RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 08/1188 AOW
uitspraak van de enkelvoudige kamer
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank,
verweerder,
gemachtigde mr. A.T. van den Berg.
Verweerder heeft bij besluit van 31 januari 2008 de aanvraag van eiser voor een eenmalige tegemoetkoming pensioenverevening afgewezen.
Bij besluit van 14 maart 2008 heeft verweerder het daartegen door eiser gemaakte bezwaar ongegrond verklaard (hierna: het bestreden besluit).
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 oktober 2008.
Eiser is – met kennisgeving – niet verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Bij brief van 27 september 2007 heeft verweerder aan eiser medegedeeld dat hij in aanmerking komt voor een eenmalige uitkering ingevolge de Tijdelijke regeling eenmalige tegemoetkoming pensioenverevening (hierna: de Tijdelijk regeling). Eiser moet voor 15 november 2007 het aanvraagformulier ondertekend retour sturen.
De aanvraag is ondertekend op 28 oktober 2007 en door verweerder ontvangen op 25 januari 2008.
Bij bestreden besluit heeft verweerder de aanvraag afgewezen, omdat de aanvraag niet tijdig is ingediend. De termijn is beleidsmatig verlengd tot 12 december 2007. In bijzondere gevallen behandelt verweerder te late aanvragen, maar in het geval van eiser is geen sprake van een bijzonder geval. Het risico voor het niet tijdig ontvangen, komt voor risico van de afzender, in dit geval voor risico van eiser.
In beroep heeft eiser aangevoerd dat hij heeft gedaan wat moest. Hij heeft de aanvraag binnen de termijn teruggestuurd en begrijpt niet dat deze zo laat door verweerder is ontvangen. Hij stelt dat hij ten onrechte hiervoor verantwoordelijk wordt gesteld.
De rechtbank overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Tijdelijke regeling stelt verweerder op aanvraag het recht op een tegemoetkoming vast. Het tweede lid bepaalt dat een aanvraag tussen 1 oktober 2007 en 15 november 2007 bij verweerder wordt ingediend door middel van een door de SVB beschikbaar gesteld aanvraagformulier.
Ingevolge artikel 8, eerste lid, van de Tijdelijk regeling treedt deze in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2008. Het tweede lid bepaalt dat deze regeling, zoals die voor de datum waarop deze vervalt geldt, van toepassing blijft op de afwikkeling van deze regeling.
Eiser stelt dat hij de ondertekende aanvraag binnen twee weken, of althans spoedig, heeft teruggestuurd. Hij heeft daarvan echter geen bewijs geleverd.
De rechtbank stelt vast dat verweerder de aanvraag op 25 januari 2008, buiten de termijn, heeft ontvangen. Dit leidt de rechtbank af uit de stempel die verweerder op de aanvraag heeft gezet en uit de ontvangstbevestiging van 28 januari 2008.
Gelet op dat tijdstip van ontvangst is verzending door eiser op het door hem gestelde moment ook niet anderszins aannemelijk te achten.
Voorzover eiser bedoelt te stellen dat hij niet de dupe mag worden van fouten van de posterijen, wijst de rechtbank erop dat de verzender in beginsel het risico draagt van het zoek raken van een (niet aangetekend verzonden) poststuk. Eiser had dit risico kunnen ondervangen door de aanvraag aangetekend te verzenden. Ook dit argument baat eiser dus niet.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten.
Het beroep wordt dus ongegrond verklaard. Voor een vergoeding van het griffierecht dan wel een veroordeling in de proceskosten ziet de rechtbank geen aanleiding.
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 27 november 2008 door mr. H.J. Tijselink, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. C.S. de Waal, griffier,
en bekendgemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum.
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan gedurende zes weken na toezending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State te ‘s Gravenhage.
Afschrift verzonden op:
DOC: B