatschappij Bouwplan B.V. (hierna: Bouwplan) als eiseres en Apollonia Charters Ltd. en [A] sr. als gedaagden, is [A] sr. bij verstek veroordeeld om aan Bouwplan te betalen de som van NFL 110.025,62 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding, alsmede in de kosten van het geding, aan de zijde van Bouwplan tot aan de uitspraak begroot op NFL 1.141,10 (hierna: de vordering).
2.2. Op 7 mei 1985 heeft Bouwplan de vordering op [A] sr. gecedeerd aan Pegroam.
2.3. Op 28 mei 2002 heeft Pegroam tot verhaal van de vordering executoriaal derdenbeslag doen leggen onder Nemaco op - onder meer - vorderingen die [A] sr. op Nemaco mocht hebben of uit hoofde van een op dat moment reeds bestaande rechtsverhouding nog zal verkrijgen (hierna: het beslag).
2.4. Op 23 november 2007 heeft Nemaco, desverzocht door Pegroam, op de voet van artikel 476a Rv verklaard dat het beslag geen doel heeft getroffen.
2.5. De in het handelsregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken te Amsterdam opgenomen bedrijfsomschrijving van Nemaco luidt:
De aan- en verkoop en exploitatie van onroerende goederen, alsmede het houden van aandelen in vennootschappen.
In de periode van 2003 tot en met 2005 had Nemaco vijf tot zeven medewerkers, dertien dochterondernemingen. Het gemiddelde netto omzetresultaat van Nemaco over die periode bedroeg € 3.367.727,00.
2.6. [A] sr. is in ieder geval vanaf 1 november 1998 tot en met heden zelfstandig bevoegd bestuurder geweest van Nemaco. Van 1 november 1998 tot 30 juni 2004 was daarnaast ook [B] bestuurder van Nemaco, doch deze was niet zelfstandig vertegenwoordigingsbevoegd.
Van 30 juni 2004 tot 24 april 2006 was [A] sr. enig bestuurder van Nemaco. Sedert 24 april 2006 is, naast [A] sr., ook [A] jr. zelfstandig bevoegd bestuurder van Nemaco.
2.7. In artikel 10.4. van de statuten van Nemaco is bepaald dat de bezoldiging van de directeuren, hun overige arbeidsvoorwaarden, waaronder begrepen een eventueel winstrecht, alsmede de verdere bijzonderheden en voorwaarden omtrent de aanstelling, worden vastgesteld door de algemene vergadering van aandeelhouders.
2.8. Blijkens de jaarrekening 2000 van Nemaco is aan haar bestuurders over 2000 een bedrag van NFL 200.000,00 aan bezoldiging betaald. [A] jr. ontvangt, middels zijn persoonlijke B.V., thans een managementvergoeding van € 100.000,00 per jaar.
3. De verklaringsprocedure ex artikel 477a Rv
3.1. Pegroam betwist en eist aanvulling van de verklaring van Nemaco en heeft daartoe Nemaco op de voet van artikel 477a lid 2 Rv gedagvaard en - na eiswijziging - gevorderd dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. Nemaco zal veroordelen tot het doen van een gerechtelijke verklaring, voorzien van op de periode vanaf beslaglegging betrekking hebbende:
a. notulen en besluiten van de algemene vergadering van aandeelhouders van Nemaco met betrekking tot de bezoldiging van de bestuurders;
b. rekening en verantwoording met betrekking tot de bezoldiging van de bestuurders van Nemaco;
c. rekening en verantwoording van de salarisverplichtingen en sociale lasten betreffende alle werknemers van Nemaco;
d. aangiften en aanslagen op grond van de Wet op de Loonbelasting met betrekking tot [A] sr.;
zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag tot een maximum van € 100.000,00, althans tot het doen van een gerechtelijke verklaring voorzien van de tot staving dienende bescheiden, met inachtneming van hetgeen Pegroam in de dagvaarding heeft gesteld;
II. Nemaco zal veroordelen tot betaling of afgifte aan Pegroam van - kort gezegd - hetgeen Nemaco aan [A] sr. blijkens de gerechtelijke verklaring verschuldigd is of verschuldigd zal worden, althans;
op de voet van artikel 479a Rv de vergoeding, die Nemaco vanaf de dag van beslaglegging aan [A] sr. verschuldigd is vaststelt op € 200.000,00 per jaar, althans op een in goede justitie te bepalen bedrag, met veroordeling van Nemaco tot betaling aan Pegroam van hetgeen zij aldus van [A] sr. onder zich heeft,
telkens tot het bedrag dat Pegroam op grond van het vonnis van [A] sr. heeft te vorderen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der beslaglegging tot aan de dag der algehele voldoening;
