De raadsman van verdachte heeft bij pleidooi, zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd.
Het verbaast hem in hoge mate dat het adviesbureau in deze zaak vervolgd wordt, nu het, als adviseur van de gemeente Amsterdam als opdrachtgever, heeft gedaan wat het redelijkerwijs kon doen om een oplossing voor de lekkageproblematiek te bevorderen, hoewel het dat, gelet op zijn verantwoordelijkheden binnen het project, niet had hoeven doen. De gemeente Amsterdam was eindverantwoordelijke binnen het project Noord-Zuidlijn. De rol van het adviesbureau was beperkt tot het op verzoek van het projectbureau geven van adviezen en voorts het houden van toezicht op de technische aspecten van de bouwactiviteiten van de aannemers in de binnenstad.
Ten aanzien van [bedrijf 2] was de taak van het adviesbureau zeer beperkt, immers slechts tot het uitbrengen van een gunningsadvies aan het projectbureau.
De raadsman onderscheidt drie perioden.
Op 1 juni 2005 wordt het adviesbureau in de persoon van [persoon 3] telefonisch op de hoogte gebracht van de constatering dat de bassins lekten. [bedrijf 2] faxt de volgende dag een plan van aanpak aan het OM. Op 7 en 8 juni 2005 constateert de toezichthouder dat de goten zijn aangelegd en de lekkage is verholpen. De aanvoer van jetgroutspoil wordt weer hervat. In deze periode had het adviesbureau geen enkele aanleiding zich actief met de zaak te bemoeien, omdat het niet feitelijk bij de uitvoering van het werk bij [bedrijf 2] was betrokken en omdat onmiddellijk bleek dat het bevoegd gezag zich met de zaak bemoeide.
Op 1 juli 2005 wordt dan [persoon 4] door het openbaar ministerie gebeld. Hij volgt het verzoek op de aanvoer van jetgroutspoil te doen staken. In de dagen erna helpt het adviesbureau met het zoeken naar oplossingen voor de lekkende bassins. Op 14 juli 2005 zendt de [persoon 5] zijn commentaar op de voorgenomen maatregelen van [bedrijf 2] aan [persoon 6]. Het op deze wijze en in deze periode proberen te leveren van een positieve bijdrage kan onmogelijk in strijd met de zorgplicht worden geacht.
De derde periode loopt van 30 november tot en met 16 december 2005. In die periode wordt het adviesbureau niet meer direct op de hoogte gebracht van lekkages. Als het dan op 12 december 2005 op de hoogte wordt gesteld, hebben de toezichthouders en opsporingsdiensten [bedrijf 2] wederom reeds in een stevige greep, waardoor voor het Adviesbureau geen enkele aanleiding bestond in te grijpen. Ook in dit geval kan het adviesbureau dan ook niet worden verweten dat het in strijd met zorgplichtbepalingen heeft gehandeld, laat staan dat van opzet sprake is.
Doordat het adviesbureau er telkens voor heeft zorg gedragen dat de aanvoer van grout werd gestopt, zodra hierom werd verzocht, heeft het alle maatregelen genomen die van het adviesbureau als zorgvuldig handelend rechtspersoon in termen van coördinatie konden worden verlangd.
Daarnaast is het adviesbureau niet verantwoordelijk voor de genomen technische maatregelen. Het adviesbureau had de rol, noch de bevoegdheid actief in te grijpen. Het feit dat [persoon 7] enige malen bij [bedrijf 2] is geweest, maakt dat niet anders.
Ook is van de zijde van het adviesbureau geen sprake geweest van uitoefening van druk. Het adviesbureau heeft [bedrijf 2] slechts op haar contractuele verantwoordelijkheid jegens de gemeente aangesproken.
Indien ten aanzien van het adviesbureau zou worden aangenomen dat het de wettelijke plicht had te voorkomen dat zich bij [bedrijf 2] lekkages zouden voordoen, wordt de reikwijdte van de zorgplichtbepalingen in de WBB en WM tot een onaanvaardbaar niveau opgerekt.
De term “hoge pH” is een onbepaalde term, waarvan niet duidelijk is wat daarmee wordt bedoeld. Het was de taak van het adviesbureau niet om handelingen ter plaatse te verrichten, en, indien het dit had gewild, ontbrak het aan de middelen en de mogelijkheden.
Uit het StAB-rapport blijkt dat de bodem niet kan zijn verontreinigd door bovengenoemde stoffen. Eén van de antwoorden uit het rapport luidt dat sprake kan zijn van aantasting van de bodem. Hierbij gaat het rapport uit van de aanname dat het basische water dat [verbalisant 1] op het terrein heeft aangetroffen, uit de bassins is gestroomd en dat dit de bodem kan zijn ingelopen. Zoals echter uit de getuigenverhoren is gebleken, waren er zoveel bronnen van basisch materiaal op en rond het terrein van [bedrijf 2] aanwezig dat onmogelijk kan worden bewezen dat het buiten de bassins aangetroffen basische water ook daadwerkelijk uit de bassins is gelekt en ter plaatse in de bodem is terechtgekomen.
Voorts is er geen enkele aanwijzing dat het basische water in de bodem is terechtgekomen. Hierbij is bovendien van groot belang in hoeverre de bodem al was aangetast. Nu dat niet kan worden vastgesteld, kan ook geen antwoord op de vraag worden gegeven of de bodem (feitelijk) nog kon worden aangetast.
Uit de vergunning blijkt dat de infiltratie van groutwater in de bodem reeds verwacht was en, gezien de overwegingen daarover, in overeenstemming met de vergunning was. Uit de jurisprudentie volgt dat in beginsel niet in strijd met enige zorgplicht wordt gehandeld, indien handelingen worden verricht die in overeenstemming met de vergunning zijn.
Nu het adviesbureau slechts heeft geadviseerd en niet verantwoordelijk was voor de directievoering en uitvoering van de verboden handelingen, kan het ook niet als functioneel dader worden aangemerkt.
Tenslotte kan het adviesbureau ook niet als medepleger worden aangemerkt. Van enige samenwerking gericht op de verboden gedraging was geen sprake.