ECLI:NL:RBAMS:2009:BH0141

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 januari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
918770 DX 07-2143
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake effectenleaseovereenkomst en vernietiging op grond van art. 1:88 BW

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Amsterdam, heeft de kantonrechter op 14 januari 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en DEXIA BANK NEDERLAND N.V. over een effectenleaseovereenkomst. De eiser, vertegenwoordigd door mr. L.E.M. de Vries-Blom, vorderde de vernietiging van de leaseovereenkomst op grond van artikel 1:88 BW, terwijl DEXIA, vertegenwoordigd door dw. P. Swier, zich verweerde tegen deze vordering en in reconventie betaling van een saldo vorderde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de echtgenote van eiser, die niet mede had ondertekend, bevoegd was om de vernietiging in te roepen. De rechtbank oordeelde dat de vernietiging tijdig was ingeroepen en dat de vordering van DEXIA in reconventie werd afgewezen. Eiser werd in het gelijk gesteld en DEXIA werd veroordeeld tot terugbetaling van een bedrag van € 19.741,77, vermeerderd met wettelijke rente, en tot het ongedaan maken van de BKR-registratie. De kosten van de procedure werden aan de zijde van eiser begroot op € 1.099,00. De uitspraak benadrukt de zorgplicht van effecteninstellingen en de rechten van consumenten in effectenleasezaken.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Kanton
Locatie Amsterdam
Zaak- en rolnummer: 918770 DX 07-2143
Vonnis van: 14 januari 2009
F.no.: 94
Vonnis van de kantonrechter
i n z a k e
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
nader te noemen [eiser],
gemachtigde: mr. L.E.M. de Vries-Blom,
t e g e n
de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
nader te noemen Dexia,
gemachtigde: dw. P. Swier.
Procedure
Het volgende processtuk is ingediend:
- de dagvaarding van 14 november 2007, met producties;
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie, met producties.
[eiser] heeft bij dagvaarding een afschrift overgelegd van de schriftelijke mededeling als bedoeld in artikel 7:908 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW), waarin hij verklaart niet gebonden te willen zijn aan de verbindendverklaring bij beschikking van 25 januari 2007 van het gerechtshof te Amsterdam.
Bij tussenvonnis van 7 mei 2008 is een comparitie bepaald die heeft plaatsgevonden op 25 augustus 2008. Ter comparitie zijn verschenen [eiser] in persoon, bijgestaan door diens gemachtigde mr. L.E.M. de Vries-Blom en van de zijde van Dexia [persoon], bijgestaan door mr. A. de Jonge. Van hetgeen besproken is ter comparitie heeft de griffier aantekening gehouden.
Voorafgaand aan deze comparitie zijn door Dexia bij faxbericht van 18 juni 2008 en door [eiser] bij faxbericht van 18 augustus 2008 aanvullende stukken ingediend, welke alle tot de gedingstukken behoren.
Naar aanleiding van de comparitie heeft Dexia bij akte nadere inlichtingen verstrekt.
[eiser] heeft daar bij akte van antwoord op gereageerd.
Daarna is vonnis bepaald.
Bij rolmededeling van 26 november 2008 heeft de sector kanton van deze rechtbank de zaak ambtshalve aangehouden in afwachting van een arrest van de Hoge Raad waarin rechtsvragen zullen worden beantwoord die partijen in effectenleasezaken verdeeld houden.
Bij akte van 27 november 2008 heeft [eiser] verzocht de behandeling van de zaak voort te zetten. Bij akte van antwoord heeft Dexia gemotiveerd verzocht de zaak niet voort te zetten.
Bij rolmededeling van 7 januari 2009 is beslist dat de zaak voor vonnis zal worden verwezen naar de rol van 14 januari 2009.
Gronden van de beslissing
1. Feiten
In conventie en in reconventie
Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast:
1.1. Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V. (hierna: Labouchere). Waar hierna sprake is van Dexia wordt haar rechtsvoorgangster daaronder mede begrepen.