III. Nemaco veroordeelt in de kosten van het geding.
3.2. Nemaco heeft vervolgens een akte houdende gerechtelijke verklaring als bedoeld in artikel 477a lid 2 Rv genomen. Deze verklaring houdt voor zover van belang het volgende in:
“(…) verklaart Nemaco dat er tussen haar en [A] geen enkele rechtsverhouding bestaat of heeft bestaan, uit hoofde waarvan [A] op het tijdstip van het beslag nog iets van Nemaco had te vorderen, nu te vorderen heeft of nog te vorderen kan krijgen. Er is geen sprake van enige betalingsverplichting uit hoofde van een overeenkomst tot geldlening, een overeenkomst van opdracht, een arbeidsovereenkomst of een rekening-courantverhouding.
Ter staving van deze verklaring voert Nemaco het volgende aan en hecht zij de volgende kopieën van bewijsstukken aan deze verklaring.
[A] verricht de laatste jaren (na 2000) slechts zeer beperkte werkzaamheden voor Nemaco. [A] en Nemaco zijn daarom overeengekomen dat [A] niet langer een vergoeding krijgt van Nemaco. Dit in tegenstelling tot eerdere jaren. Omdat Nemaco en [A] in onderling overleg hebben besloten dat [A] niet langer een vergoeding zou krijgen, zijn er geen besluiten van de algemene vergadering van aandeelhouders waarin het niet langer toekennen van een vergoeding vastligt.
Voor zover Nemaco hiervan op de hoogte is, speelt voor [A] bij zijn keuze om niet langer een vergoeding te vragen voor zijn werkzaamheden voor Nemaco, eveneens mee dat hij inmiddels buitenlands ingezetene is en [A] uit dien hoofde geen inkomsten in Nederland wil genieten.
Ter nadere onderbouwing van haar standpunt dat Nemaco niet verschuldigd is aan [A], voegt Nemaco als Bijlage 1 bij deze akte de verklaring van de belastingadviseur van Nemaco.
(…)”.
3.3. Op hetgeen partijen over en weer hebben gesteld wordt - voor zover van belang - hierna nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Nemaco heeft - kort gezegd - gesteld dat tenuitvoerlegging van het vonnis onrechtmatig is gelet op de aan dat vonnis klevende formele en materiële gebreken en dat [A] sr. tegen die tenuitvoerlegging verzet zou moeten doen. Voorts heeft Nemaco vraagtekens geplaatst bij de formele en materiële geldigheid van de cessie van de vordering van Bouwplan aan Pegroam. Deze stellingen zien evenwel op de verhouding tussen [A] sr., Pegroam en Bouwplan en kunnen Nemaco reeds daarom niet baten.
4.2. Partijen worden in de kern verdeeld gehouden over de vraag of Nemaco aan [A] sr. uit hoofde van zijn bestuurderschap ten tijde van de beslaglegging dan wel daarna, een bezoldiging of vergoeding verschuldigd was, dan wel op de voet van artikel 479a Rv geacht moet worden een dergelijke vergoeding verschuldigd te zijn.
4.3. Pegroam vordert daartoe primair dat Nemaco haar verklaring aanvult met bescheiden waaruit kan blijken welke vergoeding ten tijde van en na beslaglegging aan [A] sr. verschuldigd was. Nemaco heeft daartegenover gesteld dat zij informeel met [A] heeft afgesproken dat hij na 2000 geen vergoeding meer zou krijgen voor zijn werkzaamheden en dat daarbij meespeelde dat [A] sr. in Nederland geen inkomen meer wilde genieten.
