ECLI:NL:RBAMS:2008:BH7382

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
399978 / HA RK 08.336
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van een politierechter in een strafzaak met betrekking tot de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 12 juni 2008 uitspraak gedaan over een mondeling verzoek tot wraking van een politierechter in een strafzaak. Het verzoek tot wraking was ingediend door de verzoeker, die stelde dat de rechter de objectieve indruk had gewekt al vooruitgelopen te zijn op het eindoordeel over de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. Dit zou zijn gebeurd doordat de rechter het pleidooi van de raadsman onderbrak en stelde dat de uitkomst van een bestuursrechtelijke procedure niet relevant was voor de strafzaak. De rechtbank heeft het verzoek tot wraking afgewezen, omdat zij van oordeel was dat de rechter niet vooringenomen was. De rechtbank overwoog dat, hoewel de rechter vroegtijdig had aangegeven het verweer niet te zullen honoreren, dit niet voldoende was om te concluderen dat er sprake was van vooringenomenheid. De rechter had de raadsman de gelegenheid geboden om de zaak aan te houden voor een uitgebreider pleidooi, maar de raadsman had ervoor gekozen om het kort te houden. De rechtbank concludeerde dat er geen zwaarwegende aanwijzingen waren voor een gebrek aan onpartijdigheid van de rechter. Het verzoek werd als ongegrond afgewezen, en de rechtbank bepaalde dat het onderzoek ter terechtzitting werd hervat in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het verzoek tot wraking.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Beschikking van 12 juni 2008 op het op 4 juni 2008 gedane en onder rekestnummer
399978 / HA RK 08.336 ingeschreven verzoek tot wraking van:
[ ],
wonende te [ ],
verzoeker tot wraking,
raadsman mr. R.P. Kuijper, advocaat te Amsterdam,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. [X], hierna de rechter, in haar hoedanigheid van politierechter in de strafzaak onder parketnummer [ ] van het openbaar ministerie tegen verzoeker voornoemd.
1. De procedure
Het verzoek is gedaan ter zitting van 4 juni 2008 en behandeld ter openbare zitting van 4 juni 2008, alwaar de rechtbank verzoeker, zijn raadsman, de rechter, de griffier en de officier van justitie heeft gehoord.
De rechtbank heeft kennis genomen van de aantekeningen van de griffier en de pleitnota van de raadsman.
De uitspraak is bepaald op donderdag 12 juni 2008.
2. Het verzoek en de gronden daarvan
Verzoeker stelt dat de rechterlijke onpartijdigheid van de rechter in het geding is. Het verzoek is samengevat als volgt toegelicht. De rechter heeft volgens verzoeker de objectieve indruk gewekt al vooruitgelopen te zijn op het eindoordeel ten aanzien van de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie, door zijn pleidooi te onderbreken en te stellen dat het voor het nemen van de beslissing in de strafzaak tegen verzoeker van geen belang is wat er in het bestuursrecht is beslist ten aanzien van de rechtmatigheid van huisbezoeken.
Verzoeker heeft daarop gewezen dat er een uitspraak ligt van een andere politierechter van deze rechtbank waarin met een verwijzing naar een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is verklaard. Ook in het strafrecht dient de rechter zich een eigen oordeel te vormen over de rechtmatigheid van het afgelegde huisbezoek.
Voordat een en ander uitgebreid nader kon worden toegelicht heeft de rechter medegedeeld bij haar standpunt met betrekking tot de scheiding van het straf- en bestuursrecht te blijven. Hiermee heeft de rechter blijk gegeven van vooringenomenheid.
3. De reactie van de rechter
De rechter heeft verweer gevoerd. Zij heeft aangevoerd dat, nadat de zaak inhoudelijk was behandeld en de officier haar requisitoir had gehouden, de raadsman aan het woord kwam. Toen zij zag dat de pleitnota 17 pagina´s besloeg heeft zij de raadsman herinnerd aan het feit dat voor de zaak 30 minuten was uitgetrokken maar dat de behandeling wat haar betrof ook langer mocht duren. Indien de raadsman de pleitnota integraal zou willen voordragen heeft zij medegedeeld dat het beter zou zijn om de zaak aan te houden zodat de raadsman meer tijd zou hebben zijn pleitnota voor te dragen. De raadsman heef daarop geantwoord dat hij zou proberen het kort te houden. Vervolgens is de raadsman met zijn pleidooi begonnen. Nadat de raadsman zijn inleiding had afgerond en was aanbeland bij de rechtmatigheid van het afgelegde huisbezoek heeft de rechter opgemerkt dat het hier een strafproces betrof en zij zich aan de voor dat proces geldende regels zou houden. Daarop heeft de raadsman een uitspraak van een andere politierechter naar voren gebracht waarin wel rekening was gehouden met een uitspraak van de bestuursrechter. Daarop heeft de rechter medegedeeld dat zij zich kon voorstellen dat het in bepaalde gevallen van belang was op welke wijze het huisbezoek was verlopen en wat daaruit naar voren was gekomen. In dit geval had verzoeker de bezoekers echter vrijwillig tot zijn woning toegelaten. In deze zaak leek de uitspraak van de andere politierechter dan ook niet relevant omdat in deze zaak uit het huisbezoek geen relevant bewijs naar voren was gekomen. Zij heeft vervolgens medegedeeld dat zij het huisbezoek niet in de beoordeling zou betrekken, aldus de rechter.
4. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft samengevat aangevoerd dat zij weinig heeft toe te voegen aan wat al naar voren is gebracht. Het door de raadsman aangehaalde vonnis van de politierechter te Amsterdam betrof een ander geval. Het bewijs van de strafrechtelijke vervolging kwam in die zaak voort uit het huisbezoek dat was afgelegd. In deze zaak was dat niet het geval zodat er geen zwaarwegende aanwijzigen zijn, dat het de rechter aan onpartijdigheid ontbreekt.
5. De beoordeling van het verzoek
5.1 Op grond van het bepaalde in artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering dient in een wrakingsprocedure te worden beslist of er sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
5.2 Daarbij dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een procespartij vooringenomen is,
althans dat de bij die partij bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Het standpunt van de verdachte te dien aanzien is wel belangrijk, maar niet doorslaggevend; de vrees voor partijdigheid moet objectief gerechtvaardigd zijn.
5.3 De rechtbank overweegt het volgende. Uit de ter zitting gegeven toelichting is gebleken dat, nadat van de voor de behandeling van de zaak uitgetrokken 30 minuten de helft was verstreken, de raadsman aan zijn pleidooi is toegekomen. De rechter, die zag dat de overhandigde pleitaantekeningen 17 bladzijden besloegen, heeft de raadsman herinnerd aan de voor de zaak (nog) beschikbare tijd en heeft voorgesteld de behandeling op een ander moment voort te zetten. De raadsman heeft daarop medegedeeld dat hij het kort zou houden. (Verder) bladerend door de pleitaantekeningen, zag de rechter dat de rechtmatigheid van de huiszoeking werd bestreden en de gronden die daarvoor zouden worden aangevoerd. Daarover heeft zij opgemerkt zich aan de volgens haar heersende opvattingen op dat punt zullen houden. De raadsman bracht daarop naar voren dat een (andere) politierechter in deze rechtbank op dit punt anders heeft beslist, waarop de rechter op gronden als hiervoor in haar reactie vermeld wederom te kennen gaf bij de volgens haar heersende opvattingen op dit punt te zullen blijven.
5.4 Naar het oordeel van de rechtbank heeft de rechter weliswaar voortijdig te kennen gegeven het bewuste verweer op juridische gronden niet te zullen honoreren, maar dat rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank niet de conclusie dat sprake is van vooringenomenheid jegens verzoeker noch dat verzoeker objectief gerechtvaardigd kon vrezen dat de rechter jegens hem een vooringenomenheid koesterde dan wel niet meer onbevangen tegenover de zaak zou staan.
De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat een en andere ter sprake is gekomen in het kader van de bespreking van de tijdsduur van de zitting en de rechter de raadsman de gelegenheid heeft geboden de zaak aan te houden tot een tijdstip waar zijn pleitnota intergraal zou kunnen worden voorgedragen. De raadsman heeft ervoor gekozen het kort te houden waarna de kernpunten uit zijn verweer naar voren zijn gehaald en de rechter heeft aangekondigd die verweren niet te zullen gaan honoreren.
5.5 Naar het oordeel van de rechtbank levert dit geen zwaarwegende omstandigheid op dat het de rechter aan onpartijdigheid ontbreekt. Het wrakingsverzoek dient als ongegrond te worden afgewezen.
6. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
B E S L I S S I N G :
De rechtbank:
- wijst het verzoek tot wraking af;
- bepaalt dat het onderzoek ter terechtzitting wordt hervat in de stand waarin dit zich ten tijde van het verzoek tot wraking bevond.
Aldus gegeven door mrs. J.A.J. Peeters, voorzitter, R.A.J. van der Linde en G.H. Marcus, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 juni 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.