1.2. [eiser] was ten tijde van het sluiten van de hieronder genoemde overeenkomst gehuwd met [echtgenote eiser] (hierna: echtgenote). Zij verkeerden destijds in de volgende omstandigheden:
[eiser] echtgenote
Leeftijd: 39 37
Beroep: huishoudelijk medewerker verzorgingshuis medewerker thuiszorg
Opleiding: LTS Havo
Netto (gezins)inkomen per maand: € 1.023,00
Relevante beleggings- of beroepservaring: geen geen
Vermogen (na aftrek van schulden): circa € 20.000,00
1.3. [eiser] heeft, door tussenkomst van Spaarselect B.V. de volgende lease-overeenkomst ondertekend waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij Labouchere (hierna: de lease-overeenkomst):
Nr Contractnr Datum Naam overeenkomst Leasesom Looptijd Termijnbedr.
1 25400140 16-12-1998 Gianni Romme Effect € 110.121,46 180 € 388,93
De echtgenote heeft de lease-overeenkomst niet mede ondertekend.
1.4. Dexia heeft een eindafrekening opgesteld met het volgende resultaat:
Nr. Datum eindafrekening Resultaat Aan Dexia voldaan op:
1 13-04-2005 € 13.207,24 -
1.5. Voor wat betreft het in totaal aan Dexia betaalde bedrag, het totaalbedrag aan ontvangen en/of verrekende dividenden en andere gegevens van de lease-overeenkomst wordt verwezen naar de aan dit vonnis gehechte bijlage (hierna: de bijlage).
1.6. Bij brief van 10 november 2004 heeft [persoon2], van Administratie- en Belastingadviesburo [naam], met een beroep op artikel 1:89 BW de nietigheid ingeroepen van de lease-overeenkomst.
1.7. Bij brief van 13 april 2007 heeft de echtgenote van [eiser] met een beroep op de artikelen 1:88/89 BW de nietigheid ingeroepen van de lease-overeenkomst, althans vernietiging in rechte aangekondigd en terugbetaling gevorderd binnen een termijn van 14 dagen.
1.8. In een machtiging gedateerd 26 augustus 2008 en ondertekend door de echtgenote en [persoon2] staat het volgende vermeld:
“Ondergetekende, mevrouw [echtgenote eiser]… verklaart hierbij dat zij Administratie- en Belastingadviesbureau [naam] heeft gemachtigd om in november 2004 namens haar de belangen te behartigen en namens haar de overeenkomst te vernietigen…”
2. Conventie
Vordering
2.1. [eiser] vordert op gronden als vermeld in de processtukken bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair
te verklaren voor recht dat de overeenkomst is vernietigd, althans deze te vernietigen met veroordeling van Dexia tot betaling aan [eiser] van de betalingen die [eiser] wegens de vernietiging onverschuldigd aan Dexia heeft verricht, waarbij de desbetreffende bedragen dienen te worden vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de dag der betaling tot het moment van volledige voldoening;
subsidiair
te verklaren voor recht dat de overeenkomst is ontbonden, althans deze te ontbinden met veroordeling van Dexia tot betaling aan [eiser] van de door [eiser] aan Dexia betaalde bedragen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de respectieve dagen van betaling door [eiser], tot de dag der algehele voldoening door Dexia;
meer subsidiair
te verklaren voor recht dat Dexia jegens [eiser] onrechtmatig heeft gehandeld en Dexia te veroordelen tot vergoeding van de schade die [eiser] heeft geleden en deze schade te begroten op het totaal van de bedragen die [eiser] aan Dexia heeft betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de respectieve dagen van betaling door [eiser] tot de dag der algehele voldoening door Dexia;
alsmede Dexia te veroordelen binnen 10 dagen na het ten deze te wijzen vonnis de registratie
bij het BKR te Tiel ongedaan te maken, op verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag dat Dexia hiermee ingebreke blijft;
alsmede Dexia te veroordelen in de kosten van het geding.