Nemaco heeft vervolgens betoogd dat om die reden de onder a., b. en d. verzochte bescheiden niet bestaan en dat van haar, in verband met de bescherming van de privacy van haar medewerkers, niet kan worden verlangd dat de zij de onder c. gevorderde bescheiden overlegt.
4.4. De rechtbank is van oordeel dat Pegroam tegenover het aldus door Nemaco gestelde onvoldoende concrete feiten en omstandigheden heeft gesteld waaruit volgt dat [A] sr. na 2000 nog een vergoeding van Nemaco heeft ontvangen voor de door hem verrichte bestuurderswerkzaamheden, zodat evenmin kan worden aangenomen dat Nemaco beschikt over de onder a., b. en d. gevorderde bescheiden. Verder moet, mede in het licht van het voorgaande, met Nemaco worden aanvaard dat het gerechtvaardigde belang van de medewerkers van Nemaco bij bescherming van hun persoonlijke levenssfeer er aan in de weg staat dat de onder c. gevorderde bescheiden aan Pegroam worden verstrekt. De eis tot aanvulling van de verklaring zal dan ook worden afgewezen.
4.5. Vervolgens is aan de orde of op de voet van artikel 479a Rv moet worden aangenomen dat Nemaco aan [A] sr. desalniettemin een redelijke vergoeding verschuldigd is voor door hem als bestuurder verrichte werkzaamheden.
Artikel 479a Rv bepaalt dat ingeval een schuldeiser voor een vordering verhaal zoekt op een schuldenaar, die om niet of tegen een onevenredig lage vergoeding geregeld werkzaamheden of diensten voor een derde verricht waarvan de aard en omvang zodanig zijn dat zij gewoonlijk slechts tegen betaling worden verricht, ten behoeve van die schuldeiser wordt aangenomen dat daarvoor een redelijke vergoeding verschuldigd is. In het tweede lid is bepaald dat bij de beoordeling van de vraag, of het in het vorige lid bedoelde geval zich voordoet, en, zo ja, welke vergoeding als redelijk aangenomen moet worden, alle omstandigheden van het geval in aanmerking moeten worden genomen, in het bijzonder de aard van de verrichte werkzaamheden of diensten, de betrekkingen van verwantschap of van andere aard tussen de schuldenaar en de derde en de financiële draagkracht van deze laatste.
4.6. Vast staat dat [A] sr. op het moment van beslaglegging op 28 mei 2002 enig zelfstandig bevoegd bestuurder was van Nemaco en dat hij uit dien hoofde ook de daarbij behorende werkzaamheden ten behoeve van Nemaco verrichtte. Van 30 juni 2004 tot 24 april 2006 was hij zelfs de enige bestuurder van Nemaco. In het algemeen is het gebruikelijk dat de enig zelfstandig bevoegd bestuurder van een vennootschap die een onderneming drijft met een omvang als die van Nemaco, voor zijn werkzaamheden een vergoeding krijgt. Dit was en is ook bij Nemaco gebruikelijk. Uit de verklaring van Nemaco volgt immers dat [A] sr. tot en met 2000 voor zijn werkzaamheden als enig zelfstandig bevoegd bestuurder ook daadwerkelijk een vergoeding ontving, maar dat hij in 2000 heeft gekozen niet langer een vergoeding te vragen voor zijn werkzaamheden, waarna men in 2000 is overeengekomen geen vergoeding meer uit te betalen. Ook [A] jr. ontvangt thans een vergoeding voor zijn werkzaamheden als bestuurder. Tussen partijen is voorts niet in geschil dat het bestuur van Nemaco - waaronder [A] sr.- in 2000 een bedrag van NFL 200.000,00 aan bezoldiging heeft ontvangen.
