ECLI:NL:RBAMS:2009:BH5934
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot voeging van bewindvoerders aan de zijde van niet verschenen gedaagde in civiele procedure
In deze civiele procedure heeft de Rechtbank Amsterdam op 11 maart 2009 uitspraak gedaan in een incident waarbij de bewindvoerders van het Nederlandse bijkantoor van Landsbanki Íslands HF verzochten zich te mogen voegen aan de zijde van de niet verschenen gedaagde, Landsbanki. De eiseres in de hoofdzaak, N.V. Elektriciteits Produktiemaatschappij Zuid-Nederland (EPZ), had Landsbanki aangeklaagd om betaling van een bedrag dat zij in deposito had gegeven. De bewindvoerders stelden dat hun belangen rechtstreeks betrokken waren bij de vordering van EPZ, aangezien zij de belangen van de gezamenlijke schuldeisers van het bijkantoor behartigen. De rechtbank oordeelde echter dat voeging aan de zijde van een niet verschenen partij niet mogelijk is, omdat de derde zich dan alleen kan scharen aan de zijde van de gedaagde en niet zelfstandig verweer kan voeren. Dit werd onderbouwd met een verwijzing naar een eerdere uitspraak van de Hoge Raad uit 1938. De rechtbank wees het verzoek tot voeging af, omdat de procespositie van de bewindvoerders onverenigbaar was met de voeging aan de zijde van een niet in het geding verschenen gedaagde. De bewindvoerders werden bovendien veroordeeld in de proceskosten van het incident, die aan de zijde van EPZ waren begroot op € 452,00.