Parketnummer: 13/437467-08
Datum uitspraak: 5 februari 2009
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres], gedetineerd in het Huis van Bewaring "Demersluis" te Amsterdam.
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 januari 2009.
Aan verdachte is telastegelegd, zoals is omschreven in de dagvaarding en de vordering wijziging telastelegging toegewezen ter terechtzitting van 22 januari 2009, dat:
hij op of omstreeks 22 oktober 2008 te Amsterdam, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen horloges en/of sieraden, in elk geval (waardevolle) juwelen, geheel of ten dele toebehorende aan [juwelier 1] (perceel [adres]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [persoon 1] en/of [persoon [persoon 3] en/of een of meer ander(en), te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan dat misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, hij met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen,
- met een personenauto (Volkswagen Golf, kenteken [kenteken]) (met hoge snelheid) tegen de gevel van de winkel [juwelier 1] is gereden en/of
- (vervolgens) met een of meer (vuur)wapen(s), in elk geval (een) op een vuurwapen gelijkend voorwerp(en), in de hand uit de personenauto is gestapt en/of
- de/het (vuur)wapen(s), in elk geval (een) op een vuurwapen gelijkend voorwerp(en), op [persoon 2] en/of [persoon 1] heeft gericht en/of gericht heeft gehouden en/of
- (daarbij) de/het vuurwapen(s) door heeft geladen,
terwijl de uitvoering van genoemd misdrijf niet is voltooid;
Artikel 45 juncto 312 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 22 oktober 2008 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer wapens van categorie III, te weten een pistool (merk CZ, kaliber 7.65 millimeter Br., serienummer C23157), en/of munitie van categorie III, te weten vijf, in elk geval een of meer, patronen van kaliber 7.65 millimeter, en/of een wapen van categorie II, te weten een stroomstootwapen, voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
Artikel 26 lid 1 Wet wapens en Munitie
hij op of omstreeks 27 augustus 2008 te Weert, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen (in totaal 330) horloges en/of sieraden, in elk geval (waardevolle) juwelen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [juwelier 2] (perceel [adres]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [persoon 4] en/of een of meer ander(en), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en),
dat hij verdachte en/of zijn mededader(s) een (vuist)hamer, althans enig voorwerp, dicht bij het gezicht van die [persoon 4] heeft/hebben gehouden en/of die hamer, althans dat voorwerp dreigend, (in de richting van die [persoon 4]) omhoog heeft/hebben gehouden en/of met een of meer (vuist)hamer(s), althans voorwerpen, een of meer vitrines heeft/hebben ingeslagen;
artikel 312 jo 47 Wetboek van Strafrecht
3. Waardering van het bewijs
De raadsvrouw heeft verzocht verdachte vrij te spreken van het onder 1 telastegelegde en heeft daartoe – kort gezegd – het volgende aangevoerd. Niet kan worden vastgesteld dat de scooter die door de daders van de poging tot overval in de P.C. Hooftstraat bij de vlucht is gebruikt en de scooter die door getuige [getuige 1] is gezien op de Stadhouderskade dezelfde scooter is als de scooter van medeverdachte [medeverdachte]. Volgens medeverdachte had zijn scooter een kenteken terwijl getuige [getuige 2], die de bij het feit gebruikte scooter op de PC Hooftstraat zou hebben gezien, heeft verklaard dat die scooter geen kenteken had. Evenmin kan worden gezegd dat de scooter die door getuige [getuige 3] op de Weesperzijde is gezien, de scooter is van medeverdachte. De verklaring van [getuige 3] is onbruikbaar voor het bewijs aangezien zij bij de foslo-confrontatie niet de twee verdachten heeft herkend, maar twee andere personen heeft aangewezen. Voorts heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de getuige [getuige 1] heeft verklaard dat de scooter die hij op de Stadhouderskade, zag zilverkleurig was, terwijl de scooter van verdachte dat niet was. Tot slot heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verschillende getuigen hebben verklaard dat één van de overvallers iets, dat een wapen zou zijn, in zijn linkerhand had, terwijl verdachte rechtshandig is.
De rechtbank verwerpt alle verweren en overweegt daartoe als volgt.
