ECLI:NL:RBAMS:2008:BH2731

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 juli 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
387257
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Burenruzie en privacy-inbreuk door cameratoezicht

In deze zaak, die zich afspeelt in de Rechtbank Amsterdam, betreft het een burenruzie tussen eiseres [A] en gedaagde [B]. De eiseres vorderde dat gedaagde zijn camera's, die rondom zijn woning zijn geplaatst, zou verwijderen of zodanig fixeren dat haar huis en erf niet meer gefilmd konden worden. De rechtbank benadrukt dat beide partijen elkaars privacy dienen te respecteren en dat het maken van opnames van elkaars eigendommen met de grootste terughoudendheid moet gebeuren. De rechtbank constateert dat beide partijen blaam treft voor de escalatie van de situatie die heeft geleid tot deze rechtszaak.

De rechtbank heeft een deskundige ingeschakeld die heeft gerapporteerd dat de camera's van gedaagde niet in of uit kunnen zoomen en geen geluid opnemen. De rechtbank oordeelt dat in principe iedereen zijn eigen huis en erf mag filmen, zolang dit geen inbreuk maakt op de privacy van de buren. De rechtbank gaat er vanuit dat gedaagde zijn camera's niet zal verstellen om eiseres te tarten, wat onrechtmatig zou zijn.

De vordering van eiseres om de camera's te fixeren zodat er geen inbreuk op haar privacy kan plaatsvinden, wordt door de rechtbank afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de vordering te ver gaat en dat gedaagde het recht heeft om zijn eigen eigendommen te filmen, mits hij de privacy van eiseres respecteert. De rechtbank wijst de vorderingen van eiseres in zowel de hoofdzaak als het incident af en compenseert de proceskosten tussen partijen, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitgesproken op 23 juli 2008.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 387257 / HA ZA 08-12
Vonnis van 23 juli 2008
in de zaak van
[A],
wonende te [-],
eiseres in de hoofdzaak en in het incident,
procureur mr. J.C. Klompé,
tegen
1. [B],
wonende te [-],
2. [C],
wonende te [-],
gedaagden in de hoofdzaak, verweerders in het incident,
procureur mr. S.A. van der Sluijs.
Eiseres zal hierna [A] genoemd worden. Gedaagden zullen hierna gezamenlijk [B] (enkelvoud) genoemd worden.
1. De procedure
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 19 december 2007, met producties
- de conclusie van antwoord in incident, met producties
- de brief van 15 februari 2008 van deze rechtbank waarin de rechtbank partijen meedeelt een inlichtingencomparitie te gelasten
- het proces-verbaal van comparitie van 7 maart 2008
- de akte uitlating alsmede vermindering van eis van [A], met productie
- de akte uitlating deskundigenbericht van [B], met productie.
1.2 Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1 [A] woont sinds 1992 aan [-] te [-]. [B] woont sinds 2005 aan [-] te [-].
2.2 De huizen van [A] en van [B] zijn gescheiden door een dubbele oprit met geschakelde garages. Op de oprit van [B] is als afscheiding met de oprit van [A] in februari 2007 een twee meter hoge schutting gemonteerd.
2.3 Vanaf medio 2006 zijn partijen in een burenruzie verzeild geraakt. [B] verwijt [A] onder andere dat haar kinderen hinder veroorzaken, dat zij van zijn huis foto’s maakt en dat zij haar auto deels op zijn oprit parkeert. [A] verwijt [B] onder meer dat hij in november 2006 camera’s aan zijn huis heeft bevestigd waarmee hij haar bespiedt, dat hij een (dummy-)camera achter zijn raam heeft geplaatst, en dat hij haar bedreigt.
2.4 Op 8 juli 2007 heeft een handgemeen tussen partijen plaatsgevonden naar aanleiding van het feit dat [A] foto’s maakte / wilde maken van de wijze waarop [B] zijn auto had geparkeerd. Partijen hebben hierna over en weer aangifte gedaan van mishandeling.
2.5 Op de onder 1.1 vermelde comparitie van partijen zijn partijen overeengekomen gezamenlijk een door de rechtbank aan te wijzen deskundige te benaderen teneinde deze opdracht te geven in een schriftelijke rapportage antwoord te geven op een aantal in het proces-verbaal van comparitie vastgelegde vragen. De deskundige [D] heeft bij brief van 2 juni 2008 gerapporteerd over de camera’s die aan het huis van [B] zijn bevestigd. Uit zijn rapportage blijkt – zakelijk weergegeven - het volgende:
- De camera’s die aan het huis van [B] zijn bevestigd zijn ‘fixed’ en kunnen dus niet in of uitzoomen.
