ECLI:NL:RBAMS:2008:BH4308

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13.498.019-08 en 15.800.007-07 (tul)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlof tot tenuitvoerlegging van een Britse gevangenisstraf en beoordeling van de vordering TUL

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 23 december 2008 uitspraak gedaan over de vordering tot tenuitvoerlegging van een Britse gevangenisstraf. De veroordeelde, geboren in Suriname en met de Nederlandse nationaliteit, was in het Verenigd Koninkrijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar voor het invoeren en bezitten van 869 gram cocaïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat de feiten waarvoor de veroordeelde in het Verenigd Koninkrijk is veroordeeld, ook naar Nederlands recht strafbaar zijn. De rechtbank is bevoegd om te oordelen over de vordering van de officier van justitie, die op 3 december 2008 is ingediend. De rechtbank heeft geoordeeld dat de veroordeelde de algemene voorwaarde van haar eerdere veroordeling heeft overtreden door zich opnieuw schuldig te maken aan een strafbaar feit in het buitenland.

De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen en de tenuitvoerlegging van de Britse gevangenisstraf toelaatbaar verklaard. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 32 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd en de persoon van de veroordeelde. De rechtbank heeft geoordeeld dat de opgelegde straf hoger is dan gebruikelijk in Nederland, maar lager dan de straf die in het Verenigd Koninkrijk zou zijn opgelegd. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden gesteld aan de veroordeelde, waaronder toezicht door de Reclassering Nederland.

De uitspraak benadrukt de ernst van het plegen van strafbare feiten in het buitenland en de gevolgen daarvan voor de veroordeelde. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf toegewezen, omdat de veroordeelde zich kort na haar eerdere veroordeling opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. De rechtbank heeft de beslissing genomen in het belang van de normhandhaving en om herhaling van strafbare feiten te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
parketnummer: 13.498.019-08 en 15.800.007-07 (tul)
RK nummer: 08/6553
Datum uitspraak: 23 december 2008
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 18 van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen, ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van
3 december 2008 en strekt onder meer tot het verle¬nen van verlof tot tenuitvoerlegging in Neder¬land van een rechterlijke beslissing van het Crown Court te Isleworth (Verenigd Koninkrijk) van 30 augustus 2007. Deze rechterlijke beslissing houdt onder meer in de veroor¬deling tot de vrij¬heids¬benemende straf van 6 jaren van:
[veroordeelde],
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedatum] 1975,
zonder vaste- woon of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting “Nieuwersluis “ te Nieuwersluis.
verder te noemen: veroordeelde.
1. Procesgang
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 9 december 2008. Daarbij zijn de veroordeelde, haar raadsvrouw, mr.M.H. Aalmoes, advocaat te Amsterdam en de officier van justitie gehoord.
2. Identiteit veroordeelde
Veroordeelde heeft ter zitting verklaard dat haar personalia als bovengenoemd, juist zijn en dat zij de Nederlandse nationaliteit heeft.
3. Toelaatbaarheid
De Britse autoriteiten hebben de overdracht en ten¬uit¬voer¬legging verzocht van de rechterlijke beslissing van het Crown Court te Isleworth (Verenigd Koninkrijk) van 30 augustus 2007.
Veroordeelde is vanaf 11 juni 2007 in het Verenigd Koninkrijk gedetineerd geweest, waarna zij in het kader van het Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen naar Nederland is overgebracht. Na aankomst in Nederland op 3 december 2008 is zij door de rechter-commissaris in bewaring gesteld.
Veroordeelde heeft de Nederlandse nationaliteit.
De rechterlijke beslissing voornoemd is onherroepelijk en voor tenuitvoerlegging vatbaar.
De rechtbank constateert dat de rechterlijke beslissing waarvan tenuitvoerlegging wordt ge¬vraagd is gewezen ten aan¬zien van een feit dat naar het recht van het Verenigd Koninkrijk strafbaar is. Dit feit is naar Nederlands recht als een zelfde inbreuk op de Nederlandse rechtsorde strafbaar.
Het feit wordt naar Nederlands recht gekwalificeerd als:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
Veroordeelde zou naar Nederlands recht eveneens strafbaar zijn geweest.
Veroordeelde diende op het moment van ontvangst van het verzoek tot haar overbrenging nog ten minste zes maanden van de haar opgelegde vrijheidsstraf te ondergaan.