Aangeefster [persoon 1] (p. 108 e.v.), manager van [juwelier 1] ([adres] te Amsterdam) heeft verklaard dat zij op 22 oktober 2008 een auto op de etalage van [juwelier 1], waar horloges en sieraden worden verkocht, zag inrijden. Op dat moment waren de schoonmaakster en de beveiliger ook in de winkel. Zij zag twee mannen met zwarte kleding naast de auto staan. Zij hadden bivakmutsen op en hadden elk een pistool in de hand. Eén van de daders deed de slede van het pistool naar achteren en richtte het pistool op haar. Deze dader gebaarde dat zij de deur open moest doen. De andere dader richtte zijn pistool op de beveiliger. Deze verklaring wordt bevestigd door beveiliger en aan [persoon 2] (p. 113 e.v.). Hij heeft eveneens verklaard over het doorladen van het wapen en voorts dat de auto een rode Volkwagen Golf was. Schoonmaakster [persoon 3] heeft verklaard dat zij een auto tegen de gevel hoorde knallen en een man met een bivakmuts zag, waarop zij naar de wc is gerend (p. 3). Bovenstaande heeft plaats gevonden om omstreeks 10:05 uur (p. 108 en 364).
De getuige [getuige 4] (p. 59 e.v. en p. 287 e.v.) heeft verklaard dat zij rond 10:00 uur bij de Honthorststraat werd ingehaald door een scooter met daarop twee jongens met donkere kleding. De passagier droeg een grote zwarte tas op zijn rug. De scooter werd stilgezet bij de plakzuil. De politie heeft getuige [getuige 5] (p. 7 e.v.) gehoord, die heeft verklaard dat hij op de Honthorststraat een man richting de P.C. Hoofstraat had zien lopen met een vuurwapen en een zwarte bivakmuts met een wit randje. De man liep naar de juwelier waar de rode Golf stond en liep daar heen en weer, waarbij hij het vuurwapen liet zien. De getuige zag vervolgens de daders terugrennen naar de peperbus op de Honthorststraat en wegrijden op een zwarte scooter. De getuige [getuige 2] (p. 54 e.v.) heeft verklaard dat hij twee jongens op een scooter zag wegrijden nadat de auto tegen de pui was aangereden. Deze scooter stond bij de peperbus in de Honthorststraat en had geen kentekenplaat.
Om 10:12 uur heeft de centrale meldkamer (p. 364 e.v.) de melding gekregen dat een man twee jongens op een scooter met hoge snelheid over de Stadhouderskade in oostelijke richting heeft zien rijden. Zij dragen donkere kleding en een donkere sporttas. De melder was getuige [getuige 1], die bij de politie heeft verklaard (p. 193 e.v.) dat hij een scooter met hoge snelheid over de Stadhouderskade uit de richting van het Rijksmuseum in de richting van de Van Woustraat zag rijden. Dat was ter hoogte van het Weteringcircuit. Hij zag dat de passagier van de scooter een vuurwapen in zijn hand had en daarmee zwaaide. De rechtbank overweegt dat de tijd die is gelegen tussen de poging tot overval op de P.C. Hoofstraat en het waarnemen van een scooter op de Stadhouderskade, gelijk kan zijn aan de tijd die nodig is om met een scooter de afstand tussen genoemde plaatsen af te leggen.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de verklaringen van getuige [getuige 1] over de kleur van de scooter het volgende. Blijkens de melding (p. 364) heeft [getuige 1] verklaard dat de scooter die hij heeft gezien, zilverkleurig was. In zijn verklaring bij de politie (p. 194) heeft de getuige dit in zoverre genuanceerd, dat hij zag dat de kap en het stuur zilverkleurig waren en dat het zadel donker was. De rechtbank overweegt dat dus niet kan worden vastgesteld dat de scooter die [getuige 1] heeft gezien, volledig grijs of zilverkleurig was. Terzijde overweegt de rechtbank dat, zoals is te zien op de foto met nummer 27 (p. 597), de kap van de scooter van medeverdachte, die met zwarte verf is overgespoten, vanuit een bepaald gezichtspunt kan worden beoordeeld als zilvergrijs.
Vervolgens is om 10:16 uur de melding binnengekomen dat op de Weesperzijde een scooter met twee jongens met hoge snelheid kwam aanrijden (p. 365). De rechtbank overweegt ook hier dat de tijd die is gelegen tussen de waarneming van getuige [getuige 1] ter hoogte van het Weteringcircuit en het waarnemen van een scooter op de Weesperzijde, gelijk kan zijn aan de tijd die nodig is om met een scooter de afstand tussen genoemde plaatsen af te leggen. De getuige [getuige 3] (p. 208 e.v.) heeft verklaard dat zij een zwarte scooter met hoge snelheid meerdere keren langs haar woning aan de Weesperzijde zag rijden. Er zaten twee jongens op met donkere – de getuige denkt zwarte – jacks en de passagier had een grote, donkere, nylon sporttas om. Ze zagen er paniekerig uit. De scooter reed uiteindelijk de hoek om. De getuige zag dezelfde jongens op de scooter aan de achterzijde van haar woning door de binnentuin rijden, waar ze met de scooter een boxruimte, die behoort bij de woningen aan de Eerste Oosterparkstraat, in gingen. Mede naar aanleiding van de verklaring van een buurman heeft de politie uiteindelijk verdachte en zijn medeverdachte aangehouden, nadat die bij het zien van de politie waren weggevlucht.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij met zijn medeverdachte op de scooter was gaan rijden die ochtend. Hij heeft verklaard dat hij daarbij een zwarte jas droeg, die hij heeft uitgedaan en achtergelaten in de box van medeverdachte toen zij de scooter terug in de box zetten.
