ECLI:NL:RBAMS:2008:BH4783

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08-784 AOW
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdelijke regeling eenmalige tegemoetkoming pensioenverevening en het vertrouwensbeginsel

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 27 november 2008 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb) over de afwijzing van een aanvraag voor een eenmalige tegemoetkoming op basis van de Tijdelijke regeling eenmalige tegemoetkoming pensioenverevening. Eiseres had op 23 november 2007 een aanvraag ingediend, die door de Svb werd afgewezen omdat haar verzamelinkomen te hoog was. Eiseres stelde dat zij op basis van een e-mail van de Svb van 15 maart 2007 de verwachting had dat alleen het inkomen uit box één zou worden meegeteld voor de beoordeling van haar aanvraag.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzamelinkomen van eiseres, dat uit haar belastingaangifte van 2005 bleek, € 15.587 bedroeg, wat boven de grens lag voor de Tijdelijke regeling. Eiseres voerde aan dat zij rechten kon ontlenen aan de eerder ontvangen informatie van de Svb, maar de rechtbank oordeelde dat zij niet de verwachting had mogen ontlenen dat zij in aanmerking zou komen voor de tegemoetkoming. De rechtbank benadrukte dat er meer voorwaarden zijn waaraan voldaan moest worden en dat de clausule in de e-mail, die aangaf dat aan de e-mail geen rechten konden worden ontleend, duidelijk was.