- De camera’s zijn niet voorzien van een microfoon en kunnen alleen maar beelden naar een harddisk recorder sturen en geen geluiden.
- De camera’s zijn voorzien van een gefixeerde beugel en zijn dus niet verstelbaar, mits er niet met een ladder bij de camera geklommen wordt.
- De camera’s hebben geen extra definitieve fixatie nodig daar het al gaat om camera’s op een vast statief en deze niet makkelijk te benaderen zijn (vanaf het maaiveld).
3. De vordering
3.1 [A] vordert - samengevat, nadat zij naar aanleiding van het deskundigenbericht haar eis heeft verminderd – in de hoofdzaak:
- [B] te veroordelen tot fixatie van de camera’s aan zijn woning, zodanig dat beelden niet kunnen worden opgenomen van het huis of het erf van [A] of de daarvoor gelegen openbare weg, met overlegging van bewijsstukken van deze fixatie; en
- [B] te verbieden gebruik te maken van verplaatsbare camera’s achter ramen die vanaf het erf en de woning van [A] en de daarvoor gelegen openbare weg waarneembaar zijn;
alles op straffe van een dwangsom.
3.2 [A] stelt daartoe dat [B] door middel van de camera’s inbreuk maakt op haar privacy en aldus onrechtmatig jegens haar handelt. Zij betoogt dat [B] de camera’s met het oog daarop verstelt en dat de foto’s die zijn gevoegd bij het rapport van de deskundige een ander camerabereik aantonen ten opzichte van de foto’s die [B] bij antwoord heeft overgelegd. [B] heeft de camera’s voorafgaand aan het onderzoek van de deskundige in voor hem gunstige zin bijgesteld, aldus [A].
3.3 [A] vordert in het incident bij wijze van voorlopige voorziening – samengevat - dat [B] zal worden veroordeeld de camera’s te verwijderen althans deze zodanig in te stellen dat daarmee niet langer beelden kunnen worden opgenomen van het huis of het erf van [A] of de daarvoor gelegen openbare weg, op straffe van een dwangsom.
3.4 [A] legt aan haar incidentele vordering de stellingen ten grondslag die zij in de hoofdzaak naar voren heeft gebracht.
3.5 Ter gelegenheid van de comparitie hebben partijen ermee ingestemd dat de rechtbank gelijktijdig in het incident en in de hoofdzaak vonnis wijst.
4. Het verweer
4.1 [B] voert – in het incident en in de hoofdzaak - verweer. [B] stelt dat hij de camera’s door een erkend beveiligingsbedrijf heeft doen installeren uit oogpunt van beveiliging van zijn eigendommen, dat de camera’s zodanig zijn afgesteld dat het doel van beveiliging van zijn erf en eigendommen wordt gerealiseerd, dat er geen sprake is van verplaatsbare camera’s, en dat de deskundige genoegzaam heeft aangetoond dat de camera’s geen inbreuk maken op de privacy van [A]. Van onrechtmatig handelen is dan ook volgens [B] geen sprake.
5. De beoordeling
in het incident en in de hoofdzaak
5.1 De rechtbank stelt voorop dat partijen elkaars privacy dienen te respecteren en slechts met de grootste terughoudendheid en zonder inbreuk op elkaars privacy foto’s of opnames mogen maken van elkaars huis of erf. Evenzeer dienen partijen zich te onthouden van grievende uitlatingen, mishandelingen en hinder. Beide partijen zullen hier in het vervolg rekening mee dienen te houden. Beide partijen treft in dit verband blaam.
5.2 [B] heeft ter gelegenheid van de comparitie verklaard dat de camera’s het huis en de tuin van [A] niet filmen. [A] heeft in haar akte na het deskundigenbericht niet (meer) betwist dat haar huis of erf met de camera’s zoals die thans zijn bevestigd niet waarneembaar zijn. Voorts is komen vast te staan dat de bij [B] in huis (voor het raam richting het erf van [A]) geplaatste camera een dummy-camera is. [B] heeft ter gelegenheid van de comparitie toegezegd dat de dummy-camera niet voor een van de ramen in de zijgevel van zijn huis zal worden geplaatst. Deze stand van zaken baart de rechtbank dan ook geen zorgen. Wel gaat de rechtbank ervan uit dat [B] zich houdt aan hetgeen hij ter comparitie heeft verklaard en toegezegd.