Veroordeelde heeft verklaard mee te werken aan deze procedure en heeft op 29 april 2008 ingestemd met haar overbrenging naar Nederland.
De tenuitvoerlegging van het hiervoor vermelde vonnis dient toelaatbaar te worden verklaard nu is bevonden dat aan alle daarvoor in het toepasselijk verdrag en de wet gestelde vereisten is voldaan. Het verlof tot de tenuitvoerlegging van dit vonnis zal op na te melden wijze worden verleend.
4. Motivering van de strafoplegging
De officier van justitie heeft gevorderd dat in plaats van de buitenlandse sanctie dient te worden opgelegd een gevangenisstraf voor de duur van 32 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van de tijd die de veroordeelde in het Verenigd Koninkrijk in voor¬lopige hechtenis alsmede ter executie van de haar opgelegde vrij¬heidsstraf heeft doorgebracht en de tijd gedurende welke zij met het oog op overbrenging naar Nederland en uit hoofde van de Wet over¬dracht tenuitvoerlegging strafvonnissen van haar vrijheid beroofd is geweest. De officier van justitie heeft daarbij gevorderd dat aan de veroordeelde als bijzondere voorwaarde wordt opgelegd dat zij zich gedurende de proeftijd houdt aan de aanwijzingen die haar door of namens de reclassering Nederland, ressort Amsterdam, worden gegeven.
De rechtbank is van oordeel dat bij de keuze tot het opleggen van de straf en bij de bepaling van de duur daarvan, uit het oogpunt van een juiste normhandhaving, niet kan worden volstaan met een andersoortige of lagere straf dan een vrijheidsbene¬mende straf van na te melden duur, nu het, gezien de bewezenverklaring, gaat om invoer en bezit van 869 gram cocaïne.
Daarbij heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstan¬digheden waaronder dit feit is begaan en de persoon van veroordeelde.
Bij de vaststelling van de duur van de straf neemt de rechtbank het volgende in overweging. De Nederlandse overheid waarschuwt er regelmatig en nadrukkelijk voor dat aan het plegen van strafbare feiten in het buitenland, en met name op het gebied van verdovende middelen, grote risico's zijn verbonden, gezien de veelal aanzienlijk hogere straffen die daar voor dit soort feiten worden opgelegd.
Door zich in het Verenigd Koninkrijk aan voornoemd delict schuldig te maken heeft veroordeelde het risico genomen daarvoor zwaarder te worden gestraft dan in Nederland.
Dit risico is voor haar rekening.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat veroordeelde, voor zover de rechtbank kan nagaan, reeds eerder en recent is veroordeeld voor soortgelijke delicten als bovenstaande. Dit werkt strafverhogend. De rechtbank ziet echter aanleiding om aan de veroordeelde een deels voorwaardelijke straf op te leggen zoals door de officier van justitie gevorderd. Enerzijds om de veroordeelde ervan te weerhouden wederom drugsdelicten te plegen en anderzijds aan de voorwaardelijke straf een bijzondere voorwaarde te koppelen in de vorm van verplicht reclasseringscontact.
Een en ander leidt ertoe dat de straf hoger zal zijn dan in Nederland in overeen¬komstige gevallen gebruikelijk en lager dan de in Groot Brittannië opgelegde straf.
Veroordeelde had, volgens de bij de stukken gevoegde ver¬klaring, in het Verenigd Koninkrijk in het meest gunstige geval op 11 juni 2010 in vrijheid kunnen worden ge¬steld. De officier van justitie heeft erop gewezen dat veroordeelde in aanmerking zou zijn gekomen voor het “Early Removal Scheme” en derhalve in het Verenigd Koninkrijk op 11 oktober 2009 in vrijheid had kunnen worden gesteld.
5. Vordering tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft bij vordering van 3 december 2008 gevorderd dat de rechtbank de tenuitvoerlegging zal gelasten van het gedeelte van de gevangenisstraf dat voorwaardelijk werd opgelegd bij vonnis van de politierechter te Haarlem van 19 april 2007. Aan deze vordering heeft de officier van justitie ten grondslag gelegd dat de verdachte (de rechtbank leest: veroordeelde) zich gedurende de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit, waarvoor zij door 'the Crown Court at Isleworth' (Groot-Brittannië) bij beslissing van 30 augustus 2007 is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaren, zodat geconcludeerd moet worden dat zij de algemene voorwaarde uit het vonnis van 19 april 2007 heeft overtreden.
