ECLI:NL:RBAMS:2008:BH7283

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
8.278
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen een bestuursrechter wegens vermeende partijdigheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 4 juni 2008 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van mr. [X], een bestuursrechter. Het wrakingsverzoek werd ingediend door verzoeker, die stelde dat de rechter zijn zaak niet zorgvuldig had behandeld. Verzoeker verwees naar een eerdere zaak waarbij dezelfde gemachtigde van de verweerder betrokken was, en stelde dat hij onvoldoende gelegenheid had gekregen om te reageren op de argumenten van de gemachtigde. Verzoeker had ook een verzoek gedaan om gescheiden van de verweerder te worden gehoord, wat door de rechter werd afgewezen.

De rechtbank oordeelde dat de door verzoeker aangevoerde gronden voornamelijk zijn persoonlijke visie op de beslissing van de rechter betroffen en dat deze gronden geen objectieve aanwijzingen voor partijdigheid opleverden. De rechtbank benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De rechtbank concludeerde dat de vrees van verzoeker voor partijdigheid niet gerechtvaardigd was, en dat het enkele feit dat de rechter partijen niet gescheiden wilde horen, niet voldoende was om aan te nemen dat de rechter niet onpartijdig was.

Uiteindelijk werd het wrakingsverzoek als ongegrond afgewezen. De rechtbank bepaalde dat de procedure met het nummer AWB 08/1262 WWB hervat zou worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de indiening van het wrakingsverzoek. De uitspraak benadrukt het belang van de objectieve beoordeling van wrakingsverzoeken en de grenzen van de rechtsmiddelen in bestuursrechtelijke procedures.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Beschikking op het op 17 april 2008 ingekomen en onder rekestnummer 08.278 ingeschreven verzoek tot wraking van:
[ ],
wonende te [ ],
in hoedanigheid van gemachtigde van [ ], wonende te [ ],
verzoeker,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. [X], rechter te Amsterdam, hierna: de rechter.
Verloop van de procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van de navolgende processtukken:
? het verzoekschrift met bijlagen van 17 april 2008,
? de brief met bijlage van verzoeker d.d. 23 april 2008,
? het proces-verbaal van de zitting d.d. 16 april 2008.
De rechter heeft medegedeeld niet in de wraking te berusten. Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van 28 mei 2008 alwaar de rechtbank verzoeker en de rechter heeft gehoord. De uitspraak is bepaald op 4 juni 2008.
1. Gronden van de beslissing
Van de volgende feiten wordt uitgegaan.
a) Bij de sector bestuursrecht van de Rechtbank Amsterdam is een zaak aanhangig met het nummer [ ]. De zaak betreft een aanvraag van de moeder van verzoeker, die verblijft in een AWBZ-verpleeghuis, tot toekenning van bijzondere bijstand voor voedingssupplementen.
b) Op 16 april 2008 heeft een mondelinge behandeling plaatsgehad. Verzoeker heeft ter zitting aan de rechter het verzoek gedaan om gescheiden van verweerder te mogen worden gehoord. De rechter heeft dat verzoek afgewezen. Daarop heeft verzoeker het wrakingsverzoek gedaan.
2. Het verzoek en de gronden daarvan
2.1 Het verzoek tot wraking, zoals ter zitting nog door verzoeker nader toegelicht en aangevuld,
is gebaseerd op de navolgende zakelijk weergegeven gronden.
2.2 De rechter heeft zijn zaak niet zorgvuldig behandeld. Net als bij een eerdere zaak die door een andere rechter werd behandeld en tegen welke rechter hij eveneens een wrakingsverzoek heeft ingediend in 2007 (rekestnummer 07.579) kreeg verzoeker van de rechter onvoldoende de gelegenheid om te reageren op hetgeen door de gemachtigde van verweerder werd aangevoerd. Verzoeker heeft de rechter op die zaak gewezen. Daarbij trad dezelfde gemachtigde van verweerder op, die hem toen volgens verzoeker heeft beledigd. De rechter was echter niet bereid om zijn verzoek te honoreren. Verzoeker heeft ter onderbouwing van zijn verzoek om buiten de aanwezigheid van de vertegenwoordiger van verweerder te worden gehoord gewezen op de artikelen 7:20 en 8:62 van de Algemene Bijstandswet.
3. Het verweer van de rechter
De rechter heeft aangevoerd dat het uitgangspunt in bestuursrechtelijke procedures is dat partijen in elkaars aanwezigheid worden gehoord en op elkaars standpunten kunnen reageren. Gehoord de standpunten van verzoeker en verweerder, heeft zij geen aanleiding gezien om in dit geval van dat uitgangspunt af te wijken. Bovendien is het gescheiden horen van partijen niet gebaseerd op de wet. De zaak van verzoeker betrof geen administratief beroep.
4. De beoordeling van het verzoek
4.1 Bij de beoordeling van het verzoek stelt de rechtbank voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Aan de hand van deze maatstaf zal de rechtbank het verzoek beoordelen.
4.2 Naar het oordeel van de rechtbank leveren de door verzoeker genoemde omstandigheden geen grond op voor de vrees dat het de rechter aan onpartijdigheid en daarmee aan onafhankelijkheid ontbreekt. Evenmin blijkt uit de gestelde feiten de aanwezigheid van de schijn van partijdigheid. De door verzoeker aangevoerde gronden betreffen zijn visie op door de rechter genomen beslissing. Hieruit kan niet worden afgeleid dat de door verzoeker jegens de rechter gestelde vrees van partijdigheid gerechtvaardigd is.
4.3 Gezien de door verzoeker en de rechter gegeven toelichting kan niet worden gezegd dat verzoeker door de beslissing van de rechter niet in de gelegenheid is gesteld om in voldoende
mate zijn visie op de zaak te geven. Het enkele feit dat de rechter partijen niet gescheiden wilde horen, rechtvaardigt niet de door verzoeker jegens de rechter gestelde vrees van partijdigheid.
4.4 Hierbij merkt de rechtbank op dat een verzoek tot wraking niet is bedoeld om
onwelgevallige beslissingen ter discussie te stellen. Het gesloten systeem van rechtsmiddelen staat daaraan in de weg.
5. Nu feiten of omstandigheden die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden zijn gesteld noch gebleken, dient het wrakingsverzoek als ongegrond te worden afgewezen.
6. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
B E S L I S S I N G :
De rechtbank:
? wijst het wrakingsverzoek af;
? bepaalt dat de zaak met het nummer AWB 08/1262 WWB wordt hervat in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de indiening van het wrakingsverzoek.
Aldus gegeven door mr. J.A.J. Peeters, voorzitter, en mrs. M. van Hees en M.J.M. Langeveld, leden van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 juni 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.