Verweer
2.2. Dexia voert gemotiveerd verweer tegen de vorderingen van [eiser].
3. Reconventie
Vordering
3.1. In reconventie vordert Dexia [eiser] bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen tot betaling van € 13.596,17, zijnde het saldo van de door Dexia opgestelde eindafrekening vermeerderd met € 388,93 terzake een door [eiser] gestorneerde termijnbetaling, vermeerderd met de rente vanaf de dag van de eindafrekening plus 10 dagen, en proceskosten, stellende dat eisende partij in verzuim is met de nakoming van zijn verplichtingen uit de lease-overeenkomst.
Verweer
3.2. [eiser] voert gemotiveerd verweer tegen de vorderingen in reconventie.
4. Beoordeling van de vorderingen in conventie en in reconventie
4.1. Waar nodig zal hierna nader worden ingegaan op de stellingen van partijen. Daarbij zal de eisende partij in conventie in alle gevallen worden aangemerkt als ‘eisende partij’. Geoordeeld wordt als volgt.
4.2. In het vonnis van deze rechtbank van 27 april 2007, LJN nummer BA3914, en het arrest van de Hoge Raad van 28 maart 2008, LJN BC2837, zijn voor soortgelijke geschillen een aantal rechtsvragen beantwoord en beoordelingsmaatstaven gegeven, die de kantonrechter overneemt. In essentie komt dit in de onderhavige zaak neer op het volgende:
- Een lease-overeenkomst als de onderhavige wordt aangemerkt als huurkoop. De kantonrechter is derhalve bevoegd.
- Een effecteninstelling (als Dexia) is aansprakelijk voor gedragingen van een tussenpersoon.
- De toepasselijkheid van de WCK en de andere door de eisende partij genoemde wetten en regelingen kan in het midden blijven. Ook indien Dexia in strijd daarmee zou hebben gehandeld zou zulks niet tot een ander oordeel leiden omtrent de door elk van partijen te dragen gevolgen van het aangaan van de betreffende lease-overeenkomst, dan zou hebben te gelden zonder een zodanig beroep.
- Er wordt niet voldaan aan de maatstaf voor misleidende reclame.
- Er wordt niet voldaan aan de maatstaf voor dwaling.
- Dexia was bij het aanbieden van het onderhavige product gehouden aan de in de NR gecodificeerde zorgplichten.
Voorts wordt geoordeeld dat geen sprake is van misbruik van omstandigheden, nu niet is gebleken dat Dexia, wetende of moetende begrijpen dat de eisende partij door bijzondere omstandigheden bewogen werd tot het aangaan van de lease-overeenkomst, het tot stand komen daarvan heeft bevorderd, ofschoon hetgeen Dexia wist of moest begrijpen haar daarvan had behoren te weerhouden.
4.3. De echtgenote had de bevoegdheid om een beroep te doen op de vernietigbaarheid van de lease-overeenkomst wegens het ontbreken van de in artikel 1:88 lid 1 onder d BW bedoelde toestemming daarvoor. De verjaringstermijn voor dit beroep is drie jaar en vangt aan op het moment dat de echtgenote bekend wordt met het bestaan van de overeenkomst.
4.4. Dexia heeft aangevoerd dat het door de echtgenote bij brief van 13 april 2007 gedane beroep op vernietigbaarheid van de lease-overeenkomst was verjaard. Volgens Dexia kan de brief van 10 november 2004 niet worden gezien als een geldige vernietiging als bedoeld in art. 1:88 BW nu eisende partij deze [persoon2] daartoe niet heeft gemachtigd. Dexia wijst er daarnaast op dat zij bij brief van 16 november 2004 [persoon2] er ook op heeft gewezen dat hij niet gemachtigd was om te handelen in deze zaak en toen om een bewijs van volmacht heeft gevraagd. [persoon2] dan wel de echtgenote heeft daarop echter niet onverwijld gereageerd, aangezien de machtigingsbrief van 26 augustus 2008 volgens haar niet onverwijld is in de zin van art. 3:71 lid 1 BW. Ook als de vernietigingsbrief van 10 november 2004 wel als een geldige vernietiging kan worden beschouwd, dan is de rechtsvordering verjaard, aldus Dexia.
