ECLI:NL:RBAMS:2008:BH3586

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
412078 / KG ZA 08-2116 NB/RV
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van artikel 475e Rv op beslagvrije voet van een in het buitenland verblijvende Nederlander

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 23 december 2008 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiser, een Nederlander woonachtig in Portugal, en twee gedaagden: het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) en mr. Johannes Jonk, curator in het faillissement van Recon Aannemingsbedrijf B.V. Eiser ontving sinds 29 september 1999 een WAZ-uitkering van het UWV, maar er was beslag gelegd op deze uitkering door de curator. Eiser vorderde in kort geding de opheffing van dit beslag, stellende dat de beslagvrije voet ten onrechte op nul was vastgesteld, waardoor hij in zijn levensonderhoud werd geschaad.

De rechtbank oordeelde dat het UWV verplicht was om mee te werken aan het leggen van beslag op de uitkering van eiser, zonder de geldigheid en omvang daarvan te beoordelen. Eiser had geen belang bij zijn vordering jegens het UWV, omdat het UWV had aangegeven mee te zullen werken aan de opheffing van het beslag. De rechtbank concludeerde dat het beslag niet onrechtmatig was gelegd, en dat de vordering tot opheffing van het beslag niet kon worden toegewezen. Eiser werd veroordeeld in de proceskosten van zowel het UWV als de curator, die elk op € 1.070,00 werden begroot.