Gelet op al het bovenstaande in samenhang bezien, acht de rechtbank de kans slechts theoretisch dat de scooter met daarop twee jongens met een tas, die getuige [getuige 3] over de Weesperzijde heeft zien rijden, een andere scooter was dan de scooter met verdachte en zijn medeverdachte. Om die reden is de rechtbank van oordeel dat de herkenning bij de foslo-confrontatie van getuige [getuige 3] van twee andere personen dan verdachte en zijn medeverdachte, niet aan de bruikbaarheid van de verklaringen van [getuige 3] en een bewezenverklaringen in de weg hoeft te staan.
De politie heeft in de box van medeverdachte een zwarte bromfiets aangetroffen, waarvan de uitlaat nog warm was (p. 23). In de buddyseat van de bromfiets zat een tasje met daarin een bivakmuts, een stroomstootwapen, een pistool en een hamer (p. 198). De slede van het pistool stond naar achteren. In de box werden verder nog een bivakmuts en twee zwarte jassen gevonden (p. 30). Eén van deze bivakmutsen had een licht gekleurde rand (foto´s p. 45). Ook werd een zwarte nylon sporttas in de box gevonden (p. 199). Uit onderzoek van het NFI blijkt dat op één van de bivakmutsen DNA is aangetroffen dat overeenkomt met dat van medeverdachte [medeverdachte] (p. 652 e.v. ). Op de andere bivakmuts werd een DNA-mengprofiel verkregen dat kenmerken bevat die overeenkomen met het DNA van verdachte en zijn medeverdachte.
Gelet op het voorgaande, in samenhang bezien, acht de rechtbank niet alleen bewezen dat de scooter die door de daders van de poging tot overval op de P.C. Hooftstraat bij de vlucht is gebruikt, dezelfde scooter is die door getuige [getuige 1] op de Stadhouderskade is gesignaleerd, maar ook dat dit de scooter is die door getuige [getuige 3] aan de Weesperzijde is gesignaleerd, bereden door verdachte en zijn medeverdachte, welke scooter later in de box van verdachte is aangetroffen.
Dat de getuige [getuige 2] heeft verklaard dat de door hem waargenomen scooter geen kentekenplaat had, terwijl kan worden vastgesteld dat de in de box van verdachte aangetroffen scooter wel voorzien was van een kenteken, zij het vals (p. 583), doet aan dit oordeel niet af.
Tot slot overweegt de rechtbank dat de omstandigheid dat verdachte [verdachte] met zijn rechterhand schrijft, zoals ter terechtzitting is gedemonstreerd, niet de conclusie rechtvaardigt dat hij niet de persoon kan/zal zijn geweest die met zijn linkerhand een wapen vast hield.
3.2. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1. op 22 oktober 2008 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen horloges en sieraden, toebehorende aan [juwelier 1] (perceel [adres]), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en te doen vergezellen van geweld en bedreiging met geweld tegen [persoon 1], [persoon 2] en [persoon 3], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, hij en/of zijn mededader
- met een personenauto (Volkswagen Golf, kenteken [kenteken]) tegen de gevel van de winkel [juwelier 1] is gereden en
- vervolgens met een vuurwapen in de hand uit de personenauto is gestapt en
- de vuurwapens op [persoon 2] en [persoon 1] heeft gericht en gericht heeft gehouden en
- daarbij het vuurwapen door heeft geladen,
terwijl de uitvoering van genoemd misdrijf niet is voltooid;
2. op 22 oktober 2008 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander een wapen van categorie III, te weten een pistool (merk CZ, kaliber 7.65 millimeter Br., serienummer C23157), en munitie van categorie III, te weten vijf patronen van kaliber 7.65 millimeter, en een wapen van categorie II, te weten een stroomstootwapen, voorhanden heeft gehad;
3. op 27 augustus 2008 te Weert tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen in totaal 330 horloges en/of sieraden toebehorende aan [juwelier 2] (perceel [adres]), welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [persoon 4], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij verdachte en/of zijn mededader een vuisthamer dicht bij het gezicht van die [persoon 4] heeft/hebben gehouden en die hamer dreigend in de richting van die [persoon 4] omhoog heeft/hebben gehouden en met vuisthamers vitrines heeft/hebben ingeslagen.