4.5. Eisende partij stelt dat [persoon2] destijds al hun belastingzaken regelde en dat hij en zijn echtgenote hem toen mondeling hadden gemachtigd de vernietigbaarheid van de lease-overeenkomst in te roepen. Eisende partij betwist dat Dexia aan [persoon2] om een machtiging heeft gevraagd. [persoon2] heeft de bedoelde brief van 16 november 2004 nooit ontvangen.
Eisende partij betwist tenslotte dat zijn echtgenote voor 2002 op de hoogte was van de lease-overeenkomst.
4.6. Bij de beoordeling van de vraag of het beroep op het vernietigingsrecht is verjaard, dient allereerst te worden vastgesteld wanneer de echtgenote een beroep op het vernietigingsrecht heeft gedaan. Vast staat dat Administratie- en Belastingadvieskantoor [naam] bij brief van 10 november 2004 zonder schriftelijke volmacht van eisende partij en/of zijn echtgenote de nietigheid van de lease-overeenkomst heeft ingeroepen. De echtgenote heeft op 26 augustus 2008 ingevolge art. 3:69 lid 1 de rechtshandeling van [persoon2] bekrachtigd. Dexia stelt dat zij de verklaring van de gevolmachtigde als ongeldig van de hand wijst omdat zij bij brief van 14 november 2004 aan Administratie- en Belastingadvieskantoor [naam] terstond om een bewijs van volmacht heeft gevraagd en de brief van 26 augustus 2008 niet als onverwijld in de zin van artikel 3:71 BW kan worden beschouwd. Nu eisende partij heeft betwist dat Dexia bij brief van 14 november 2004 om een bewijs van volmacht heeft gevraagd, ligt het op de weg van Dexia haar stelling te bewijzen. Dexia heeft geen afschrift van de brief overgelegd en heeft verder ook geen bewijs van haar stelling aangeboden. Er is daarom voor een bewijsopdracht geen plaats. Dit betekent dat niet is komen vast te staan dat Dexia de verklaring van de gevolmachtigde van de hand heeft gewezen en dat de verklaring van de gevolmachtigde derhalve als rechtsgeldig wordt beschouwd.
4.7. Thans dient te worden beoordeeld wanneer de echtgenote bekend werd met het bestaan van de lease-overeenkomst. Eisende partij en zijn echtgenote hebben hiertoe ter zitting verklaard dat zij in 1998 gescheiden leefden en dat eisende partij zijn echtgenote toen niet van de overeenkomst op de hoogte heeft gebracht. In 2001 zijn zij weer bij elkaar gekomen. Zij hebben voorts verklaard dat het in 2002 niet mogelijk bleek om een overbruggingskrediet in verband met het kopen van een ander huis af te sluiten, omdat er door de lease-overeenkomst een BKR-registratie was. Eisende partij heeft toen noodgedwongen zijn echtgenote over de lease-overeenkomst ingelicht.
4.8. Dexia heeft tegenover deze gemotiveerde betwisting geen concrete feiten en omstandigheden gesteld die - indien bewezen - kunnen leiden tot de conclusie dat de echtgenote voor 2002 van het bestaan van de lease-overeenkomst van eisende partij bekend was. Gelet op de datum van de vernietigingsbrief van 10 november 2004 moet ervan worden uitgegaan dat de echtgenote de lease-overeenkomsten tijdig heeft vernietigd.
