d) Bij beslissing van 4 september 2008 heeft de rechtbank overwogen dat de rechtbank het met het oog op de objectieve waarheidsvinding noodzakelijk acht de rogatoire commissie doorgang te doen vinden. Uit het proces-verbaal van de zitting van 4 september 2008 blijkt dat de rechtbank daartoe onder meer het volgende heeft overwogen:
"(…..) De verdediging heeft aangegeven te willen afzien van de voorgenomen rogatoire commissie naar Turkije. De rechtbank acht het evenwel met het oog op de objectieve waarheidsvinding noodzakelijk deze doorgang te doen vinden. Bij die gelegenheid dient [ ] onder andere op de hiervoor genoemde punten te worden bevraagd. De rechtbank verzoekt de rechter-commissaris te onderzoeken of het mogelijk is om in het kader van de rogatoire commissie in Turkije ook de getuige [ ] binnen redelijke termijn te horen en, als dit het geval blijkt te zijn, tot het horen van deze getuige over te gaan (…..). De rechtbank benadrukt overigens dat aan de voortgang van het proces een groter belang wordt toegekend dan aan uitbreiding van de rogatoire commissie tot het horen van de getuige [ ](…..)"
e) De rogatoire commissie zou plaatsvinden op 10 oktober 2008.
f) Op 7 oktober 2008 heeft de raadsman van verzoeker van de officier van justitie te horen gekregen dat de Turkse autoriteiten (zouden) hebben geweigerd de verdediging toe te laten tot het verhoor van de getuige [ ].
g) De weigering om de verdediging tot het verhoor van de getuige toe te laten is neergelegd in een beschikking van de 1e meervoudige kamer van de rechtbank te Tekirdag, Turkije van 9 oktober 2008.
h) Naar aanleiding van de gang van zaken rond de uitvoering van de rogatoire commissie heeft op verzoek van de raadsman op 10 oktober 2008 een informele bijeenkomst plaatsgevonden. Bij de bijeenkomst waren aanwezig de voorzitter en een lid van de rechtbank, de officier van justitie en de raadsman van verzoeker. Van de informele bijeenkomst is een notitie opgemaakt waarin onder meer het volgende staat vermeld:
"Mr Meijering geeft te kennen te blijven bij zijn reeds ter zitting ingenomen standpunt dat de geplande rogatoire commissie geen doorgang zou moeten vinden. Onder de gegeven nieuwe omstandigheden, waarbij de rogatoire commissie slechts zou bestaan uit een rechter-commissaris met een griffier, geldt dat eens te meer. Het meegeven van een lijst met vragen aan de rechter-commissaris waarborgt de belangen van de verdediging onvoldoende. Mr Meijering verzoekt derhalve de rechtbank te bepalen dat de commissie geen doorgang zal vinden. Hij heeft om dit informele gesprek gevraagd, omdat de eerste (pro-forma)zitting pas op 17 november as zal zijn en een onverwijlde heropening van het onderzoek bij gebrek aan zittingsruimte van de rechtbank niet mogelijk is. Mr Wind geeft aan dat de rogatoire commissie wat betreft het OM eveneens geen doorgang behoeft te vinden. Het OM is uitgevraagd en gaat, zoals gezegd, niet mee wanneer de verdediging niet in de gelegenheid is om in Turkije bij de verhoren aanwezig te zijn. Mr Meijering meent dat het niet op procedurele bezwaren zou stuiten als de rechtbank buiten een zitting om zou bepalen dat het rechtshulpverzoek dient te worden ingetrokken, nu het OM en de verdediging het hierover eens zijn. Mocht de rechtbank anders (willen) besluiten, dan wenst hij nog een periode van beraad teneinde overleg met zijn cliënt te willen voeren. Mr. Van den Brink geeft aan dat de voltallige combinatie zich op een en ander zal beraden. Begin volgende week zal de rechtbank haar standpunt kenbaar maken."
i) Naar aanleiding van de informele bijeenkomst heeft de rechtbank op 14 oktober 2008 beslist dat de rechtbank geen aanleiding zag om af te zien van het rogatoire onderzoek. In de beslissing heeft de rechtbank het volgende overwogen:
"De rechtbank heeft kennis genomen van het feit dat de verdediging en het openbaar ministerie geen behoefte hebben aan de ondervraging van de getuigen. Niettemin worden de verdediging en het openbaar ministerie in de gelegenheid gesteld, de rechter-commissaris schriftelijk op de hoogte te stellen van eventuele vragen die zij aan de getuigen zouden willen stellen. De rechtbank onderkent dat bij de huidige stand van zaken de verdediging haar ondervragingsrecht niet op rechtstreekse wijze zal kunnen uitoefenen en dat betwijfeld kan worden of dit op een later moment in de procedure anders zal zijn. De vraag of eventuele verklaringen van de getuigen [ ] en [ ] zullen mogen bijdragen aan de uiteindelijke oordeelsvorming van de rechtbank, kan in deze fase van het geding nog niet worden beantwoord. Pas aan het eind van de inhoudelijke behandeling bestaat immers zicht op het totaal van bezwarend en ontlastend materiaal en op het geheel van de procedure. Pas op dat moment kan worden beoordeeld of de eis dat de procedure in haar totaliteit in overeenstemming is met de eisen van artikel 6 EVRM, zich verdraagt met een eventueel gebruik van dergelijke verklaringen. Dit neemt niet weg dat de uitlatingen van [ ] zoals in het dossier terug te vinden, een niet onbelangrijk onderdeel vormen van de ernstige bezwaren jegens verdachte die ten grondslag liggen aan diens voorlopige hechtenis. Voor de waardering van deze uitlatingen in dat kader acht de rechtbank het, los van de vraag of eventuele resultaten van het rogatoire onderzoek bruikbaar zullen zijn voor haar inhoudelijke eindoordeel, noodzakelijk dat de thesen van de verdediging zoveel mogelijk worden getoetst. Om die reden acht de rechtbank het door de verdediging opgeworpen bezwaar na ampele overweging geen reden om het voorgenomen rogatoire onderzoek geen doorgang te laten vinden. De verdediging wordt in de gelegenheid gesteld om zich -desgewenst na nader beraad- met de rechter-commissaris te verstaan over de wijze waarop haar belangen tijdens het rogatoire onderzoek zo goed mogelijk kunnen worden behartigd."
j) Ten aanzien van de verklaringsbereidheid van de getuige [ ] heeft de rechtbank overwogen:"De rechtbank onderkent dat de getuige [ ] in mei 2008 niet bereid is geweest een verklaring af te leggen en dat hij mogelijk in deze houding zal volharden. Gelet op het belang dat de rechtbank hecht aan toetsing van de thesen van de verdediging, zal de rechtbank dit risico op de koop toe nemen."
k) Naar aanleiding van de beslissing van 4 oktober 2008 heeft de raadsman van verzoeker bij brief van 15 oktober 2008 de rechtbank medegedeeld dat hij in het in die beslissing namens hem door zijn cliënt ingenomen standpunt het nadrukkelijk door hem gemaakt voorbehoud mist.
l) Bij brief van 21 oktober 2008 heeft de raadsman van verzoeker de rechtbank verzocht zich te verschonen en indien de rechtbank dat verzoek niet in zou willigen diende de brief als verzoek tot wraking te worden opgevat.