ECLI:NL:RBAMS:2008:BH1652

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08-2190 AW
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T.P.J. de Graaf
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing sollicitatie politieambtenaar zonder verband met lidmaatschap ondernemingsraad

In deze zaak heeft eiser, een politieambtenaar, op 30 november 2007 gesolliciteerd naar de functie van buurtregisseur B. Zijn sollicitatie werd afgewezen op basis van een briefselectie, waarbij zijn motivatie en oriëntatie lager scoorden dan die van andere kandidaten. Eiser betwistte de afwijzing en stelde dat deze niet in overeenstemming was met de primaire besluiten van 8 en 21 januari 2008, die elkaar volgens hem tegenspraken. Hij vermoedde dat zijn lidmaatschap van de ondernemingsraad een rol speelde in de afwijzing.

De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de sollicitatie een besluit was waartegen bezwaar en beroep mogelijk was, en dat verweerder eiser terecht had ontvangen in zijn bezwaar. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de sollicitatie op redelijke gronden was gebaseerd en dat er geen bewijs was voor een verband tussen de afwijzing en het lidmaatschap van de ondernemingsraad. De rechtbank vond dat de selectieprocedure in overeenstemming was met het Dienstvoorschrift en dat de keuze van de selectiecommissie niet kennelijk onredelijk was.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak werd gedaan op 12 december 2008 door mr. T.P.J. de Graaf, in tegenwoordigheid van mr. V.M. Behrens, griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 08/2190 AW
uitspraak van de enkelvoudige kamer
in de zaak tussen:
[eiser]
wonende te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde mr. G.M. Terlingen,
en
de korpsbeheerder van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland,
verweerder,
gemachtigde mr. A. de Leeuw.
1. Procesverloop
Bij primaire besluiten van 8 januari 2008 respectievelijk 21 januari 2008 heeft verweerder eiser medegedeeld dat de sollicitatieprocedure niet verder wordt voortgezet. Tegen beide besluiten heeft eiser tijdig bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 29 april 2008 heeft verweerder, onder overneming van het advies van de hoorcommissie, het door eiser gemaakte bezwaar tegen de primaire besluiten ongegrond verklaard (hierna: het bestreden besluit). Bij brief van 2 juni 2008 is tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 november 2008. Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
2. Overwegingen
Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden.
Eiser, sinds vele jaren werkzaam bij de politie, laatstelijk als buurtregisseur A, heeft op 30 november 2007 gesolliciteerd naar de functie van buurtregisseur B. Op grond van een briefselectie is die sollicitatie definitief afgewezen. Deze afwijzing is gehandhaafd bij het bestreden besluit. De (gehandhaafde) afwijzing berust op het oordeel dat eiser weliswaar voldoet aan alle gestelde eisen betreffende de vacature, maar de sollicitatiebrief van eiser scoort op de onderdelen motivatie en oriëntatie lager dan de andere drie sollicitanten.
Tussen partijen is niet in geding, en de rechtbank ziet ook ambtshalve geen aanleiding voor een ander oordeel, dat de afwijzing van de sollicitatie van eiser ingevolge artikel 8:4, aanhef en onder d, van de Awb alsmede de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB 15 november 2006, LJN: AZ3047; TAR 2007/26), een besluit is waartegen bezwaar en beroep mogelijk is zodat verweerder eiser terecht heeft ontvangen in zijn bezwaar.
Met betrekking tot het niet voortzetten van de sollicitatieprocedure overweegt de rechtbank dat ingevolge vaste jurisprudentie van de CRvB (CRvB 21 juli 2005, LJN: AT9896; TAR 2005/141) een dergelijke beslissing het resultaat is van een afwegingsproces van de capaciteiten van de sollicitant tegen de achtergrond van de vereisten die voor de desbetreffende functie zijn gesteld. De toetsing van een besluit als het onderhavige is dan ook terughoudend. Beoordeeld moet worden of gezegd moet worden dat het bestuursorgaan niet in redelijkheid tot zijn keuze heeft kunnen komen, waarbij de besluitvorming uiteraard wel de toets van het zorgvuldigheidsbeginsel moet kunnen doorstaan en meeweegt of er reden is te vermoeden dat afwijzing van de sollicitatie van de betrokken ambtenaar op andere gronden is gebaseerd dan op een onbevangen oordeel omtrent diens geschiktheid voor de functie.
Het door verweerder met betrekking tot sollicitatie en selectie gehanteerde beleid is neergelegd in Dienstvoorschrift nr. 3.00.5 (hierna: het Dienstvoorschrift). Blijkens paragraaf 2.1 en onder 1, van het Dienstvoorschrift kan de selectiecommissie bij meer dan drie sollicitanten voor een functie kiezen voor het bepalen van een oproepvolgorde middels briefselectie. Op grond van paragraaf 2.2 en onder 3, van het Dienstvoorschrift wordt op basis van de ingekomen sollicitatiebrief en het curriculum vitea gecontroleerd of de sollicitant voldoet aan de harde criteria. Bij het niet voldoen aan deze harde criteria wordt de sollicitant niet toegelaten tot de selectieprocedure. Voorts is in paragraaf 2.2 en onder 5, van het Dienstvoorschrift beschreven dat sollicitaties plaatsvinden door middel van het insturen van een sollicitatiebrief en een