ECLI:NL:RBAMS:2008:BH3579

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
328500 / HA ZA 05-3128
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake aansprakelijkheid en schadevergoeding in beleggingskwestie

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is op 8 oktober 2008 een vonnis gewezen in een civiele procedure tussen meerdere eisers en verweerders. De eisers, die in conventie optraden, hebben schadevergoeding gevorderd van de verweerders, die in reconventie zijn gedaagd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verweerders in conventie, waaronder een besloten vennootschap, zich schuldig hebben gemaakt aan het overtreden van de Wet toezicht effectenverkeer (WTE) door zonder vergunning als effectenbemiddelaar diensten aan te bieden. Daarnaast is vastgesteld dat de verweerders de zorgplicht jegens de beleggers hebben geschonden door onvoldoende informatie te verstrekken over de risico's van de beleggingsproposities. De rechtbank heeft de aansprakelijkheid van de verweerders in conventie vastgesteld, maar ook de eigen verantwoordelijkheid van de eisers in overweging genomen. De rechtbank oordeelde dat de schadevergoeding van de verweerders met 50% moest worden verminderd, gezien de mate waarin de eisers zelf ook bijgedragen hebben aan de schade door onvoorzichtig en onzorgvuldig handelen. De rechtbank heeft de zaak aangehouden voor verdere behandeling en het nemen van een akte door de partijen. Dit vonnis is een belangrijke uitspraak in het kader van beleggingsgeschillen en de verantwoordelijkheden van zowel beleggers als bemiddelaars.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 328500 / HA ZA 05-3128
Vonnis van 8 oktober 2008
in de zaak van
1. [eiser 1],
wonende te [woonplaats],
2. [eiser 2],
wonende te [woonplaats],
3. [eiser 3],
wonende te [woonplaats],
4. [eiser 4],
wonende te [woonplaats], Verenigd Koninkrijk,
5. [eiser 5],
wonende te [woonplaats],
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat voorheen mr. E.C. Lambers, thans mr. I.M.C.A. Reinders Folmer,
tegen
1. [verweerder],
wonende te [woonplaats],
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
IMMS CONSULTANCY B.V.,
gevestigd te Hilversum,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. J.W. Bouman.
Partijen zullen hierna [eisers in conventie, verweerders in reconventie] en [verweerders in conventie, eisers in reconventie] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 6 juni 2007,
- de akte van 4 juli 2007 van [eisers in conventie, verweerders in reconventie],
- het depot op 31 juli 2007 door [verweerders in conventie, eisers in reconventie] van 1 boekje “Valutahandel”,
- de akte van 1 augustus 2007 van [verweerders in conventie, eisers in reconventie] met bijlagen,
- de antwoordakte van 24 oktober 2007 van [eisers in conventie, verweerders in reconventie],
- de antwoordakte van 24 oktober 2007 van [verweerders in conventie, eisers in reconventie]
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling in conventie
Artikel 6:101 BW
2.1. De rechtbank is in het tussenvonnis tot de volgende oordelen gekomen: [verweerders in conventie, eisers in reconventie] heeft het verbod van artikel 7 lid 1 (oud) WTE overtreden door zonder vergunning als effectenbemiddelaar diensten aan te bieden; [verweerder 1] heeft het verbod van artikel 3 lid 1 (oud) WTE overtreden door buiten een besloten kring een in die bepaling bedoeld document te verspreiden, terwijl aan hem op de voet van artikel 4 lid 1 (oud) WTE geen vrijstelling of ontheffing daarvoor was verleend; [verweerders in conventie, eisers in reconventie] heeft de op hem, jegens degenen voor wie hij bemiddelde, rustende zorgplicht geschonden door geen correcte informatie te verstrekken over de aan de beleggingsproposities verbonden risico’s en [verweerders in conventie, eisers in reconventie] heeft die zorgplicht geschonden door na te laten de bij hem gerezen zorgen over [persoon 1] in elk geval op of kort na 19 januari 2005 met [eisers in conventie, verweerders in reconventie] te delen.
