ECLI:NL:RBAMS:2009:BH3059
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de omrekenkoers gulden naar euro in relatie tot AOW-pensioen
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 27 januari 2009, staat de vraag centraal of de Sociale Verzekeringsbank (Svb) het ouderdomspensioen van eiser correct heeft vastgesteld. Eiser betoogt dat zijn pensioen met 10% verhoogd moet worden vanwege een onjuiste omrekenkoers van de gulden naar de euro. Hij stelt dat de regelgeving omtrent deze omwisseling niet correct is behandeld door de overheid, wat heeft geleid tot ongunstige financiële gevolgen voor de samenleving. Eiser heeft getuigen opgeroepen, waaronder de Minister van Financiën, om zijn standpunt te onderbouwen, maar deze zijn niet verschenen.
De rechtbank oordeelt dat de omwisselkoers van f 2,20371 voor € 1 is vastgelegd in EG-Verordening 2866/98 en dat het niet aan de rechter is om de totstandkoming van wetgeving te toetsen. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de Hoge Raad die bevestigen dat de rechter de keuzes van de wetgever moet respecteren. Eiser wordt geadviseerd zich tot de politiek te wenden met zijn klachten over de wetgeving, in plaats van de rechter te benaderen.
De rechtbank concludeert dat de Svb de wettelijke bepalingen van de AOW correct heeft toegepast en dat het beroep van eiser ongegrond is. De rechter kan de rechtmatigheid van wetten niet toetsen aan de Grondwet, en er zijn geen internationale bepalingen die de claims van eiser ondersteunen. De rechtbank wijst erop dat de kwestie van de politieke besluitvorming niet binnen het juridische kader van deze zaak valt. Eiser kan binnen zes weken hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep te Utrecht.