Voor zover in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
5. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7. Motivering van de straffen en maatregelen
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar onder 1, 2 en 3 bewezengeachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, met aftrek van voorarrest. De officier van justitie heeft de vordering van de benadeelde partij volledig toewijsbaar geacht en heeft toepassing van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd voor het toe te wijzen bedrag.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een het medeplegen van een poging tot overval van een juwelier, het voorhanden hebben van wapens en een voltooide overval van een juwelier.
Met zijn mededader heeft verdachte geprobeerd een juwelier in de P.C. Hooftstraat in Amsterdam te overvallen door met een gestolen auto op de gevel in te rijden en vuurwapens te tonen. Hierbij werden vuurwapens gericht op de medewerkers van de juwelier. Toen hierop niet het gewenste resultaat volgde – de deur van de juwelier bleef dicht – zijn verdachte en zijn mededader gevlucht op een scooter, die eerder was overgespoten met zwarte verf, kennelijk om de opvallende oorspronkelijke rode kleur te verbergen. Tijdens de vlucht hebben de daders bijna een vrouw met kinderwagen omver gereden en zwaaiden ze met een wapen, kennelijk teneinde omstanders af te schrikken. Als de politie beide daders dan, nog geen half uur na het feit, op het spoor komt, proberen de daders aan aanhouding te ontkomen door weg te rennen.
Twee maanden voor deze poging tot overval heeft verdachte, met een onbekend gebleven mededader, een wel geslaagde poging gedaan een juwelier in Weert te overvallen, door met een vuisthamer de winkelbediende te bedreigen en vitrines in te slaan. Hierbij werden horloges en sieraden buitgemaakt, die blijkens het voegingsformulier tezamen met de schade aan de inventaris en het glas een schadepost vormen van ruim € 323.000,-.
Overvallen, en dus ook pogingen daartoe, zijn ernstige feiten die naast materiële schade vaak ook langdurige psychische schade veroorzaken voor de slachtoffers. Juweliers behoren tot een groep ondernemers die een grote kans loopt om slachtoffer te worden van een overval. Zij zijn daardoor genoodzaakt om dure en ingrijpende veiligheidsmaatregelen te nemen, zoals het inhuren van beveiligers en het plaatsen van kogelwerend glas. Daarbij voelen veel juweliers zich na de zoveelste (poging tot) overval gedwongen om een andere bron van inkomsten te zoeken. Verdachte heeft door zijn handelen bijgedragen aan deze maatschappelijke schade. Daarnaast veroorzaakt dit soort feiten grote gevoelens van onrust en onveiligheid bij de omstanders en in de samenleving in het algemeen.
Voorts heeft verdachte een pistool met munitie en een stroomstootwapen voorhanden gehad. Het voorhanden hebben van wapens is strafbaar gesteld omdat met wapens het plegen van feiten als het onderhavige makkelijker wordt gemaakt en omdat wapens een ernstig gevaar opleveren voor de veiligheid van personen.
Verdachte heeft zijn betrokkenheid bij feit 1 ontkend. Noch bij de politie, noch bij de rechter-commissaris, noch ter terechtzitting heeft verdachte enig inzicht gegeven in de oorzaak van zijn daden of het besef van de laakbaarheid ervan. De rechtbank ziet in de summiere recente informatie over de persoonlijke omstandigheden van verdachte geen feiten en omstandigheden waarmee met de strafoplegging rekening gehouden zou moeten worden. Ook over de oorzaak en achtergrond van het feit is niets duidelijk geworden, zodat daarmee bij de strafoplegging reeds daarom geen rekening mee kan worden houden.
Ten nadele van verdachte houdt de rechtbank rekening met het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van verdachte, waaruit blijkt dat hij al eerder voor onder meer gekwalificeerde vermogensdelicten is veroordeeld tot jeugddetenties van lange duur. Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden.
Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij [juwelier 2], van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 3 bewezengeachte feit, rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 46.861,84 (zesenveertigduizendachthonderdeneenenzestig euro en vierentachtig cent). De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [juwelier 2] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 45, 47, 57, 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het telastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
1. Poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
2. Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
3. Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
? Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren en 6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
? Wijst de vordering van de benadeelde partij [juwelier 2], gevestigd op het adres [adres] toe tot een bedrag van € 46.861,84 (zesenveertigduizendachthonderdeneenenzestig euro en vierentachtig cent).
Veroordeelt verdachte aan [juwelier 2] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voorzover deze vordering reeds door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [juwelier 2], te betalen de som van € 46.861,84 (zesenveertigduizendachthonderdeneenenzestig euro en vierentachtig cent), behoudens voorzover deze vordering reeds door of namens een ander is betaald, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 269 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voorzover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Knol, voorzitter,
mrs. Q.R.M. Falger en E.D.M. Knegt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.F. Zaagsma, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 februari 2009.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te onderteken.