2.2. De stellingen van [verweerders in conventie, eisers in reconventie] in zijn nadere akten geven de rechtbank geen aanleiding op deze beslissingen terug te komen.
2.3. De thans primair door de rechtbank te beantwoorden vraag luidt of tegenover de onder 2.1. opgesomde, aan [verweerders in conventie, eisers in reconventie] toe te rekenen, omstandigheden aan [eisers in conventie, verweerders in reconventie] toe te rekenen omstandigheden staan, die eveneens aan het ontstaan van de schade hebben bijgedragen. Beslissend daarbij is of [eisers in conventie, verweerders in reconventie] zelf in de gegeven omstandigheden onvoorzichtig, onzorgvuldig of verkeerd heeft gehandeld, afgezet tegen de mogelijkheid dat [eisers in conventie, verweerders in reconventie] daardoor schade voor zichzelf zou kunnen doen ontstaan.
2.4. [eisers in conventie, verweerders in reconventie] heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de stellingen van [verweerders in conventie, eisers in reconventie] die samengevat erop neerkomen dat [eisers in conventie, verweerders in reconventie] een behoorlijke maatschappelijke positie bekleedde, dat [eisers in conventie, verweerders in reconventie] voldoende kennis van of ervaring met beleggen had of zich in contacten met derden (waaronder [persoon 1]) liet adviseren, alsmede dat [eisers in conventie, verweerders in reconventie] zich van de risico’s van beleggen bewust is geweest. De rechtbank laat de juistheid van deze stellingen om de navolgende reden in het midden. Uit het strafarrest van Gerechtshof Amsterdam van 20 juli 2007 (LJN: BB0037) valt af te leiden dat [persoon 1] vanaf 2003 de ingelegde gelden niet meer belegde, maar dat in wezen sprake was van “rondpompen” van gelden, waarmee [persoon 1] een grote beleggingspiramide heeft geconstrueerd, alsmede dat [persoon 1] een deel van de ingelegde gelden ten eigen bate heeft aangewend. Omdat er in de voor dit geding relevante periode in het geheel niet werd belegd, is de al dan niet bij [eisers in conventie, verweerders in reconventie] aanwezige kennis en ervaring op beleggingsgebied geen bruikbare maatstaf bij de toepassing van artikel 6:101 BW.
2.5. Een wel bruikbare maatstaf is de eigen verantwoordelijkheid die eenieder draagt voor de keuze zijn vermogen met het oog op het daarmee te behalen rendement op een bepaalde wijze te beleggen, waarop [verweerders in conventie, eisers in reconventie] zich heeft beroepen. Deze eigen verantwoordelijkheid geldt onverkort, dus ook in een geval als het onderhavige waarin in het geheel niet werd belegd, en kan met zich brengen dat de schade (deels) voor rekening van de benadeelde behoort te blijven. In dit verband is het volgende van belang.