Vervolgens is van belang dat [A] jr., als bestuurder van Nemaco, ter comparitie heeft verklaard dat [A] sr. ook thans nog werkzaamheden verricht ten behoeve van Nemaco. Zo vindt wel eens overleg plaats tussen [A] jr. en [A] sr., komt [A] sr. ongeveer een keer in de twee maanden voor twee of drie dagen naar Nederland en tekent hij dan wel eens een stuk en gaat hij wel eens naar een receptie, waarbij [A] jr. opmerkt dat deze taakverdeling niet anders was voordat hij in 2006 medebestuurder werd.
4.7. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat moet worden aangenomen dat Nemaco aan [A] sr. voor de door hem ten tijde van en na beslaglegging als haar bestuurder verrichte werkzaamheden en diensten, een redelijke vergoeding verschuldigd is. De rechtbank stelt deze vergoeding, gelet op de omvang van de door Nemaco gedreven onderneming, het gewicht van de daarbij behorende verantwoordelijkheden van de (deels) enig bestuurder en de omvang van de voor vergelijkbare werkzaamheden in 2000 door twee bestuurders - waaronder [A] sr. - ontvangen vergoeding, vast op € 45.378,00 (NFL 100.000,00) per jaar, welke vergoeding moet worden geacht verschuldigd te zijn over elk kalenderjaar na 2000. Het beslag heeft in zoverre doel getroffen. Nu inmiddels acht kalenderjaren zijn verstreken stelt de rechtbank de omvang van de vorderingen die [A] sr. op Nemaco had en heeft gekregen uit hoofde van de op het moment van beslaglegging reeds bestaande rechtsverhouding vast op een bedrag van in ieder geval € 363.024,00.
4.8. Uit het voorgaande volgt dat de vordering onder II. als na te noemen toewijsbaar is. De rechtbank stelt het bedrag dat aan Pegroam toekomt op de voet van artikel 477 lid 2 Rv, uitgaande van de onbetwist gebleven inhoud van het beslagexploot van 28 mei 2002, vast op de som van de volgende bedragen:
a. € 49.927,45, zijnde het bedrag van de in het vonnis toegewezen hoofdsom;
b. € 45.378,01, zijnde het tot 3 april 2002 gekweekte bedrag aan wettelijke rente over het in het vonnis toegewezen hoofdsom;
c. wettelijke rente over deze bedragen vanaf 3 april 2002 tot de dag der algehele voldoening;
d. € 97,24, zijnde het bedrag aan kosten van (betekening van) het beslagexploot van 28 mei 2002;
e. € 55,18, zijnde het bedrag aan kosten van overbetekening van het proces-verbaal van het beslagexploot van 28 mei 2002 aan [A] sr.
4.9. Nemaco zal worden veroordeeld om aan de deurwaarder te betalen de som van voornoemde bedragen ad € 95.457,88, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 april 2002 over € 95.305,46 (€ 49.927,45 + € 45.378,01) en de onbetwist gevorderde wettelijke rente vanaf 28 mei 2002 over € 152,42 (€ 97,24 + € 55,18), telkens tot aan de dag der voldoening.
4.10. Nemaco zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het geding worden veroordeeld, aan de zijde van Pegroam tot heden begroot op:
- dagvaarding 71,80
- vast recht 254,00
- salaris advocaat 1.356,00 (3 punten, tarief II)
Totaal € 1.681,80
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. stelt het bedrag dat aan Pegroam toekomt vast op de som van de in rechtsoverweging 4.8. sub a. tot en met e. genoemde bedragen,
5.2. veroordeelt Nemaco te betalen aan de deurwaarder € 95.457,88 (vijfennegentigduizend vierhonderd zevenenvijftig euro en achtentachtig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente over € 95.305,46 vanaf 3 april 2002 tot aan de dag der voldoening en over € 152,42 vanaf 28 mei 2002 tot aan de dag der voldoening,
5.3. veroordeelt Nemaco in de kosten van het geding, aan de zijde van Pegroam tot heden begroot op € 1.681,80 (eenduizend zeshonderd eenentachtig euro en tachtig cent),
5.4. verklaart de veroordelingen onder 5.2 en 5.3 uitvoerbaar bij voorraad,
5.5. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.W.H. Vink en in het openbaar uitgesproken op 25 februari 2009.?