De raadsvrouwe heeft de rechtbank de vraag voorgelegd of zij wel bevoegd is te oordelen over een dergelijke vordering. Indien de rechtbank zich bevoegd acht, heeft de raadsvrouwe verzocht de proeftijd van voornoemde voorwaardelijke straf te verlengen.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging en haar bevoegdheid het volgende.
De rechtbank is bevoegd te oordelen over de vordering van de officier van justitie. Deze bevoegdheid ontleent zij naar analogie van artikel 14g, derde lid, Wetboek van Strafrecht, aan haar bevoegdheid gelijktijdig te oordelen over de vordering verlof tenuitvoerlegging van 3 december 2008.
De algemene voorwaarde waaronder veroordeelde door de politierechter te Haarlem is veroordeeld tot een gevangenisstraf, omvat tevens strafbare feiten gepleegd in het buitenland, voor zover die feiten naar Nederlands recht als strafbaar feit kunnen worden gekwalificeerd.
De rechtbank stelt vast dat zij bij de beoordeling van de vordering verlof tenuitvoerlegging van het Britse strafvonnis hiervoor reeds heeft geoordeeld dat het in dat vonnis bewezenverklaarde strafbare feit ook naar Nederlands recht als een strafbaar feit kan worden gekwalificeerd. Veroordeelde heeft derhalve meergenoemde algemene voorwaarde overtreden.
De rechtbank ziet aanleiding de vordering toe te wijzen, nu veroordeelde zeer kort nadat zij onder voorwaarden tot een gevangenisstraf was veroordeeld, zich opnieuw schuldig heeft gemaakt aan de invoer van cocaine, ditmaal in Groot-Brittannie. Nu van een voorwaardelijke straf voor veroordeelde klaarblijkelijk onvoldoende afschrikwekkende werking is uitgegaan, is geen plaats voor verlenging van de proeftijd. Veroordeelde zal de consequenties van haar handelen moeten ondervinden, reden waarom de rechtbank de vordering van de officier van justitie toewijst.
6. Toepasselijke wetsbepalingen
de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet;
de artikelen 2, 3, 20, 27, 28, 29, 30, en 31 van de Wet over¬dracht tenuitvoerlegging strafvonnissen;
de artikelen 2, 3, 6 en 11 van het Verdrag inzake de overbren¬ging van gevonniste personen, gesloten te Straatsburg op 21 maart 1983 (Trb. 1983, 74, Trb. 1987, 163).
7. Beslissing
VERKLAART TOELAATBAAR de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de Crown Court te Isleworth van 30 augustus 2007 opgelegde gevangenisstraf en verleent daartoe verlof.
LEGT OP een gevangenisstraf voor de duur van 32 (Tweeëndertig) maanden gevangenisstraf.
BEVEELT dat de tijd welke [veroordeelde] voornoemd in het Verenigd Koninkrijk in voor¬lopige hechtenis alsmede ter executie van de haar opgelegde vrij¬heidsstraf heeft doorgebracht en de tijd gedurende welke zij met het oog op overbrenging naar Nederland en uit hoofde van de Wet over¬dracht tenuitvoerlegging strafvonnissen van haar vrijheid beroofd is geweest, bij de tenuitvoerlegging van de straf in zijn geheel in mindering zal worden gebracht.
Beveelt dat een gedeelte, groot 12 (twaalf) maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd blijft onder toezicht en leiding van de Reclassering Nederland, ressort Amsterdam, en zich gedurende die proeftijd gedraagt naar de door of namens die instelling te geven aanwijzingen, zolang deze instelling dat noodzakelijk oordeelt.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorzover deze voorwaardelijk is opgelegd bij voornoemd vonnis d.d. 19 april 2007, zijnde 180 (honderdtachtig) dagen gevangenisstraf.
Aldus gewezen door:
mr. M.F.J.M. de Werd, voorzitter,
mrs. H.P.H.I Cleerdin en M.M. van der Nat, rech¬ters,
in tegenwoordigheid van mr. A.B. Boukema, grif¬fier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 december 2008.