ECLI:NL:RBAMS:2008:BH7430

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
8.814
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen familierechter in het kader van de Wet BOPZ

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 10 december 2008 uitspraak gedaan over een schriftelijk verzoek tot wraking van een familierechter, ingediend op 4 december 2008 onder rekestnummer 08.814. Het wrakingsverzoek is afgewezen. De verzoeker, die zich niet kon verenigen met de gang van zaken tijdens de zittingen, betoogde dat de kwaliteit van de rechtspraak in het algemeen verbetering behoeft en dat hij twijfelt aan de neutraliteit van de rechter. De rechtbank heeft de aangevoerde gronden van de verzoeker beoordeeld en geconcludeerd dat deze geen objectieve rechtvaardiging bieden voor de vrees van partijdigheid die de verzoeker jegens de rechter heeft geuit.

De rechtbank benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de rechter vooringenomenheid koestert. De rechtbank oordeelde dat de door verzoeker genoemde omstandigheden geen grond opleveren voor de vrees dat het de rechter aan onpartijdigheid en onafhankelijkheid ontbreekt. De rechtbank merkte op dat de verzoeker geen nadere onderbouwing van zijn verzoekschrift heeft gegeven, waardoor de vrees van partijdigheid niet objectief gerechtvaardigd kon worden geacht.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het wrakingsverzoek ongegrond verklaard en afgewezen, waarbij de beslissing op de openbare terechtzitting is uitgesproken. De rechter heeft geen behoefte geuit om commentaar te leveren op het verzoek, en de zaak is behandeld in aanwezigheid van de griffier. De rechtbank heeft kennisgenomen van de processtukken en de verklaringen van de verzoeker tijdens de zitting.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Beschikking op het op 4 december 2008 ingekomen en onder rekestnummer 08.814 ingeschreven verzoek tot wraking van:
verzoeker,
wonende te [ ],
in hoedanigheid van gemachtigde van [ ], wonende te [ ],
verzoeker,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. [ ], rechter te Amsterdam, hierna: de rechter.
Verloop van de procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van de navolgende processtukken:
? het verzoek van 4 december 2008.
De rechter heeft medegedeeld niet in de wraking te berusten.
Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van 10 december 2008 alwaar de rechtbank verzoeker heeft gehoord. De rechter is - zoals tevoren meegedeeld - niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op 10 december 2008.
1. Gronden van de beslissing
Van de volgende feiten wordt uitgegaan.
a) Bij de Rechtbank Amsterdam, Familiekamer, is een zaak aanhangig met nummer [ ].
b) Op 11 december 2008 is een mondelinge behandeling gepland in het verpleegtehuis waar de moeder van verzoeker verblijft.
c) De behandeling van de zaak is geschorst in afwachting van de uitspraak op het onderhavige door verzoeker ingediende wrakingsverzoek.
d) Verzoeker heeft ter zitting meegedeeld dat op 18 december 2008 een nadere behandeling van de machtiging plaatsvindt.
2. Het verzoek en de gronden daarvan
Het verzoek tot wraking, zoals ter zitting nog door verzoeker nader toegelicht en aangevuld,
is gebaseerd op de navolgende zakelijk weergegeven gronden:
Verzoeker kan zich niet verenigen met de gang van zaken tijdens zittingen en met name tijdens zittingen in het kader van de Wet BOPZ. Voorts is hij van mening dat de kwaliteit van de rechtspraak in het algemeen verbetering behoeft en twijfelt hij aan de neutraliteit van de rechter.
3. Het verweer van de rechter
De rechter heeft medegedeeld zelf geen behoefte te hebben schriftelijk of mondeling commentaar te leveren op het verzoek.
4. De beoordeling van het verzoek
4.1 Bij de beoordeling van het verzoek stelt de rechtbank voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Aan de hand van deze maatstaf zal de rechtbank het verzoek beoordelen.
4.2 Naar het oordeel van de rechtbank leveren de door verzoeker genoemde omstandigheden geen grond op voor de vrees dat het de rechter aan onpartijdigheid en daarmee aan onafhankelijkheid ontbreekt. Evenmin blijkt uit de gestelde feiten de aanwezigheid van de schijn van partijdigheid. De door verzoeker aangevoerde gronden betreffen, zoals hij ter zitting nader heeft toegelicht, met name de kwaliteit van de rechtspraak in zijn algemeenheid en de neutraliteit van deze rechter in het bijzonder. Een nadere onderbouwing van het verzoekschrift ontbreekt in deze. Gelet hierop en op de hierboven weergegeven gronden van het verzoek is niet gebleken dat de door verzoeker jegens de rechter gestelde vrees van partijdigheid, objectief gerechtvaardigd is.
4.3 Nu feiten of omstandigheden die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden zijn gesteld noch gebleken, dient het wrakingsverzoek als ongegrond te worden afgewezen.
5. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
B E S L I S S I N G :
De rechtbank:
? wijst het wrakingsverzoek af.
Aldus gegeven door mr. F.G. Bauduin, E.R.S.M. Marres en N.C.H. Blankevoort, leden van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 december 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.