De rechtbank behandelde ook de vraag of de toepassing van artikel 475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) in strijd was met het Europese recht. Eiser stelde dat deze bepaling ongerechtvaardigd onderscheid maakte op basis van woonplaats, maar de rechtbank oordeelde dat het UWV geen beslissing had genomen over de hoogte van de WAZ-uitkering, en dat de beslaglegging gegrond was op een eerder vonnis. De rechtbank weigerde de gevraagde voorziening en verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 412078 / KG ZA 08-2116 NB/RV
Vonnis in kort geding van 23 december 2008
in de zaak van
[EISER],
wonende te [woonplaats], Tavira, Portugal,
eiser bij dagvaarding van 17 november 2008,
advocaat mr. P. Garretsen te ’s-Gravenhage,
tegen
1. het rechtspersoonlijkheid bezittende bestuursorgaan
UITVOERINGSINSTITUUT WERKNEMERSVERZEKERINGEN,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. D.P. Kraak te Amsterdam,
2. mr. JOHANNES JONK in diens hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Recon Aannemingsbedrijf B.V., gevestigd te Nieuwegein,
wonende te Leiden,
gedaagde,
in persoon verschenen.
1. De procedure
Ter terechtzitting van 12 december 2008 heeft eiser, verder eiser, gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. Gedaagde sub 1, verder UWV, en gedaagde sub 2, verder de curator, hebben elk verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening. eiser heeft producties en een pleitnota in het geding gebracht. Gedaagden hebben pleitnota’s in het geding gebracht. Ter zitting waren de raadslieden en de curator aanwezig.
Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
2. De feiten
2.1. Eiser ontvangt sinds 29 september 1999 een WAZ-uitkering van het UWV.
2.2. Eiser is bestuurder en enig aandeelhouder geweest van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Recon Holding B.V. Deze holding is bestuurder van Recon Aannemingsbedrijf B.V., gevestigd te Nieuwegein (verder: Recon).
2.3. Recon is bij vonnis van 23 maart 2005 van de rechtbank Utrecht in staat van faillissement verklaard, met benoeming van mr. Jonk tot curator.
2.4. Bij vonnis van 3 januari 2007 van de rechtbank Utrecht is eiser, voor zover hier van belang, veroordeeld tot betaling van € 125.000,00 (ter zake van het boedeltekort) aan de curator als voorschot op de schade veroorzaakt door het tekortschieten van eiser als (indirect) bestuurder van Recon.
2.5. Bij arrest van 22 april 2008 van het gerechtshof Amsterdam, nevenplaats Arnhem, is de onder 2.4 aangehaalde beslissing uit het vonnis van 3 januari 2007 bekrachtigd. Tegen dit arrest heeft eiser cassatie ingesteld.
2.6. Bij exploot van 27 maart 2008 heeft de curator het vonnis van 3 januari 2007 ten uitvoer doen leggen. Op 13 augustus 2008 heeft de curator beslag gelegd op de WAZ-uitkering van eiser. De beslagvrije voet is door de gerechtsdeurwaarder op € 0,00 vastgesteld.
2.7. Bij brief van 26 augustus 2008 heeft het UWV aan eiser meegedeeld dat de deurwaarder beslag heeft gelegd op de aan eiser toegekende WAZ-uitkering. Het UWV heeft eiser daarbij geïnformeerd over de door de deurwaarder vastgestelde beslagvrije voet. Het UWV schrijft verder dat zij de inhouding van de WAZ-uitkering voortzet totdat de deurwaarder aangeeft dat de vordering is voldaan.
3. Het geschil
3.1. Eiser vordert samengevat - de curator te bevelen het gelegde beslag onder het UWV op te heffen en het UWV te bevelen zulks te gehengen en gedogen en alle medewerking te verlenen aan de opheffing van het beslag. Een en ander met veroordeling van het UWV en de curator in de proceskosten.
3.2. Eiser stelt daartoe dat de gerechtsdeurwaarder ten onrechte geen beslagvrije voet hanteert en zo de volledige WAZ-uitkering van eiser int ten gunste van de boedel van Recon. eiser is woonachtig in Portugal en is voor zijn inkomsten afhankelijk van de WAZ-uitkering. Indien de beslagvrije voet voor eiser wordt bepaald zal blijken dat zijn WAZ-uitkering lager is dan de voor hem geldende beslagvrije voet. Het beroep van de gerechtsdeurwaarder op artikel 475e Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is onterecht omdat die bepaling in strijd is met het recht van de Europese Unie (EU). Door de volledige Nederlandse invaliditeitsuitkering van eiser onder het beslag te laten vallen om de enkele reden dat hij in een andere EU-lidstaat woonachtig is, wordt het recht op vrije verkeer van personen in de EU opzij gezet.
3.3. Het UWV voert voor alles aan dat zij als derdenbeslagene ten onrechte in dit geding is betrokken. Het UWV kan niet beslissen over het gelegde beslag, laat staan dat zij het beslag kan opheffen. Als het beslag wordt opgeheven dan zal het UWV daaraan uitvoering geven. Verder voert het UWV aan dat het verkeerd berekenen van de beslagvrije voet geen reden is voor opheffing van een gelegd beslag.
3.4. De curator voert aan dat eiser een beroep doet op artikel 10 (EEG) Verordening 1408/71 van de Raad voor de Europese Gemeenschappen van 14 juni 1971 (verder: verordening 1408/71). De curator betoogt dat deze bepaling niet van toepassing is bij het leggen van een beslag op een WAZ-uitkering. Verder sluit de curator zich aan bij het verweer van het UWV.
4. De beoordeling
4.1. Vooropgesteld wordt dat het UWV gehouden is volledige medewerking te geven aan het leggen van een beslag op de uitkering van eiser zonder de geldigheid en de omvang daarvan te mogen beoordelen. Het UWV heeft ter zitting dan ook te kennen gegeven mee te zullen werken aan uitvoering van een beslissing op grond waarvan het beslag dient te worden opgeheven. Eiser heeft daarom geen belang bij zijn vordering jegens het UWV en hij zal worden veroordeeld in de proceskosten van het UWV, tot heden begroot op EUR 254,00 aan vast recht en EUR 816,00 aan salaris advocaat.
4.2. De opheffing van een executoriaal beslag kan worden bevolen als bepaalde formaliteiten niet in acht zijn genomen, als beslag is gelegd ten laste van de verkeerde partij, of als het beslag anderszins onrechtmatig of onnodig is gelegd.
4.3. Eiser heeft gesteld dat het beslag onrechtmatig is gelegd omdat bij een juiste berekening van de beslagvrije voet de aan hem toegekende periodieke WAZ-uitkering deze beslagvrije voet niet zal overtreffen. Deze stelling kan niet worden gevolgd alleen al omdat voor de beoordeling van de geldigheid van een derdenbeslag op een periodieke uitkering op de door eiser aangevoerde grond, vereist is dat inzicht wordt gegeven in zijn in artikel 475d Rv genoemde persoonlijke omstandigheden en eiser dat heeft nagelaten. Dat er boven zijn beslagvrije voet geen ruimte is voor een geldig beslag in de zin van artikel 475b Rv kan dus niet worden vastgesteld.
4.4. Bij de beslaglegging heeft de deurwaarder toepassing gegeven aan artikel 475e Rv, welke bepaling inhoudt dat geen beslagvrije voet geldt voor vorderingen van een schuldenaar die niet in Nederland woont of vast verblijft. Onder de in deze bepaling genoemde omstandigheden kan de kantonrechter op verzoek van de schuldenaar een beslagvrije voet vaststellen. Eiser heeft gesteld dat deze bepaling in strijd is met het EU recht omdat het een ongerechtvaardigd onderscheid naar woonplaats inhoudt. Ter zitting heeft eiser te kennen gegeven dat hij daarbij heeft gedoeld op artikel 10 van verordening 1408/71, zoals de curator heeft aangevoerd. In dat artikel is bepaald dat de uitkering bij invaliditeit niet mag worden verminderd, gewijzigd of geschorst op grond van het feit dat de rechthebbende woonachtig is in een andere Lidstaat dan de Lidstaat waar hij de rechten op een invaliditeitsuitkering heeft opgebouwd.
4.5. Het bepaalde in artikel 10 van verordening 1408/71 betreft dus de beslissing van het UWV over de toekenning, dan wel wijziging, van een invaliditeitsuitkering aan een rechthebbende. Het gelegde executoriale beslag is gegrond op het vonnis van 3 januari 2007. Het UWV heeft haar medewerking gegeven aan die beslaglegging en de WAZ-uitkering van eiser ingehouden ten gunste van de curator. Dat is geen beslissing ter zake de hoogte van de WAZ-uitkering van eiser. Hiervan uitgaande kan dan ook niet worden aangenomen dat artikel 475e Rv op grond van genoemde bepaling in strijd is met het EU-recht.
4.6. Uit het vorenstaande volgt dat de conclusie is dat het beslag niet onrechtmatig is, zodat de vordering tot opheffing van het beslag niet kan worden toegewezen. Ook het mindere, namelijk een vordering tot voorlopige vaststelling van een beslagvrije voet, die eiser op grond van artikel 475e Rv bij de kantonrechter kan instellen, kan, gelet op hetgeen onder 4.3 is overwogen, niet worden toegewezen. In dit kort geding kan immers niet worden vastgesteld over welke middelen van bestaan eiser beschikt.
4.7. Eiser zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de curator worden begroot op:
- vast recht EUR 254,00
- salaris 816,00
Totaal EUR 1.070,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. weigert de gevraagde voorziening,
5.2. veroordeelt eiser in de proceskosten, aan de zijde van het UWV tot heden begroot op EUR 1.070,00, en aan de zijde van de curator tot heden eveneens begroot op EUR 1.070,00
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.C.H. Blankevoort, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. R. Verloo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 23 december 2008.?