2.6. Elk van eisers heeft - in privé - grote sommen geld uitgeleend aan een privépersoon tegen een vaste rentevergoeding, welke rentevergoeding een veelvoud van de toen geldende marktrente bedroeg, en die - tegen de achtergrond van door [persoon 1] te behalen beleggingsresultaten - werd gegarandeerd in een periode dat de hausse op de beurs lang verleden tijd was. Onder deze omstandigheden dwong de eigen verantwoordelijkheid [eisers in conventie, verweerders in reconventie] tot extra waakzaamheid, die ertoe had moeten leiden dat hij zich de nodige inspanning getroostte om de betrouwbaarheid en de risico’s van de voorgenomen belegging te onderzoeken. [eisers in conventie, verweerders in reconventie] heeft echter niet gesteld en ook overigens is niet gebleken dat hij zich deugdelijk ervan heeft vergewist - bijvoorbeeld aan de hand van accountants- en/of bankverklaringen, door inzage te vragen in balansen en door bewijsstukken te vragen van de beleggingen van de door hem uitgeleende bedragen - dat door [persoon 1] werd belegd en dat dit op een verantwoorde wijze gebeurde. Dit onvoorzichtige en onzorgvuldige handelen, erop neerkomende dat [eisers in conventie, verweerders in reconventie] zijn geld in blind vertrouwen aan [persoon 1] beschikbaar heeft gesteld, in plaats van (in de woorden van eerdergenoemd strafarrest van het Hof) kritische vragen te stellen en te blijven stellen, is een omstandigheid die [eisers in conventie, verweerders in reconventie] toe te rekenen is, in het bijzonder gelet op de schade die hij daardoor zou kunnen lijden en, naar hij thans stelt, ook daadwerkelijk heeft geleden. Dat mogelijk ruim 1.400 anderen op dezelfde wijze onvoorzichtig en onzorgvuldig hebben gehandeld, ontlast [eisers in conventie, verweerders in reconventie] niet.
2.7. De rechtbank is van oordeel dat de vergoedingsplicht van [verweerders in conventie, eisers in reconventie] dient te worden verminderd met 50% nu een verdeling van 50% - 50% evenredig is met de mate waarin de aan [verweerders in conventie, eisers in reconventie] enerzijds en [eisers in conventie, verweerders in reconventie] anderzijds toe te rekenen omstandigheden aan de schade hebben bijgedragen. De “billijkheidscorrectie” uit artikel 6:101 BW noopt niet tot een andere uitkomst. De verdeling van 50% - 50% geldt jegens iedere individuele eiser, nu hetgeen hiervoor onder 2.6. is verwoord, op ieder van hen van toepassing is.
2.8. In de genoemde schadeverdeling ligt besloten dat het in dit geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is om [verweerders in conventie, eisers in reconventie] onverkort alle nadeel te laten dragen. Met de onder 2.7. besproken vermindering van zijn vergoedingsplicht wordt aan dit bezwaar tegemoetgekomen. Toekenning van de per saldo resterende schadevergoeding aan [eisers in conventie, verweerders in reconventie] leidt in de gegeven omstandigheden niet tot kennelijk onaanvaardbare gevolgen, zodat de rechtbank het beroep van [verweerders in conventie, eisers in reconventie] op matiging op de voet van artikel 6:109 BW afwijst. Mede in dit verband opgeworpen kwesties zoals hoe groot de rol van [verweerders in conventie, eisers in reconventie] is geweest en of hij zelf heeft geprofiteerd van het optreden van [persoon 1], kunnen derhalve verder onbesproken blijven.
Afwikkeling faillissement van [persoon 1] en juridische stappen van Stichting belangenbehartiging gedupeerde beleggers [persoon 1]
2.9. Er zijn door partijen geen voldoende feiten of omstandigheden gesteld waaruit volgt dat er zicht is op enige uitkering uit de boedel voor concurrente schuldeisers, en dat is ook anderszins niet gebleken, zodat de rechtbank met een dergelijke uitkering bij dit vonnis geen rekening kan houden.
2.10. [verweerders in conventie, eisers in reconventie] heeft in zijn nadere akten aangevoerd dat de door de Vereniging Welbegrepen EigenBelang opgerichte stichting “Stichting belangenbehartiging gedupeerde beleggers [persoon 1]” juridische stappen heeft ondernomen tegen de betrokken banken, met name Fortis Bank (Nederland) N.V., in verband met hun (nalatige) optreden bij de beleggingen die via de bij deze banken aangehouden rekeningen van [persoon 1] liepen, en dat daarmee in dit geding rekening dient te worden gehouden. De rechtbank oordeelt daaromtrent als volgt.
