ECLI:NL:RBAMS:2008:BH7352

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
8.679
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter-commissaris wegens vermeende vooringenomenheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 18 november 2008 uitspraak gedaan over een mondeling verzoek tot wraking van mr. [X], rechter-commissaris, ingediend door een verdachte in een strafzaak. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op de stelling dat de rechter-commissaris zich had opgesteld als verlengstuk van het openbaar ministerie, doordat zij voorafgaand aan een verhoor contact had gehad met de officier van justitie. De verzoeker stelde dat dit de onpartijdigheid van de rechter in gevaar bracht en dat hij niet in kon zien dat de rechter dit normaal achtte.

De rechtbank heeft het standpunt van de verzoeker niet gedeeld. De rechtbank oordeelde dat rechtstreekse contacten tussen de rechter-commissaris en het openbaar ministerie regelmatig voorkomen en noodzakelijk zijn voor de regeling van praktische zaken. De rechtbank benadrukte dat zolang deze contacten beperkt blijven tot praktische regelingen, er geen reden is om aan te nemen dat er sprake is van vooringenomenheid of dat de schijn van vooringenomenheid wordt gewekt.

De rechtbank erkende dat het ongelukkig was dat de verzoeker pas na aanvang van de zitting op de hoogte was gesteld van het contact tussen de rechter en de officier van justitie. Echter, de rechtbank concludeerde dat er geen zwaarwegende aanwijzingen waren voor de vrees dat de rechter vooringenomen zou zijn of dat het haar aan onpartijdigheid ontbrak. Daarom werd het wrakingsverzoek als ongegrond afgewezen.