curriculum vitea. Bij het bepalen van de geschiktheid en voorkeursvolgorde door deelname aan de eerste gespreksronde wordt gekeken naar de vraag in hoeverre de sollicitant voldoet aan de gestelde functie-, opleidings- en ervaringseisen en naar overige kwalificaties die betrokkene geschikt maken voor de functie. Het doel is het selecteren van een aantal van de meest geschikte sollicitanten. Er is geen vaste regel voor het aantal sollicitanten dat na de briefselectie voor verdere deelname aan de selectie wordt uitgenodigd. Als gevolg van het aantal binnengekomen sollicitatiebrieven kunnen kandidaten die op zich geschikt zijn, niet worden uitgenodigd voor verdere selectie. Op grond van paragraaf 2.2 en onder 7, van het Dienstvoorschrift dienen alle stukken betreffende de afgewezen sollicitanten gedurende één jaar te worden bewaard bij het onderdeel onder wier gezag de selectie is uitgevoerd.
Eiser betoogt dat de primaire besluiten van 8 januari 2008 respectievelijk 21 januari 2008 zich in onderling verband bezien niet tot elkaar verhouden. Immers, in het besluit van 8 januari 2008 wordt eiser afgewezen op basis van motivatie en inhoudelijke presentatie terwijl in het besluit van 21 januari 2008 wordt gesteld dat hij voldoet aan de gestelde eisen, maar in vergelijking met de overige sollicitanten de zwakste motivatie in zijn sollicitatiebrief heeft verwoord. Eiser meent een sterke sollicitatiebrief te hebben geschreven en kan zijn brief niet vergelijken met die van de overige sollicitanten. Eiser heeft, gelet op zijn lidmaatschap van de ondernemingsraad, het vermoeden dat de afwijzing berust op geheel andere gronden dan verwoord in het bestreden besluit. Een aanwijzing hiervoor is dat van de vier sollicitanten er maar drie zijn uitgenodigd om te verschijnen voor de selectiecommissie. De afwijzing is in strijd met het Dienstvoorschrift.
De rechtbank kan eiser niet volgen in zijn standpunt dat de primaire besluiten van 8 januari 2008 respectievelijk 21 januari 2008 zich in onderling verband bezien niet tot elkaar verhouden. De rechtbank beschouwt de brief van 21 januari 2008 als een aanvulling op het besluit van 8 januari 2008. Het betreft immers een definitieve afwijzing, die is gebaseerd op de motivatie zoals verwoord in de sollicitatiebrief, van de sollicitatie van eiser. Het feit dat in het besluit van 21 januari 2008 staat vermeld dat eiser voldoet aan alle gestelde eisen betreffende de vacature maakt de definitieve afwijzing dan ook niet anders.
Anders dan eiser is de rechtbank van oordeel dat verweerder overeenkomstig het bepaalde in het Dienstvoorschrift de selectieprocedure heeft gevoerd. Het staat de selectiecommissie immers vrij om uit de binnengekomen sollicitatiebrieven op basis van de zogenoemde harde functie-eisen een selectie te maken van de meest geschikte kandidaten met wie vervolgens een gesprek zal worden gevoerd. In het onderhavige geval waren er vier kandidaten, waaronder eiser, die aan de harde functie-eisen voldeden, waarvan de selectiecommissie er drie heeft uitgenodigd. Aan eiser moet worden toegegeven dat de samenstelling van die drie er ook anders uit had kunnen zien. Echter, nu er in het Dienstvoorschrift niets is bepaald omtrent een oproepvolgorde acht de rechtbank de handelswijze van de selectiecommissie niet kennelijk onredelijk.
Gebleken is dat het door de selectiecommissie gehanteerde score-formulier niet bewaard is gebleven. Het enkel niet bewaren van het score-formulier maakt de sollicitatieprocedure nog niet onzorgvuldig. Uit de door de voorzitter van de selectiecommissie gegeven toelichting tijdens de hoorzitting in bezwaar blijkt dat de sollicitatiebrieven van de sollicitanten per criterium met een plus of een min zijn beoordeeld. Gebleken is dat de sollicitatiebrief van eiser met 1 plus is beoordeeld terwijl de brieven van de andere sollicitanten respectievelijk met 3 of 5 plussen zijn beoordeeld. Ondanks het feit dat eiser meent dat hij een sterke sollicitatiebrief heeft geschreven is het niet aan de rechtbank om zijn brief met die van de andere sollicitanten te vergelijken en zo de briefselectie over te doen. De rechtbank dient immers, zoals hiervoor overwogen, te beoordelen of het bestuursorgaan in het onderhavige geval in redelijkheid heeft kunnen besluit om de sollicitatie af te wijzen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder dit op grond van het voorgaande in redelijkheid kunnen doen.
Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat er enig verband bestaat tussen zijn lidmaatschap van de ondernemingsraad en het thans besteden besluit. Van schending van artikel 21 van de Wet op de ondernemingsraden is de rechtbank dan ook niet gebleken (zie CRvB 10 juli 2008, LJN: BD8522).
Het beroep is ongegrond. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of om te bepalen dat het griffierecht moet worden vergoed.
3. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 12 december 2008 door mr. T.P.J. de Graaf, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. V.M. Behrens, griffier,
en bekend gemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum.
de griffier, de rechter,
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan gedurende zes weken na toezending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep te Utrecht.
Afschrift verzonden op:
DOC: B