4.9. Nu er sprake is van een rechtsgeldige vernietiging dienen alle betalingen van eisende partij aan Dexia ter zake van de lease-overeenkomst te worden gerestitueerd, verminderd met hetgeen eisende partij ter zake van de lease-overeenkomst van Dexia ontvangen heeft, zoals uitgekeerde dividenden. Voor de bedragen wordt verwezen naar hetgeen op de bijlage bij dit vonnis is vermeld onder ‘betaald’, ‘ontvangen dividenden’ en ‘te ontvangen’.
4.10. De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar over het in 4.9. bedoelde saldo van de door Dexia te restitueren betalingen vanaf het moment waarop Dexia met de terugbetaling in verzuim was. Hoewel in de in 1.6 genoemde brief van 10 december 2004 geen betalingstermijn is opgenomen, moet deze brief worden aangemerkt als een ingebrekestelling. De kantonrechter ziet aanleiding rekening te houden met een redelijke betalingstermijn van twee weken vanaf dagtekening brief, zodat als datum waarop Dexia in verzuim was 24 december 2004 dient te worden aangehouden.
4.11. De vordering met betrekking tot de BKR-registratie zal worden toegewezen als na te melden, met matiging en maximering van de dwangsom. De overige stellingen van partijen in conventie behoeven geen behandeling meer.
4.12. De gevorderde proceskosten worden toegewezen conform het gebruikelijke liquidatietarief. Voor zover buitengerechtelijke kosten zijn gevorderd worden deze afgewezen nu onvoldoende is gesteld of gebleken dat werkzaamheden zijn verricht anders dan ter voorbereiding van processtukken en instructie van de zaak. Voor zover eisende partij vergoeding vordert van kosten voor het bij derden opvragen van bescheiden behoren deze tot de in artikel 241 Rv bedoelde kosten, en derhalve tot de proceskosten.
4.13. Uit het voorgaande volgt dat de door Dexia onvoorwaardelijk ingestelde reconventionele vordering dient te worden afgewezen.
In conventie en in reconventie
4.14. Gelet op de uitkomst van de procedure in conventie en in reconventie dient Dexia te
worden veroordeeld in de kosten van het geding in conventie en in reconventie. De kosten in reconventie zullen evenwel op nihil worden begroot, nu het debat in reconventie (vrijwel) geheel samenvalt met dat in conventie.
4.15. Er is bij afweging van de belangen van beide partijen bij de onderhavige uitspraak onvoldoende aanleiding het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
4.16. Nadat aan dit vonnis is voldaan zullen partijen geen verplichtingen meer jegens elkaar hebben uit de onderhavige rechtsverhouding. De eigendom van de in het kader van de lease-overeenkomst gekochte effecten is bij Dexia verbleven.
Beslissing
De kantonrechter:
in conventie
I. veroordeelt Dexia om aan eisende partij te betalen € 19.741,77, te vermeerderen met de wettelijke rente berekend vanaf 24 december 2004, tot aan de dag der algehele voldoening;
II. veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure, aan de zijde van eisende partij gevallen, tot op heden begroot op:
voor verschuldigd griffierecht € 199,00
voor salaris van gemachtigde € 900,00
totaal €1.099,00
een en ander, voor zover verschuldigd, inclusief btw;
III. veroordeelt Dexia om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis het Bureau Kredietregistratie te Tiel te berichten dat eisende partij geen verplichtingen uit de lease-overeenkomst meer heeft, op straffe van een dwangsom van € 100,-- voor elke dag dat Dexia niet aan deze veroordeling voldoet tot een maximum van € 10.000,--;
IV. verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
V. wijst af het meer of anders gevorderde;
in reconventie
VI. wijst de vordering af;
VII. veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure, aan de zijde van eisende partij gevallen, tot op heden begroot op nihil.
Aldus gewezen door mr. M.E.A. Nijssen, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 januari 2009 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter