ECLI:NL:RBAMS:2009:9042

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 augustus 2009
Publicatiedatum
30 april 2015
Zaaknummer
09/3353
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering aan Duitsland voor tenuitvoerlegging van vrijheidsstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 5 augustus 2009 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een Europees Arrestatiebevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de leidinggevende hoofdofficier van justitie te Görlitz, Duitsland. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie en betrof de opgeëiste persoon, geboren in Polen, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland verbleef. De rechtbank heeft de vordering behandeld op een openbare zitting op 22 juli 2009, waarbij de opgeëiste persoon en zijn raadsman, mr. D.E. Wiersum, aanwezig waren. De raadsman voerde aan dat de overlevering moest worden geweigerd, omdat de opgeëiste persoon niet was veroordeeld tot een vrijheidsstraf van vier maanden of langer, maar tot een geldboete die in Duitsland kon worden omgezet in vervangende hechtenis.

De rechtbank overwoog dat de vervangende hechtenis, zoals geregeld in het Duitse recht, moet worden aangemerkt als een vrijheidsstraf in de zin van de Overleveringswet (OLW). De rechtbank verwees naar artikel 1 van de OLW, waarin vrijheidsstraffen worden gedefinieerd als straffen met een vrijheidsbenemend karakter. De rechtbank concludeerde dat de overlevering werd verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van 200 dagen, die was opgelegd in een beslissing van 5 mei 2008. De rechtbank oordeelde dat aan alle eisen van de OLW was voldaan en dat de overlevering moest worden toegestaan.

De rechtbank heeft uiteindelijk de overlevering van de opgeëiste persoon aan Duitsland toegestaan, zodat hij zijn vrijheidsstraf kan ondergaan. De beslissing werd genomen door de voorzitter, mr. M.F.J.M. de Werd, en de rechters mrs. A. Belcheva en C.W. Inden, in aanwezigheid van griffier J.P. Braam. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals bepaald in artikel 29, tweede lid, van de OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Datum uitspraak: 5 augustus 2009
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 11 juni 2009 en strekt onder meer tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB), uitgevaardigd op 28 april 2009 door de leidinggevende hoofdofficier van justitie (
Leitender Oberstaatsanwalt), verbonden aan het openbaar ministerie (
Staatsanwaltschaft) te Görlitz (Duitsland). Dit bevel betreft de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1979,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
[adres, te plaats],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 22 juli 2009. Daarbij zijn de officier van justitie, de opgeëiste persoon en zijn raadsman mr. D.E. Wiersum, advocaat te Amsterdam, gehoord. De opgeëiste persoon is bijgestaan door een tolk in de Poolse taal.