2.11. Een eventuele (mede) aansprakelijkheid van de banken baat [verweerders in conventie, eisers in reconventie] in dit geding niet. Indien de banken worden verplicht tot vergoeding van dezelfde schade als [verweerders in conventie, eisers in reconventie], dan vloeit uit de hoofdregel van artikel 6:102 lid 1 BW immers voort dat [verweerders in conventie, eisers in reconventie] en de banken hoofdelijk zijn verbonden.
2.12. De rechtbank merkt ten overvloede op dat [eisers in conventie, verweerders in reconventie] krachtens het bepaalde in artikel 6:102 lid 2 BW van alle aansprakelijken tezamen niet meer kan vorderen dan hem zou zijn toegekomen als er slechts één aansprakelijke persoon was. De vrees van [verweerders in conventie, eisers in reconventie] dat [eisers in conventie, verweerders in reconventie] twee of meer keren vergoeding kan ontvangen van dezelfde schade, is dan ook ongegrond. Omdat in dit geding noch ter beoordeling staat welke vergoeding [eisers in conventie, verweerders in reconventie] uiteindelijk van alle aansprakelijken tezamen toekomt, noch of en in hoeverre [verweerders in conventie, eisers in reconventie] verhaal heeft op andere personen of instellingen voor het in verhouding tot die aansprakelijken eventueel teveel betaalde, behoeven deze onderwerpen hier geen verdere bespreking.
Schade
2.13. [eisers in conventie, verweerders in reconventie] heeft naar aanleiding van hetgeen in het tussenvonnis onder 5.15 is overwogen in zijn akte van 4 juli 2007 aangevoerd dat op de hoofdsommen niets is betaald en dat hij de laatste rentebetalingen ontving in februari 2005. [verweerders in conventie, eisers in reconventie] heeft dit niet gemotiveerd betwist.
2.14. [verweerders in conventie, eisers in reconventie] heeft in zijn antwoordakte van 24 oktober 2007 het standpunt betrokken dat (ook) de uitbetalingen die hebben plaatsgevonden vóór februari 2005 van belang zijn bij het bepalen van de nominale schade, omdat (kort gezegd) de ontvangen zeer hoge rendementen op de geldleningen – en in één geval de ontvangen provisie – op de gevorderde schade in mindering dienen te worden gebracht. [eisers in conventie, verweerders in reconventie] heeft zich hierover nog niet kunnen uitlaten. [eisers in conventie, verweerders in reconventie] zal nog in de gelegenheid worden gesteld een akte te nemen om daarin alsnog inhoudelijk te reageren op dit standpunt van [verweerders in conventie, eisers in reconventie], alsmede op de door hem in zijn akte genoemde bedragen van ontvangen betalingen. [verweerders in conventie, eisers in reconventie] krijgt geen gelegenheid meer om op deze akte te reageren. De akte van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] dient derhalve uitsluitend tot deze kwestie te worden beperkt.
Artikel 233 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)
2.15. Bij het eindvonnis zal de rechtbank oordelen over het verweer van [verweerders in conventie, eisers in reconventie] dat het eindvonnis niet uitvoerbaar bij voorraad dient te worden verklaard, althans dat aan de uitvoerbaarverklaring bij voorraad de voorwaarde moet worden verbonden dat door [eisers in conventie, verweerders in reconventie] op de voet van artikel 233 lid 4 Rv zekerheid wordt gesteld.
3. In conventie en reconventie
3.1. Iedere verdere beslissing in conventie en in reconventie wordt thans aangehouden.
4. De beslissing
De rechtbank
in conventie
4.1. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 19 november 2008 voor het nemen van een akte door [verweerders in conventie, eisers in reconventie] over uitsluitend hetgeen is vermeld onder 2.14.,
in conventie en reconventie
4.2. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.W.H. Vink, mr. M.M. Korsten-Krijnen en
mr. J.R. Branbergen als rechter-plaatsvervanger en in het openbaar uitgesproken op 8 oktober 2008.?