De beslissing van de rechtbank benadrukt het belang van de rechterlijke onpartijdigheid, maar ook de noodzaak van praktische communicatie tussen de rechter en het openbaar ministerie in het kader van de rechtsgang. De rechtbank heeft de verzoeker en zijn raadsman in de gelegenheid gesteld hun standpunten naar voren te brengen, maar heeft uiteindelijk geoordeeld dat de procedure correct was verlopen en dat er geen reden was om de rechter te wraken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Beschikking op het tijdens het verhoor door de rechter-commissaris van 7 oktober 2008 gedane en onder rekestnummer 08.679 ingeschreven verzoek van:
[ ],
geboren op [ ] te [ ],
wonende te [ ],
verzoeker,
raadsman: mr. J.F. van der Brugge, advocaat te Amsterdam,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. [X], rechter-commissaris te Amsterdam, hierna: de rechter.
Verloop van de procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van de navolgende processtukken:
? het proces-verbaal van het verhoor van inbewaringstelling van verzoeker van
7 oktober 2008,
? de brief van de rechter aan de griffier van de wrakingskamer d.d. 8 oktober 2008;
? de eerste en tweede versie van de vordering inbewaringstelling van 7 oktober 2008;
? de schriftelijke toelichting van de raadsman d.d. 31 oktober 2008.
De rechter heeft medegedeeld niet in de wraking te berusten.
Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van 4 november 2008, alwaar de raadsman en de rechter zijn gehoord
1. Gronden van de beslissing
Van de volgende feiten wordt uitgegaan:
a) Verzoeker is verdachte in een strafzaak geregistreerd onder parketnummer [ ].
b) Op 7 oktober 2008 om 13:30 uur stond de behandeling gepland van de vordering tot inbewaringstelling van verzoeker.
c) Voor de voorgeleiding bereikte het dossier met daarin de vordering tot inbewaringstelling de rechter. De rechter was van oordeel dat de vordering slordig was opgesteld, omdat deze was voorzien van een voorblad dat grotendeels was doorgestreept en waarbij met de pen was bijgeschreven dat werd verwezen naar het concept van de telastelegging. De rechter heeft vervolgens gebeld met de parketsecretaris met het verzoek om een nieuwe getypte tekst te verschaffen. Deze secretaris heeft toegezegd dat die zo spoedig mogelijk zou worden gestuurd.
d) Om 14:55 uur heeft de raadsman geïnformeerd naar het tijdstip van de voorgeleiding. Aan de raadsman is door een van de griffiers meegedeeld dat de behandeling van de zaak nog even op zich zou laten wachten, omdat de vordering nog niet in orde was
e) De raadsman wilde dat de behandeling van de zaak terstond doorging en heeft verzocht de rechter hierover te spreken. Aan dat verzoek is geen gevolg gegeven.
f) De zitting begon ruim een half uur later dan gepland. Bij aanvang van de zitting is aan de raadsman een afschrift van de nieuwe vordering tot bewaringstelling uitgereikt. Deze was inhoudelijk identiek aan het eerder aan hem uitgereikte stuk maar mist het voorblad en de tenlastelegging was in de vordering zelf opgenomen..
g) De raadsman heeft bezwaar gemaat tegen het feit dat voorafgaand aan het verhoor door de rechter-commissaris contact is opgenomen met de parketsecretaris, tegen het uitblijven van overleg tussen de rechter en de raadsman over het vragen van een nieuwe versie van de vordering en tegen het niet reageren op zijn verzoek om de rechter hierover te spreken. De rechter heeft meegedeeld zich niet met de inhoud van de vordering te hebben bemoeid en heeft meegedeeld dat zij de opmerkingen en bezwaren van de raadsman zou opnemen in het proces-verbaal.
h) Daarop heeft de raadsman het wrakingsverzoek gedaan. De rechter heeft hierop haar werkzaamheden in de zaak van verdachte neergelegd.
i) Een andere rechter-commissaris heeft vervolgens de verdachte en de raadsman op de vordering gehoord en daarop beslist
2. Het verzoek en de gronden daarvan
Het verzoek tot wraking is gebaseerd op de navolgende - zakelijk - weergegeven gronden:
Pas bij aanvang van de zitting, nadat aan verzoeker een van de eerdere in afschrift verstrekte vordering afwijkende vordering is uitgereikt, heeft de rechter desgevraagd bevestigd dat er was gewacht op een andere versie, omdat de eerdere vol doorhalingen en krassen zat. De raadsman heeft daarop opgemerkt dat hij het buitengewoon onbeleefd vond van de rechter dat hij niet eerder op de hoogte was gebracht van de gang van zaken en dat als de vordering niet beviel, de rechter de vordering had behoren af te wijzen. Volgens verzoeker heeft de rechter daarop geantwoord dat het haar vrij staat om te vragen om een andere vordering en dat zij best kan oordelen op basis van de eerdere vordering maar een nette, aangepaste vordering wilde. De rechter heeft zich daardoor opgesteld als verlengstuk van het openbaar ministerie. Daarom heeft hij het wrakingsverzoek ingediend, maar ook omdat hem tijdens het wachten de reden daarvan niet is meegedeeld en hem een gesprek daarover niet is toegestaan. De rechterlijke onpartijdigheid heeft schade geleden, omdat de rechter contact heeft gehad met het parket buiten het zicht en de waarneming van de verdediging. Verzoeker kan niet inzien dat de rechter het kennelijk normaal acht dat zij achter zijn rug om contact heeft met de officier van justitie.
3. De reactie van de rechter
De rechter heeft het verzoek bestreden. Het contact met de parketsecretaris en de officier van justitie had uitsluitend tot doel om een fatsoenlijke schriftelijke vordering te verkrijgen, die ook
voor verzoeker en zijn raadsman duidelijk en helder was. Dit heeft zij ook aan verzoeker
uitgelegd. Een dergelijk contact met het parket behoort tot de normale gang van zaken in het kabinet van de rechter-commissaris. Er is niet verzocht om een inhoudelijke aanpassing van de vordering. Van enige vooringenomenheid is dan ook geen sprake.
4. De beoordeling van het verzoek
4.1. Bij de beoordeling van het verzoek stelt de rechtbank voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Aan de hand van deze maatstaf zal de rechtbank het wrakingsverzoek beoordelen.
4.2 Verzoeker heeft aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag gelegd dat een rechter onder geen enkele omstandigheid voorafgaand aan een verhoor contact mag hebben met het openbaar ministerie, omdat dit de rechterlijke onpartijdigheid in gevaar kan brengen en de schijn van vooringenomenheid met zich meebrengt. De rechtbank deelt dit standpunt niet. Rechtstreekse contacten tussen de rechter-commissaris en het openbaar ministerie zaken komen regelmatig voor en zijn voor de regeling van praktische zaken ook niet goed te vermijden. Indien bij die contacten het bij de regeling van praktische zaken blijft is er geen aanleiding aan te nemen dat daaruit blijkt van vooringenomenheid van de rechter of dat daardoor de objectief gerechtvaardigde schijn van vooringenomenheid wordt gewekt.
4.3 Ter zitting is gebleken dat verzoeker pas na aanvang van de zitting op de hoogte is gesteld van het feit dat de rechter heeft gebeld met de officier van justitie en waarover is gesproken. De rechter heeft verzoeker ook niet in gelegenheid gesteld tot overleg. Zij is niet ingegaan op het verzoek van de raadsman daartoe. De rechtbank acht dit een ongelukkige gang van zaken, omdat bij de raadsman hierdoor de indruk zou kunnen zijn gewekt dat hij op de zitting geconfronteerd zou worden met een nieuwe dan wel met een inhoudelijk andere vordering tot inbewaringstelling.
4.4 Onbetwist is dat de eerder verstrekte vordering tot inbewaringstelling identiek is aan de definitieve versie en dat verzoeker uiteindelijk volledig op de hoogte is gesteld over de gang van zaken. Redelijkerwijs kan over dit laatste bij verzoeker ook geen twijfel meer bestaan. In ieder geval is hierin geen zwaarwegende, objectief gerechtvaardigde aanwijzing te vinden voor de vrees dat de rechter vooringenomen zou zijn of dat het haar aan onpartijdigheid zou ontbreken.
4.5 Nu geen feiten of omstandigheden zijn gesteld of gebleken die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden dient het wrakingsverzoek als ongegrond te worden afgewezen.
4.6 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
B E S L I S S I N G :
De rechtbank:
- wijst het verzoek tot wraking af.
Aldus gegeven door mrs. G.H. Marcus, R.A.J. van der Linde en Y.A.A.G. de Vries en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 november 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.