2.Grondslag en inhoud van het EAB

2.1
Aan het EAB ligt een arrestatiebevel (
Vollstreckungshaftbefehl) d.d. 16 april 2009 van het openbaar ministerie (
Staatsanwaltschaft) te Görlitz (Duitsland) met referentienummer 4 VRs 510 Js 21888/06, uitgevaardigd naar aanleiding van een beslissing (
Strafbefehl) van het kantongerecht (
Amtsgericht) te Görlitz (Duitsland) d.d. 5 mei 2008 met referentienummer 9 Ds 510 Js 21888/06, ten grondslag.
2.2
De raadsman heeft aangevoerd dat de overlevering moet worden geweigerd. Volgens hem is niet voldaan aan het in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b OLW, vermelde vereiste, omdat de overlevering niet wordt gevraagd ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van vier maanden of van langere duur, maar ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een in voormelde beslissing van 5 mei 2008 aan hem, in de vorm van vervangende hechtenis, opgelegde geldboete. In het Duitse recht is echter aan de vervangende hechtenis een andere vorm gegeven dan de wijze waarop die in het Nederlandse recht is geregeld. De enkele omstandigheid dat in Duitse recht de vervangende hechtenis ten uitvoer wordt gelegd tenzij de veroordeelde de opgelegde geldboete voldoet, leidt volgens de raadsman niet tot de conclusie dat aan de opgeëiste persoon niet een geldboete maar een vrijheidsstraf is opgelegd. Subsidiair heeft de raadsman verzocht het onderzoek aan te houden teneinde de uitvaardigende justitiële autoriteit vragen te doen stellen naar de aard van sanctie en naar de (on)herroepelijkheid daarvan.
2.3
De rechtbank overweegt het volgende.
2.4
Art 1 OLW luidt –voor zover hier van belang – als volgt:
‘In deze wet wordt verstaan onder:
c vrijheidsstraffen: door de rechter op te leggen straffen met een vrijheidsbenemend
karakter alsmede de door deze naast of in plaats van een straf op te leggen maatregelen strekkende tot vrijheidsbeneming;’
2.5
De aan het EAB ten grondslag liggende beslissing van 5 mei 2008 houdt in dat de tenuitvoerlegging van een vervangende hechtenis (
Vollstreckung der Ersatzfreiheitsstrafe) voor de duur van 200 dagen ter zake van een geldboete (
Geldstrafe) van € 1.400,- wordt bevolen (
angeordnet). Blijkens het EAB wordt de opgeëiste persoon van deze tenuitvoerlegging vrijgesteld indien hij de verschuldigde bedragen van in totaal € 1.520,- (de genoemde geldboete van € 1.400,-, vermeerderd met € 120,- in rekening gebrachte kosten) betaalt. Deze beslissing betreft feiten zoals die zijn omschreven in een door de griffier gewaarmerkte en als bijlage aan deze uitspraak gehechte fotokopie van onderdeel e) van het EAB.
2.6
Deze
Ersatzfreiheitsstrafeis door een rechter opgelegd naar aanleiding van de strafbare feiten waarop het EAB betrekking heeft en strekt tot een voor tenuitvoerlegging vatbare maatregel die vrijheidsbeneming van de opgeëiste persoon met zich brengt. Om die reden is hier sprake van een in plaats van een geldboete van € 1.400,- opgelegde maatregel strekkende tot vrijheidsbeneming, welke ingevolge artikel 1, aanhef onder c OLW als vrijheidsstraf moet worden aangemerkt. De omstandigheid dat de opgeëiste persoon de tenuitvoerlegging van die maatregel kan voorkomen door betaling van de geldboete, vermeerderd met de kosten van
€ 120,-, maakt dit niet anders. De rechtbank verwerpt daarom het verweer van de raadsman en wijst het subsidiaire gedane verzoek om aanhouding af.
2.7
De rechtbank oordeelt op grond van voorgaande dat de overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging op het grondgebied van de uitvaardigende staat van een vrijheidsstraf voor de duur van 200 dagen, welke bij voornoemde beslissing van 5 mei 2008 is bevolen.

3.Identiteit van de opgeëiste persoon

De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij niet de Nederlandse, maar de Poolse nationaliteit heeft.

4.Strafbaarheid

4.1
Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De feiten zijn zowel naar het recht van Duitsland als naar Nederlands recht strafbaar.
Op deze feiten is in beide staten een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden gesteld.
De feiten naar Nederlands recht telkens op:
opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte niet doen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven.

6.Slotsom

Nu ten aanzien van de feiten waarvoor de overlevering wordt gevraagd is vastgesteld dat aan alle eisen is voldaan die de OLW daaraan stelt, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

Artikelen 69 van Algemene wet inzake rijksbelastingen.
Artikelen 2, 5, 7 van de OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon],aan de leidinggevende hoofdofficier van justitie (
Leitender Oberstaatsanwalt), verbonden aan het openbaar ministerie (
Staatsanwaltschaft) te Görlitz (Duitsland), ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf, te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende staat wegens de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. M.F.J.M. de Werd, voorzitter,
mrs. A. Belcheva en C.W. Inden, rechters,
in tegenwoordigheid van J.P. Braam, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 5 augustus 2009.
Mr. Inden is buiten staat deze uitspraak te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, van de OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.