De rechtbank concludeerde dat het beroep op het vertrouwensbeginsel niet kon slagen, omdat eiseres niet had aangetoond dat zij op basis van de mededeling van de Svb iets had gedaan of nagelaten wat zij anders niet zou hebben gedaan. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen vergoeding van griffierecht of proceskosten toegewezen. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 08/784 AOW
uitspraak van de enkelvoudige kamer
in de zaak tussen:
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
gemachtigde [gemachtigde eiseres]
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank,
verweerder,
gemachtigde mr. J.A.J. Groenendaal.
1. Procesverloop
Verweerder heeft bij besluit van 23 november 2007 de aanvraag van eiseres voor een eenmalige uitkering ingevolge de Tijdelijke regeling eenmalige tegemoetkoming pensioenverevening (hierna: Tijdelijke regeling) afgewezen.
Bij besluit van 1 februari 2008 heeft verweerder het daartegen door eiseres gemaakte bezwaar ongegrond verklaard (hierna: het bestreden besluit).
Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 oktober 2008.
Eiseres heeft zich doen vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
2. Overwegingen
Op 14 maart 2007 heeft eiseres via de site van verweerder een vraag gesteld over de Tijdelijke regeling. Haar vraag was of bij het toekennen van de eenmalige tegemoetkoming rekening gehouden werd met het belastbare inkomen uit alle drie boxen of alleen met box één. De Sociale verzekeringsbank (Svb)(vestiging Leiden) heeft per email van 15 maart 2007 aan eiseres geantwoord dat alleen met het inkomen uit box één rekening gehouden wordt. Onderaan de email staat dat aan deze email geen rechten kunnen worden ontleend.
Op 14 november 2007 heeft eiseres een aanvraag ingediend om in aanmerking te komen voor een eenmalige tegemoetkoming op basis van de Tijdelijke regeling. Deze aanvraag is door verweerder afgewezen op de grond dat het verzamelinkomen te hoog is.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder zich wederom op het standpunt gesteld dat eiseres geen recht op de eenmalige pensioenverevening heeft omdat haar verzamelinkomen te hoog is. Voorts stelt verweerder dat vestiging Leiden een fout heeft gemaakt. Er moet wel met het inkomen in alle drie boxen rekening gehouden worden. Uit de informatie die verweerder na de email nog heeft verstrekt, blijkt dit ook. Dat eiseres onjuist of niet volledig is ingelicht door vestiging Leiden, kan niet leiden tot een ander oordeel.
In beroep heeft eiseres aangevoerd dat zij wel degelijk rechten kan ontlenen aan de email van 15 maart 2007. Zo’n voorbehoud kan niet worden gemaakt. Eiseres heeft via de website informatie gevraagd aan verweerder en gekregen. Zij kon niet weten bij welke vestiging deze vraag terecht zou komen. Dat ze later meer informatie van een andere vestiging heeft gekregen, doet niets af aan de eerder verkregen informatie. Zij weet niet welke vestiging gelijk heeft, ze ziet verweerder als één geheel. Haar inkomen uit alleen box één is lager dan het vastgestelde bedrag van € 12.822, zodat zij van mening is in aanmerking te komen voor de eenmalige uitkering.
De rechtbank overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onder c, van de Tijdelijke regeling heeft recht op een eenmalige tegemoetkoming de persoon die over het kalenderjaar 2005 een verzamelinkomen, bedoeld in artikel 2.18 van de Wet inkomstenbelasting 2001, heeft dat minder bedraagt dan twaalf maal 110% van het bruto-ouderdomspensioen dat hoort bij het netto-ouderdomspensioen, bedoeld in artikel 9, zesde lid, onderdeel a, van de Algemene Ouderdomswet inclusief de netto-vakantie-uitkering, bedoeld in artikel 29, eerste lid, onderdeel b, van die wet zoals dat geldt op 1 juli 2005.
Het in artikel 2, eerste lid, aanhef en onder c, van de Tijdelijke regeling bedoelde bedrag is vastgesteld op € 12.822.
Ingevolge artikel 2.18 van de Wet inkomstenbelasting 2001 is het verzamelinkomen het gezamenlijke bedrag van:
a. het inkomen uit werk en woning;
b. het inkomen uit aanmerkelijk belang en
c. het belastbare inkomen uit sparen en beleggen,
verminderd met daarin begrepen te conserveren inkomen
Uit de belastingaangifte van eiseres van het jaar 2005 blijkt dat het inkomen van eiseres uit box één € 11.857 en uit box drie € 3.730 bedraagt. Het verzamelinkomen is € 15.587.
Vast staat daarmee dat het verzamelinkomen van eiseres te hoog ligt om in aanmerking te komen voor de Tijdelijke regeling.
Rest de vraag of eiseres had mogen vertrouwen op de mededeling van verweerder in de email van 15 maart 2007 en/of zij hieraan rechten kan ontlenen. Eiseres stelt dat het vertrouwen is gewekt dat bij de toets van het inkomen alleen rekening gehouden wordt met de inkomsten uit box één.
De rechtbank is van oordeel dat eiseres aan deze email niet de verwachting heeft mogen ontlenen dat zij in aanmerking zou komen voor de eenmalige tegemoetkoming. Gelet op het feit dat er meer voorwaarden zijn waaraan voldaan moet worden, de informatie die door verweerder is nagezonden waarin stond dat van het verzamelinkomen zou worden uitgegaan en de clausule onderaan de email “aan deze email kunnen geen rechten worden ontleend”, had eiseres kunnen en moeten begrijpen dat verweerder op basis van een door eiseres ingediende aanvraag zou beslissen of zij al dan niet in aanmerking komt voor een eenmalige tegemoetkoming.
Gesteld noch gebleken is dat eiseres op grond van de door de Svb Leiden gedane mededeling dat alleen rekening zou worden gehouden met inkomen uit box één, iets heeft gedaan of nagelaten, wat zij niet zou hebben gedaan of nagelaten, indien dat vertrouwen niet zou zijn opgewekt. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres bevestigd dat er wel plannen zijn gemaakt, maar dat het geld niet is uitgegeven uit voorzichtigheid. Er is dus in ieder geval geen sprake van financiële schade. Ook in dat opzicht is er geen aanleiding voor het oordeel dat eiseres recht heeft op een eenmalige tegemoetkoming.
Het beroep op het vertrouwensbeginsel kan daarom niet slagen.
Het beroep wordt ongegrond verklaard. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een vergoeding van het griffierecht dan wel een veroordeling in de proceskosten.
3. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 27 november 2008 door mr. H.J. Tijselink, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. C.S. de Waal, griffier,
en bekendgemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum.
De griffier, De rechter,
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan gedurende zes weken na toezending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State te ’s Gravenhage.
Afschrift verzonden op:
DOC: B