5.3 Ter beantwoording staat of [B] met de door hem geplaatste camera’s onrechtmatig jegens [A] handelt. Naar aanleiding van het deskundigenbericht is van onrechtmatig handelen door [B], in elk geval in de huidige situatie, niet gebleken.
5.4 Ten aanzien van de verplaatsbare camera – waarover de deskundige zich niet heeft uitgelaten – staat vast dat het een dummy-camera betreft, zodat [A] geen belang heeft bij haar vordering. Daar komt bij dat de vordering te breed is verwoord. Het staat [B] in beginsel vrij – bijvoorbeeld om uitsluitend zijn oprit te filmen - camera’s in zijn huis te plaatsen achter een raam dat vanaf het huis van [A] of vanaf de straat waarneembaar is. De rechtbank zal om deze redenen deze vordering afwijzen. Wel wordt opgemerkt dat waar (dummy-)camera’s geplaatst worden met als enige doel [A] te tarten, dit onrechtmatig jegens haar zou kunnen zijn, zodat [B] zich van dergelijk gedrag zal dienen te onthouden.
5.5 [A] heeft – ook na de bevindingen van de deskundige – haar vordering gehandhaafd, nu zij vreest dat [B] de camera’s zal verstellen. Zij vordert daarom dat de camera’s zodanig worden gefixeerd dat geen inbreuk op haar privacy kan worden gemaakt. Ter beantwoording staat in dit verband of de door [A] gevorderde fixatie in redelijkheid kan worden gerealiseerd.
5.6 De deskundige heeft in zijn brief van 2 juni 2008 te kennen gegeven dat hij de vraag om suggesties te doen voor een mogelijke definitieve fixatie van de posities van de vier camera’s niet snapte, omdat de camera’s niet makkelijk te benaderen zijn vanaf het maaiveld. De rechtbank acht dit standpunt – vanuit het oogpunt van beveiliging – begrijpelijk. [A] wenst echter te bewerkstelligen dat de camera’s nooit kunnen worden versteld, zodat [B] met deze camera’s nooit inbreuk op haar privacy kan maken.
5.7 Deze vordering gaat naar het oordeel van de rechtbank te ver. [A] heeft – terecht - het recht van [B] erkend om zijn eigen huis en erf te filmen. De deskundige heeft vastgesteld dat de camera’s zijn voorzien van een gefixeerde beugel en dus niet verstelbaar zijn. De rechtbank begrijpt dit aldus, dat de camera’s slechts verstelbaar zijn indien een monteur een ladder beklimt en met gereedschap de gefixeerde beugel losschroeft. Het staat [B] vrij zijn camera’s aldus te verstellen, mits hij daarbij geen inbreuk maakt op de rechten van [A].
5.8 [A] heeft niet gesteld welke maatregelen nodig zijn om het door haar gevorderde uit te voeren met inachtneming van het recht van [B] om zijn eigen huis en erf te filmen. De camera’s mogen op zichzelf in stand worden gehouden; zij kunnen op elk moment (met het vereiste gereedschap) worden versteld en dit geldt ongeacht de eventuele maatregelen om de camera’s te fixeren; en de camera’s mogen worden versteld mits de rechten van [A] worden gerespecteerd. Onder deze omstandigheden valt niet in te zien hoe het door [A] gevorderde kan worden uitgevoerd.
5.9 Tegen deze achtergrond is de vordering onvoldoende concreet en daarom onuitvoerbaar. De rechtbank zal de vordering dan ook afwijzen.
5.10 Nu de rechtbank de vorderingen in de hoofdzaak zal afwijzen, zal de rechtbank ook de vordering in het incident afwijzen.
5.11 In de bijzondere omstandigheden van dit geval ziet de rechtbank aanleiding de proceskosten te compenseren als hierna te melden. In dit verband overweegt de rechtbank dat het beide partijen is aan te rekenen dat deze zaak zo is geëscaleerd. Dat ook [B] zich daarbij niet onbetuigd heeft gelaten, blijkt onder meer uit een rekening voor niet opgeruimde knikkers, de door [A] overgelegde correspondentie, een weigering tot overleg met de wijkagent, klachten over ballonresten na een kinderfeestje, het onder 2.4 vermelde handgemeen, de Loesje-poster over een echtscheiding, en de dummy-camera.
5.12 De rechter, ten overstaan van wie de comparitie is gehouden, heeft dit vonnis niet kunnen wijzen om organisatorische redenen.
6. De beslissing
De rechtbank
in het incident
6.1 wijst de vordering af,
6.2 compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
in de hoofdzaak
6.3 wijst de vorderingen af,
6.4 compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.S. Frakes en in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2008.?